Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de aanleg van een steiger voor houseboats aan de Mookerplas. De eisers, drie bewoners van nabijgelegen percelen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar. Het eerste besluit, genomen op 19 februari 2021, verklaarde het bezwaar van eisers tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning ongegrond. Het tweede besluit, van 20 juli 2021, wees het verzoek van eisers om handhavend op te treden af. De rechtbank heeft op 13 oktober 2022 de zitting gehouden, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en de verweerder en vergunninghouder door hun respectieve gemachtigden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vergunninghouder een aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend voor het bouwen van een aanlegsteiger, en dat deze vergunning van rechtswege is verleend omdat de gemeente niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft vervolgens de vraag behandeld of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Dit is van belang voor de ontvankelijkheid van hun beroep. De rechtbank concludeert dat eisers, gezien de afstand van hun percelen tot de bouwlocatie en het gebrek aan zicht op de steiger, onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van de bouw en het gebruik van de steiger.
Daarom heeft de rechtbank de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.