ECLI:NL:RBLIM:2022:9155

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/1007, ROE 21/1008, ROE 21/1009 en ROE 21/2965
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over omgevingsvergunning voor aanlegsteiger voor houseboats en belanghebbendheid van eisers

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de aanleg van een steiger voor houseboats aan de Mookerplas. De eisers, drie bewoners van nabijgelegen percelen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar. Het eerste besluit, genomen op 19 februari 2021, verklaarde het bezwaar van eisers tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning ongegrond. Het tweede besluit, van 20 juli 2021, wees het verzoek van eisers om handhavend op te treden af. De rechtbank heeft op 13 oktober 2022 de zitting gehouden, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en de verweerder en vergunninghouder door hun respectieve gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vergunninghouder een aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend voor het bouwen van een aanlegsteiger, en dat deze vergunning van rechtswege is verleend omdat de gemeente niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft vervolgens de vraag behandeld of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Dit is van belang voor de ontvankelijkheid van hun beroep. De rechtbank concludeert dat eisers, gezien de afstand van hun percelen tot de bouwlocatie en het gebrek aan zicht op de steiger, onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van de bouw en het gebruik van de steiger.

Daarom heeft de rechtbank de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21/1007, ROE 21/1008, ROE 21/1009 en ROE 21/2965

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 november 2022 in de zaken tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] te [woonplaats 1] , eisers

(gemachtigde: mr. P.M. Tummers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Heno).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [woonplaats 2]
(gemachtigde: mr. T. Tuenter).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een aanlegsteiger voor het aanmeren van housboats aan de Mookerplas, ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld (ROE 21/1007 t/m ROE 21/1009).
Bij besluit van 20 juli 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder verzoek van eisers om handhavend op te treden afgewezen.
Tegen het bestreden besluit II is door eisers, met instemming van verweerder, rechtsreeks beroep ingesteld bij de rechtbank (ROE 21/2965).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in alle zaken heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Namens eisers is verschenen hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder is verschenen zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding.
1. Verweerder heeft op 2 juli 2020 van vergunninghouder een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van een aanlegsteiger voor het aanmeren van housboats aan de Mookerplas nabij jachthaven [naam jachthaven] aan de [adres] te [plaats] . Aangezien verweerder niet (tijdig) heeft beslist op deze aanvraag is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend. De van rechtswege verleende vergunning is op 25 september 2020 gepubliceerd. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Bij brief van 9 mei 2021 hebben eisers verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen met het bestemmingsplan ‘Mookerplas e.o. 1e herziening’ strijdig gebruik (het aanmeren van houseboats) van het perceel [adres] te [plaats] (de Jachthaven).
Bij het bestreden besluit II heeft verweerder voormeld verzoek van eisers afgewezen.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat onderhavige activiteit (het bouwen van een aanlegsteiger) in overeenstemming is met het bestemmingsplan ‘Mookerplas e.o. 1e herziening’. In dit verband stelt verweerder dat de aanlegsteiger dient voor drijvende housboats die ook geschikt zijn om mee te varen en niet permanent bewoond worden. Met betrekking tot het handhavingsverzoek stelt verweerder dat geen sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik van de jachthaven. In dit verband stelt verweerder dat een houseboat dient te worden aangemerkt als een pleziervaartuig als bedoeld in de Wet pleziervaartuigen 2016. In zijn verweerschrift van 16 juni 2021 stelt verweerder zich bovendien op het standpunt dat eisers niet als belanghebbende aangemerkt kunnen worden.
3. Eisers voeren in beroep aan -kort samengevat- dat onduidelijk is aan wie de vergunning is afgegeven: de Stichting Jachthaven of [naam vergunninghouder] (vergunninghouder). Voorts stellen eisers dat, gelet op de hoogte van de investeringen, een Bibob-onderzoek plaats had moeten vinden. Eisers zijn verder van mening dat onderhavige activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. In dit verband stellen eisers dat een houseboat geen boot is maar een recreatiebungalow. Ten slotte stellen eisers dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de overlast vanwege de nabijheid en grootschaligheid van het (bouw)plan voor omwonenden (waaronder eisers). In zake hun handhavingsverzoek stellen eisers dat de houseboats direct zijn aangesloten op de openbare nutsvoorzieningen zoals gas, water, licht en riool en derhalve niet zijn aan te merken als boot in de zin van de jachthaven, maar als een drijvende caravan, waartoe het bestemmingsplan geen ruimte biedt. Als men wil varen dient men, volgens eisers, afzonderlijk een boot/vaartuig te huren.
Kunnen eisers als belanghebbende worden aangemerkt ?
4. Voordat de rechtbank het geschil inhoudelijk kan beoordelen dient zij na te gaan of eisers als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van vaste jurisprudentie [1] geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit, die het besluit toestaat, in beginsel als belanghebbende wordt aangemerkt. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken, wordt geen belanghebbendheid aangenomen. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5. Blijkens de gedingstukken bedragen de afstanden van de percelen van eisers tot de bouwlocatie (de aanlegsteiger) respectievelijk ongeveer: 90 meter ( [eiser 3] ), 59 meter ( [eiser 1] ) en 41 meter ( [eiser 2] ). De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers gelet op de ligging van hun percelen ten opzichte van de locatie van de ontwikkeling (bouwen aanlegsteiger) geen of zeer beperkt zicht hebben op de (inmiddels gerealiseerde) steiger vanuit hun woning door het natuurlijk talud, bosschage en hoge bomen ter plaatse. De rechtbank is van oordeel dat eisers, gelet op het vorenstaande, aannemelijk moeten maken dat er desondanks wel degelijk gevolgen van enige betekenis zijn voor hen.
Eisers hebben daartoe aangevoerd dat er sprake is van gevolgen van enige betekenis voor hen, omdat als gevolg van de bouw van de aanlegsteiger er meer verkeer langs hun percelen zal komen. De toegangsweg tot aan de haven loopt langs hun percelen. Het gebruik van de aanlegsteigers en de houseboats zal dus, volgens eisers, wel degelijk impact hebben op hun woon- en leefomgeving.
6. Over het gebruik van de ‘toegangsweg’ door autoverkeer overweegt de rechtbank dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de gebruiksintensiteit van deze weg als gevolg van het bouwen van de aanlegsteiger is toegenomen en/of dat hierdoor sprake zou zijn van geluidsoverlast. In dit verband overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat de parkeerplaats voor de jachthaven niet is gelegen aan de toegangsweg maar verder van de percelen van eisers vandaan. Bij de aanlegsteiger bevindt zich slechts een enkele parkeerplaats, zodat niet aannemelijk is dat veel huurders/gebruikers van de houseboats van deze weg gebruik zullen maken. Met betrekking tot de gestelde geluidsoverlast is van belang dat eisers deze stelling niet hebben onderbouwd en dat verweerder ter zitting, onweersproken, heeft verklaard dat hierover bij de gemeente geen klachten of handhavingsverzoeken zijn binnengekomen.
7. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat voor hen sprake is van gevolgen van enige betekenis als gevolg van de bouw en het gebruik van de aanlegsteiger voor het aanmeren van houseboats. Dit betekent dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
8. Met betrekking tot het verzoek om handhaving van eisers is voorts nog van belang dat op grond van vaste jurisprudentie [2] de afwijzing door verweerder van een verzoek om handhaving geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, wanneer de eiser geen belanghebbende is.
Conclusie.
9. De beroepen van eisers moeten niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat zij geen belanghebbende zijn. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten (voorzitter), en mr. J.M.E. Kessels en
mr. G.J. Krens, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 november 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2021:499.
2.bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2022:2475.