5.3De rechtbank stelt vast dat de overtreding van vergunningvoorschrift 8.1.7 door partijen niet is betwist.
Sluit het gordijn de ventilatiewand (volledig) af en heeft het een dichtheid van 100%?
6. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat aan artikel 8.1.2 wordt voldaan, omdat bij de opleveringscontrole van 23 januari 2015 is vastgesteld dat dit ventilatiegordijn rondom de bouwkundige constructie strak afsluit. Tijdens deze controle is met een rookproef bevestigd dat het ventilatiegordijn een dichtheid van 100% heeft. Op
17 november 2020 is gezien dat het ventilatiegordijn strak afsluit en niet is beschadigd en dat het systeem een mogelijke storing signaleert.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet kunnen stellen dat wordt voldaan aan artikel 8.1.2, omdat hij dit onvoldoende heeft onderzocht. Uit de controle van
23 januari 2015 blijkt niet dat het ventilatiegordijn 100% afsluit, aangezien blijkens het controlerapport tijdens deze controle enkel middels een rookproef is aangetoond dat de nok over de juiste lengte adequaat is dicht gezet. Wel is tijdens deze controle nogmaals de bouwkundige aansluiting van het afdichtingsdoek bekeken en geconstateerd dat het doek rondom strak sluit tegen de bouwkundige constructie en aan de kopse zijden extra flappen heeft van hetzelfde materiaal als het doek. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee destijds heeft aangetoond dat het ventilatiegordijn volledig afgesloten is, maar niet of het een dichtheid van 100% heeft. Dit heeft verweerder nadien niet getest door middel van bijvoorbeeld een rookproef, zoals de bezwaarschriftencommissie in het advies ook heeft geconcludeerd. Dat op 17 november 2020 (ná het bestreden besluit) door een toezichthouder en jurist van verweerders gemeente is gezien dat het ventilatiegordijn strak afsluit is niet (nader)onderbouwd, bijvoorbeeld met foto’s. Voorts blijkt niet dat op dat moment is geconstateerd dat het ventilatiegordijn een dichtheid van 100% heeft. Er kan bijvoorbeeld een beschadiging en/of kier aanwezig zijn, die met het oog niet waarneembaar is. Gelet op het voorgaande slaagt het betoog van eiser.
Sluit het gordijn de ventilatiewand af bij noordoostenwind?
8. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat aan de voorschriften 8.1.5 en 8.1.6 is voldaan, aangezien de bedieningscomputer wordt aangestuurd door een weerstation en het ventilatiegordijn bij een bepaalde windrichting en -snelheid automatisch opent en sluit. Het systeem blijft up-to-date doordat vergunninghouder een onderhoudsabonnement heeft afgesloten met de leverancier van de bedieningscomputer. Verweerder kan inloggen en heeft ook ingelogd op de computer en gezien dat het ventilatiegordijn is gesloten als niet is voldaan aan de in voorschrift 8.1.5 gestelde windrichting en -snelheid.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op de vraag of voldaan is aan de voorschriften 8.1.5 en 8.1.6, terwijl eiser wel hierom had verzocht en de commissie dit had geadviseerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder wel aangegeven handhavend op te treden omdat het ventilatiesysteem niet voorziet in het kunnen teruglezen van de werking van het ventilatiesysteem over de laatste drie maanden, zoals opgenomen in voorschrift 8.1.7. Het uitlezen gebeurt door het uitdraaien of inzien van de windsnelheid, -richting en opening van het ventilatiegordijn en daardoor kan gecontroleerd worden of de ventilatiewand enkel geopend is als voldaan is aan de in voorschrift 8.1.5 genoemde windrichting. Nu niet betwist is dat vergunninghouder voorschrift 8.1.7 heeft overtreden, is de rechtbank van oordeel dat niet bepaald kan worden of voldaan is aan de eis van voorschrift 8.1.5 (onder de eerste bullet). Dit betekent dat het bestreden besluit ook op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Ter zitting heeft verweerder de toezegging gedaan dat de volgende keer dat een toezichthouder de inrichting controleert foto’s gemaakt zullen worden van de (volledige) afsluiting van het ventilatiegordijn en er tevens een uitdraai van de metingen van het ventilatiesysteem via de bedieningscomputer in het controleverslag bijgevoegd zal worden. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder dit daadwerkelijk zal doen.
Is de ventilatiewand geopend bij minder dan 5 Pa en is een drukmeter aanwezig?
10. Verweerder stelt in het verweerschrift dat een onderdruk niet realistisch is, omdat er geen drukverschil bestaat tussen de buitenlucht en de stal. De stal is immers aan één zijde altijd open. Enkel het weerstation geeft de luchtdruk aan.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft gecontroleerd of, zoals in voorschrift 8.1.5 is voorgeschreven, de ventilatiewand enkel geopend is als de onderdruk binnen stal 4 5 Pa of meer bedraagt. Verweerder was hiertoe wel gehouden, aangezien deze eis in voorschrift 8.1.5 (onder de tweede bullet) is opgenomen en eiser van mening is dat hieraan niet wordt voldaan. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat in dat geval uit de omgevingsvergunning inderdaad volgt dat de onderdruk 5 Pa of meer moet bedragen. Uit de controlerapporten blijkt echter niet dat verweerder heeft gecontroleerd of de ventilatiewand enkel is geopend als de onderdruk 5 Pa of meer bedraagt. Dit betekent dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of vergunninghouder voldoet aan voorschrift 8.1.5 (onder de tweede bullet). Verweerder heeft ter zitting verder aangegeven dat geconstateerd is dat een drukmeter aanwezig is en heeft toegezegd dat er bij een volgende controle foto’s van de drukmeter gemaakt zullen worden die bij het controlerapport gevoegd zullen worden. Het voorgaande betekent dat ten tijde van het bestreden besluit (en ook nu nog) er niet zonder meer vanuit gegaan kan worden dat een drukmeter aanwezig was (is), terwijl dit wel verplicht is op grond van voorschrift 8.1.6. Het betoog van eiser slaagt daarom.
Het (opnieuw) stellen van vergunningvoorschriften als maatwerkvoorschriften?
12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het geen doel treft om op dit moment de maatwerkvoorschriften opnieuw te stellen, omdat deze van kracht blijven tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Verweerder heeft ondubbelzinnig in het verweerschrift (in bezwaar) van 28 april 2020 en in de brief bekendmaking beslissing op bezwaar van 20 augustus 2020 toegezegd dat de maatwerkvoorschriften opnieuw zullen worden gesteld.
13. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat, gelet op artikel 2.8a van het Activiteitenbesluit, de geurvoorschriften van de revisievergunning van 10 januari 2013, zoals gewijzigd door de Afdeling en daarna opgenomen in de omgevingsvergunning, worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften tot het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Evenmin is niet langer betwist dat verweerder op grond van artikel 2.7a, vierde lid, onder c, van de Activiteitenbesluit bevoegd is maatwerkvoorschriften voor de inrichting te stellen.