ECLI:NL:RBLIM:2022:9015

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
03.066700.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens drugshandel en voorbereiding van productie van synthetische drugs

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van de productie van (meth)amfetamine, het voorhanden hebben van 100 kilogram cocaïne en het voorbereiden van de verkoop van cocaïne. De verdachte, geboren in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door advocaat mr. M.M.H. Zuketto. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 13 en 15 september 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De rechtbank heeft op 15 november 2022 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren.

De tenlastelegging omvatte drie feiten: (1) de verdachte heeft samen met anderen de productie van amfetamine en/of methamfetamine voorbereid; (2) hij heeft 100 blokken/kilo cocaïne opzettelijk aanwezig gehad; en (3) hij heeft samen met anderen de handel in cocaïne voorbereid. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, die onder andere betrekking hadden op de rechtmatigheid van het verkrijgen van SkyECC-gegevens, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gegevens rechtmatig waren verkregen en dat de verdachte voldoende betrokkenheid bij de feiten had aangetoond.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op de productie en handel in drugs. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft geen geldboete opgelegd, omdat de gevangenisstraf als voldoende vergelding werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.066700.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.M.H. Zuketto, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 13 en 15 september 2022.
De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Vervolgens is op 3 oktober 2022 het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
Naar aanleiding van een wrakingsverzoek in de zaak van [medeverdachte 1] , heeft de rechtbank op 17 oktober 2022 het onderzoek ter terechtzitting heropend. Op 15 november 2022 heeft de rechtbank vervolgens het onderzoek ter terechtzitting gesloten, waarna de rechtbank direct daaropvolgend uitspraak heeft gedaan.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: al dan niet samen met anderen de productie van amfetamine en/of methamfetamine heeft voorbereid;
feit 2: al dan niet samen met anderen 100 blokken/kilo cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3: al dan niet samen met anderen de handel in cocaïne heeft voorbereid.

3.SkyECC-verweren

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het verkrijgen en gebruik van SkyECC-gegevens. Dit verweer is vervat in een schriftelijk standpunt en ter zitting als herhaald en ingelast beschouwd.
De verdediging voert – kort gezegd – aan dat sprake is geweest van een onrechtmatige inzet van de opsporingsbevoegdheid ex artikel 126ug lid 2 Sv, dat Nederland aan Frankrijk toekomstige gegevens heeft gevraagd telkens zonder daartoe strekkend bevel, dat sprake is geweest van een onrechtmatig gebruik van de bevoegdheid ex artikel 126t en 126uba Sv, dat het technisch hulpmiddel niet voldoet aan het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk, dat sprake is geweest van een onrechtmatige vordering ex artikel 149b Sv en dat het openbaar ministerie willens en wetens onwaarheden heeft verteld.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op voornoemd verweer van de verdediging gerespondeerd, welke respons is vervat in een schriftelijke reactie en ter zitting als herhaald en ingelast beschouwd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verwerving van de gegevens rechtmatig heeft plaatsgevonden en dat de berichten voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdenking tegen de verdachte en medeverdachten in het onderzoek Tol91 is in belangrijke mate gebaseerd op het vermoeden dat medeverdachten gebruik hebben gemaakt van de diensten aangeboden door de bedrijven SkyECC, die hen in staat stelden versleutelde berichten te versturen en te ontvangen. De verdediging heeft zeer uitgebreide verweren gevoerd omtrent de verkrijging van de data, de overdracht van de data en de verwerking van de data.
Over sommige aspecten heeft de rechtbank zich al eerder uitgelaten tijdens de pro-forma- en regiezittingen die aan de inhoudelijke behandeling vooraf zijn gegaan. Dat betrof dan steeds een voorlopig oordeel. Nu het onderzoek is afgerond, zal de rechtbank haar eindoordeel vellen op basis van het dossier zoals het er nu ligt. De rechtbank zal hieronder eerst kort de feitelijke gang van zaken schetsen rond SkyECC om vervolgens op verweren in te gaan die de rechtmatigheid van het onderzoek raken.
Korte schets van de feitelijke gang van zaken rond SkyECC
Vanaf 2018 vond in Frankrijk, België en Nederland onderzoek plaats naar SkyECC. Informatie verkregen door de Franse autoriteiten via een zogenaamde IP-tap is in juli 2019 met de Nederlandse autoriteiten gedeeld.
Na gezamenlijk overleg is op 13 december 2019 een JIT (het gemeenschappelijke onderzoeksteam) opgericht om de verdenkingen tegen SkyECC nader te onderzoeken.
Op 11 december 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
Argusgestart, gericht op de onbekende gebruikers van de diensten van SkyECC. Dit onderzoek was een voortzetting van eerder onderzoek onder de naam
Yucca, aangevuld met informatie uit onderzoek
Werl.
Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van de artikelen 126t Sv en (later) 126uba Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op
15 december 2020, respectievelijk 7 februari 2021.
Op 17 december 2020 heeft een Franse rechter in het Franse onderzoek naar SkyECC, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van SkyECC in Frankrijk. Door de inzet van dit middel hebben de Franse autoriteiten een aantal gegevens verkregen. Die gegevens zijn gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder Nederland.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
Argusop grond van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de SkyECC-gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek Tol91.
De verkrijging van gegevens in Frankrijk; vertrouwensbeginsel
Voor zover de raadsman heeft bedoeld verweren te formuleren ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van SkyECC-gegevens in Frankrijk, stuiten die naar het oordeel van de rechtbank af op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De rechtbank stelt vast dat de SkyECC-data zijn verkregen op basis van Franse strafvorderlijke bevoegdheden, waarvoor een Franse rechter een machtiging heeft gegeven, in het kader van een Frans opsporingsonderzoek naar het bedrijf SkyECC. Bij die stand van zaken is sprake van een opsporingsonderzoek dat onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden. Dat er sprake is geweest van nauwe samenwerking tussen Frankrijk en Nederland in de aanloop naar en gedurende dat onderzoek en dat de Franse autoriteiten het onderzoek hebben opgestart naar aanleiding van Nederlandse en Belgische informatie, maakt dit niet anders. Dat de Nederlandse autoriteiten het interceptiemiddel (althans de MITM-techniek) hebben ontwikkeld kan ook niet afdoen aan het gegeven dat het interceptiemiddel door en onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten is ingezet. De vraag wie het interceptiemiddel heeft ontwikkeld is op zichzelf beschouwd irrelevant voor de beoordeling van de vraag onder wiens verantwoordelijkheid die tool vervolgens is ingezet. Dat betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel onverkort van toepassing is. Het staat derhalve niet aan deze rechtbank ten toets of de wijze waarop het Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de dienaangaande in Frankrijk geldende rechtsregels of een schending inhoudt van artikel 8 EVRM.
De stelling dat het vertrouwensbeginsel moet wijken omdat er gegevens zijn onderschept van Nederlandse gebruikers, op Nederlands grondgebied, faalt. Weliswaar zijn er gegevens onderschept van telefoons die zich in Nederland bevonden, hetgeen ook voorzienbaar was voor de autoriteiten, maar een en ander is gebeurd door het plaatsen van een ‘tool’ op die telefoons via een server die zich in Frankrijk bevond, waarna de informatie van die telefoons, via die server, naar de Franse autoriteiten werd gezonden. De gegevens zijn dus in het kader van een Frans opsporingsverzoek verkregen door – na machtiging van een Franse rechter – het plaatsen van een interceptiemiddel op een server in Frankrijk.
Zelfs als het zo zou zijn dat het materiële interstatelijke vertrouwensbeginsel in strikte zin niet van toepassing zou zijn, gezien de sterke verwevenheid van de opsporingsactiviteiten in Frankrijk en Nederland en de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en overgedragen aan Nederland (welke conclusie de rechtbank uitdrukkelijk
nietdeelt), doet dat niets af aan bovenstaand oordeel. In de onderhavige zaak zijn de SkyECC-data verkregen in het kader van opsporing in JIT-verband, welk verband is gebaseerd op in EU-verband overeengekomen regels. Het vertrouwen in het Franse rechtsstelsel in het geheel is in dat kader het vertrekpunt, welk vertrouwen niet wordt doorbroken of gerelativeerd door enige vorm van vergaande betrokkenheid van de Nederlandse met opsporing belaste autoriteiten. Die betrokkenheid is immers voorondersteld. Ook om deze reden kan de rechtbank van de rechtmatigheid van de beslissingen van de Franse rechters en de daarin toegestane toepassing van opsporingsbevoegdheden uitgaan.
Bovenstaande betekent dat, voor zover de raadsman heeft bedoeld verweren te richten tegen de wijze waarop data zijn verkregen in Frankrijk, deze verweren falen.
De overdracht van gegevens aan Nederland
Ten aanzien van de overdracht van gegevens door Frankrijk aan Nederland, merkt de rechtbank het volgende op: vanaf december 2019 zijn door Frankrijk aan Nederland data verstrekt in het kader van het JIT. Dat de Nederlandse wetsbepalingen waarin de JIT-regeling is vastgelegd niet zouden voldoen aan de vereisten die het EHRM stelt, dan wel dat strijdig met de geest van de JIT-wetgeving zou zijn gehandeld door de wijze waarop Frankrijk aan Nederland de data heeft overgedragen, is aan de rechtbank niet gebleken. Het komt de rechtbank voor dat de JIT-regelgeving bij uitstek is voorzien, en ook geschikt is, voor een samenwerking zoals die tussen Frankrijk en Nederland inzake Sky-ECC heeft plaatsgevonden.
Voor zover de verweren zien op de overdracht van gegevens door Frankrijk aan Nederland voorafgaand aan de vorming van het JIT in december 2019, passeert de rechtbank die verweren. Het dossier bevat immers geen berichten van voor de vorming van het JIT, maar slechts berichten vanaf 12 december 2020, zodat de berichten op zijn vroegst vanaf die datum zijn overgedragen. Er is geen enkele aanwijzing dat reeds voorafgaand aan de vorming van het JIT berichten van verdachte zijn overgedragen. De verdachte heeft dus geen belang bij een algemene toetsing van de overdracht van gegevens door Frankrijk aan Nederland voorafgaand aan de vorming van het JIT in het kader van de onderzoeken die voorafgingen aan het onderzoek Argus. Enige onrechtmatigheid in die fase is dan immers niet jegens hem begaan en er bestaat geen enkele aanwijzing dat in die fase enige onrechtmatigheid of vormverzuim heeft plaatsgevonden, dat van bepalende invloed is geweest op het verloop van opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit. Dat betekent dat de rechtbank niet treedt in een beoordeling van de overdrachten van data door Frankrijk aan Nederland in die periode, met inbegrip van de al dan niet aan die overdracht ten grondslag liggende EOB’s, machtigingen (onder meer op grond van artikel 126ug Sv) en daartoe strekkende verzoeken. De rechtbank treedt dus in het bijzonder ook niet in de vraag of artikel 26 van het Cybercrimeverdrag een grondslag kan bieden voor de overdracht van gegevens zoals die heeft plaatsgevonden in het kader van SkyECC, dan wel of er anderszins een grondslag bestond voor de overdracht van die gegevens.
Bovenstaande betekent dat alle verweren die zien op de overdracht van gegevens van Frankrijk naar Nederland falen.
De verwerking van de data in Nederland; artikel 8 EVRM, artikel 126t en 126uba Sv
Op 11 december 2020 is het onderzoek 26Argus gestart, dat zich richt op de individuele gebruikers van SkyECC, waaronder ook verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit onderzoek niet geldt als voorbereidend onderzoek naar de verdachte in de zin van artikel 359a Sv, nu 26Argus niet specifiek betrekking had op de aan de verdachte in onderhavige zaak tenlastegelegde feiten, waarover de rechtbank thans moet oordelen. Niettemin is het mogelijk dat een vormverzuim of onrechtmatigheid begaan in het kader van het onderzoek 26Argus van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit. Het is om deze reden dat de verdediging een belang had bij verstrekking van bepaalde stukken uit het onderzoek 26Argus. De rechtbank zal dan ook ingaan op de verweren die zien op de verwerking van de SkyECC-gegevens binnen het onderzoek 26Argus.
Die verwerking heeft er, voor zover voor onderhavige zaak relevant, aldus uitgezien: op
15 december 2020 is de eerste machtiging op grond van artikel 126t Sv verstrekt en op 7 februari 2021 is de eerste machtiging op grond van artikel 126uba Sv verstrekt. Er heeft een eerste zoekslag plaatsgevonden in de data van de SkyECC gebruikers, waarbij onder meer de Sky-ID [naam 1] naar voren is gekomen. Deze zoekslag heeft kennelijk geleid tot de inzet van een IMSI-catcher op 12 februari 2021 bij de woning gelegen aan de [adres 1] te Schinveld. Op 8 maart 2021 is aanvullende toestemming verleend tot het doen van onderzoek naar de via SkyECC gevoerde communicatie van het betreffende Sky-ID en de contacten van dat Sky-ID (onder meer [naam 2] en [naam 3] ). Op 16 april 2021 is toestemming verleend om de voor onderzoek Tol91 relevante gegevens vanuit Argus te gebruiken. [1]
Aan de rechtbank is niet gebleken dat op enig moment in de verwerking van de gegevens in Nederland vormfouten zijn gemaakt of onrechtmatigheden zijn opgetreden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit artikel 8 EVRM vloeit voort dat inmenging van het openbaar gezag in ieders recht op privéleven en correspondentie alleen is toegestaan voor zover dat bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De rechtbank overweegt dat de opsporingshandelingen van de Nederlandse opsporingsambtenaren, namelijk de verwerking van de SkyECC-gegevens in Nederland, gebaseerd zijn op een wettelijke grondslag. Artikel 126t Sv voorziet in een mogelijkheid voor het verkrijgen van de bevoegdheid om met een technisch hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met een gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst op te nemen. Artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering biedt de officier van justitie de mogelijkheid om (na machtiging van de rechter-commissaris) te bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een persoon ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven, en vervolgens om onderzoek doet met het oog op onder meer de vastlegging van bepaalde kenmerken van de gebruiker, zoals de identiteit of de locatie, en de vastlegging daarvan, maar ook met het oog op de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126t Sv, het opnemen van niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, en met het oog op de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn of worden opgeslagen. De omstandigheid dat het binnendringen in het automatische werk door de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de artikelen 126t en 126uba Sv niet meer van toepassing zijn op hetgeen na het binnendringen in het automatische werk is gebeurd, namelijk het onderzoeken van hetgeen is verkregen. Nu beide artikelen de interceptie van communicatie toestaan (het meerdere), staan beide artikelen ook het onderzoeken van de data toe die door een interceptie zijn verkregen (het mindere).
Naar het oordeel van de rechtbank diende de opsporingsinzet eveneens een legitiem doel. De rechter-commissaris heeft bij de verlening van de eerste machtiging op grond van artikel 126t Sv geoordeeld dat het enkele gebruik van een Sky-telefoon jegens de individuele gebruikers onvoldoende is voor een redelijk vermoeden van concrete betrokkenheid van de individuele gebruiker bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven in de zin van artikel 126t lid 1 Sv. De rechter-commissaris heeft daarom een machtiging in twee fasen afgegeven, waarbij eerst werd gemachtigd tot onderzoek aan de hand van zoeksleutels die sterke aanwijzingen leveren voor ernstig georganiseerde criminaliteit en vervolgens aanvullend kon worden gemachtigd aan de hand van de resultaten van de eerste zoekslag, voor zover dan een redelijk vermoeden bestond van betrokkenheid bij misdrijven zoals bedoeld in artikel 126t Sv.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris de eerste machtiging op grond van artikel 126t Sv en alle daarop voortbordurende machtigingen, waaronder ook de machtigingen op grond van artikel 126uba Sv, op goede gronden afgegeven. Zoals blijkt uit de overwegingen van de rechter-commissaris, is uit het onderzoek naar SkyECC naar voren gekomen dat een groot deel van de gebruikers deze diensten met name gebruikte voor het voorbereiden en plegen van ernstige, de rechtsorde verstorende vormen van (georganiseerde) criminaliteit, en had de gevoerde – versleutelde – communicatie veelal betrekking op strafbare feiten en niet of nauwelijks op het privéleven van de gebruikers. De rechtbank is van oordeel dat hiermee een afdoende verdenking jegens individuele gebruikers van Sky-telefoons is ontstaan. In ieder geval ontstaat een dergelijke verdenking als voornoemde bevindingen worden gecombineerd met de in de eerste zoekslag gehanteerde zoeksleutels die aanwijzingen opleveren voor ernstig georganiseerde criminaliteit.
De rechtbank is ook van oordeel dat de door de rechter-commissaris gegeven machtigingen voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter-commissaris heeft de machtiging met duidelijke voorwaarden afgegeven. Daarbij is nadrukkelijk overwogen dat de inbreuk op de privacy van de gebruikers zo veel mogelijk moest worden beperkt en dat geen sprake moest zijn van een ‘fishing expedition’. Anders dan door de verdediging betoogd is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van ongedifferentieerde bulkinterceptie of een ongerichte ‘
fishing expedition’. Er is immers slechts gezocht met behulp van zoeksleutels die sterke aanwijzingen leveren voor ernstig georganiseerde criminaliteit, terwijl is vastgesteld dat de SkyECC-dienst met name werd gebruikt voor het voorbereiden en plegen van ernstige criminaliteit. De rechter-commissaris heeft bovendien aanzienlijke voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de data moesten worden doorzocht. Dat de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden niet zijn nagekomen dan wel dat niet is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk, is eveneens niet gebleken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het dossier stukken bevat waarin is uiteengezet welke zoeksleutels onder meer zijn gebruikt en tot welke resultaten deze hebben geleid. De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat de toegepaste methode onder Frans staatsgeheim valt, zodat over de methode maar beperkt duidelijkheid kon worden gegeven.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de waarborgen van artikel 8 EVRM in acht genomen zijn en dat er geen sprake is geweest van een onrechtmatige inmenging van het openbaar gezag in het privéleven van de verdachte.
Dat op enig moment een van de in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie genoemde rechten is geschonden is aan de rechtbank niet gebleken, mede in acht genomen hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent beweerde schendingen van artikel 8 EVRM.
Voor zover verweren zijn gericht tegen de verlening van de machtiging op grond van artikel 149b Sv, als gevolg waarvan bepaalde delen uit de machtiging op grond van de artikelen 126t en 126uba Sv zijn weggelaten, geldt dat dit resultaat zich naar zijn aard niet voor een nadere beoordeling door de zittingsrechter leent. Wel dient de rechtbank dit te betrekken bij de beoordeling van de vraag of het recht van de verdachte op een eerlijk proces hierdoor wordt geschonden. Ten aanzien van de vraag of is voldaan aan het beginsel van
equality of armsoverweegt de rechtbank als volgt: het gaat er bij dit beginsel om of het gebruik van die gegevens in de onderhavige strafzaak door de verdediging toetsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksdossier Tol91 daartoe alle noodzakelijke stukken bevat.
Bovenstaande betekent dat alle verweren die zien op de verwerking van gegevens in Nederland falen.
Het onjuist informeren
Door de verdediging, alsmede door de raadslieden van de medeverdachte, is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie deze rechtbank onjuist heeft geïnformeerd over de mate van betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsautoriteiten bij het Franse onderzoek. Ook zou het Openbaar Ministerie andere rechters onjuist hebben geïnformeerd, bijvoorbeeld door bij het verzoek tot verstrekking van de machtiging op grond van artikel 149b Sv te stellen dat de hacktool door Frankrijk is ontwikkeld. Voor de stelling dat het Openbaar Ministerie op enig moment rechters moedwillig onjuist heeft geïnformeerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. In ieder geval zijn er geen aanknopingspunten voor de stelling dat dusdanige onjuiste informatie is verschaft dat het Openbaar Ministerie in onderhavige procedure niet-ontvankelijk zou zijn, of dat bewijsuitsluiting of strafvermindering zou moeten volgen. Dat het Openbaar Ministerie lang geen stukken heeft willen verschaffen omtrent de verkrijging van de data in Frankrijk, acht de rechtbank niet van belang gezien hetgeen hierboven is overwogen omtrent het vertrouwensbeginsel.
Slotsom
Samengevat komt de rechtbank tot het oordeel dat de gevoerde verweren, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, bewijsuitsluiting en/of strafvermindering, in al hun onderdelen falen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van vormverzuimen en dat de SkyECC-gegevens kunnen worden gebruikt voor het bewijs.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van mening dat de verdachte de gebruiker is van het SkyECC-account [naam 2] . Uit de SkyECC-communicatie volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte, tezamen met anderen waaronder [medeverdachte 1] , de productie van amfetamine en/of methamfetamine heeft voorbereid (feit 1). Uit de gesprekken volgt immers dat de verdachte en [medeverdachte 1] ieder € 40.000,- hebben geïnvesteerd in de aankoop van de MAPA.
Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat uit de SkyECC-communicatie voldoende aanwijzingen volgen dat het in de chatberichten over cocaïne gaat en dat op de door de verdachte verzonden foto’s cocaïne wordt getoond. Uit de chatberichten volgt dat de verdachte en [medeverdachte 1] deze cocaïne hebben ontvangen van SkyECC-account [naam 4] . Er is daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs voor feit 2. Uit de SkyECC-berichten volgt voorts voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van feit 3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet kunnen worden bewezen. Ter zake van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde uitvoeringshandelingen en het bestanddeel ‘medeplegen’ niet kunnen worden bewezen. Voorts leveren de tenlastegelegde uitvoeringshandelingen geen voorbereidingshandelingen op. Ter zake van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de SkyECC-gesprekken zijn vervat in één enkel bewijsmiddel, zijnde een schriftelijk bescheid ex artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. Nu er geen bewijsmiddelen zijn die de inhoud van voornoemd schriftelijk bescheid steunen, dient vrijspraak te volgen wegens onvoldoende wettig bewijs. Voorts is er onvoldoende bewijs voor de pleegplaats en voor de stelling dat het daadwerkelijk om cocaïne ging. Uit de inhoud van de gesprekken volgt voorts onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het bestanddeel ‘medeplegen’. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman nog aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen heeft verricht.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Feit 1
TCI-melding
Op 8 maart 2021 komt bij de politie informatie binnen inhoudende:
“Vermoedelijk worden er op dinsdag 9 maart 2021 grondstoffen voor de productie van synthetische drugs geleverd op het adres, [adres 1] , Schinveld, Beekdalen, Limburg, Nederland, [postcode] .”
Ambtshalve is bekend dat op dit adres [medeverdachte 1] woonachtig is en dat hij antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet. [3]
Op 9 maart 2021 tussen 10:34 uur en 10:43 uur werd met behulp van de IMSI-catcher vastgesteld dat het IMSI-nummer [nummer 1] en het IMEI-nummer [nummer 2] zich bevond in de directe omgeving van het perceel [adres 1] te Schinveld, zijnde de woning van [medeverdachte 1] . [4]
Het perceel [adres 2] is een geheel vrijstaand pand waarbij de naastgelegen bewoonde bebouwing op zeer ruime afstand van het perceel [adres 2] is gelegen. [5]
Uit het in Nederland lopende opsporingsonderzoek 26ARGUS is onder leiding van de officier van justitie, en waar nodig met machtiging van de rechter-commissaris, uit onderschepte SkyECC-communicatie gebleken dat de gebruiker van een SkyECC-telefoon met het IMSI-nummer [nummer 1] en SkyECC-ID [naam 1] , gekoppeld aan de nickname “ [naam 5] ”, vermoedelijk betrokken is bij overtreding van artikel 2 jo 10 en 10a van de Opiumwet. Naar aanleiding van vorenstaande concludeert de politie dat het redelijkerwijze aannemelijk is dat het telefoontoestel voorzien van het IMSI-nummer [nummer 1] in gebruik is bij [medeverdachte 1] voornoemd en dat deze gebruikmaakt van de SkyECC-ID [naam 1] en de nickname “ [naam 5] ”. Op maandag 8 maart 2021 te 14.30 uur, werd door de rechter-commissaris te Amsterdam toestemming verleend aan het onderzoek Tol91 om de chats van voornoemde gebruiker [naam 1] in te zien en te gebruiken in het onderzoek Tol91. [6]
Op 9 maart 2021 werd de woning van [medeverdachte 1] geobserveerd. Door het observatieteam werd gezien dat om 11:09 uur een Mercedes CLA met het kenteken [nummer 3] met als bestuurder [medeverdachte 1] vanuit dit adres naar Koningsbosch en daarna naar Selfkant in Duitsland rijdt. De auto blijkt op naam te staan van de vriendin van [medeverdachte 1] , zijnde [naam 6] . Deze auto komt om 11:15 uur aan op het adres [adres 3] in Hillensberg. Daar vertrekt de auto weer om 12:02 uur met [medeverdachte 1] achter het stuur. Hij rijdt dan richting Brunssum.
Om 16:20 uur komt hij aan op het adres Rembrandtstraat in Brunssum en heeft [medeverdachte 1] daar contact met een vrouw. Daarna rijdt de Mercedes weer weg naar Schinveld met [medeverdachte 1] als bestuurder in de auto. Op het adres [adres 4] in Brunssum woont [naam 7] , die samen met verdachte een kind heeft.
Om 16:31 uur staan de Mercedes en een bestelbus Opel Vivaro naast elkaar voor de toegangspoort aan de [adres 1] in Schinveld.
Om 16:36 uur rijdt de Opel Vivaro weg vanaf de Grachtstraat, met als bestuurder een blanke man met een bril en een petje.
Om 16:53 uur stopt de bus bij het adres [adres 5] in Hoensbroek en rijdt achteruit de oprit op. De blanke man met de bril en het petje opent het achterportier van de bus en sluit die even later weer. Hij stapt weer in op de bestuurdersplaats waarna hij wordt aangehouden. [7] Deze bestuurder legitimeerde zich met zijn rijbewijs en bleek te zijn: de [medeverdachte 2] . Daarop werd hij aangehouden. [8]
De verbalisanten hebben op 9 maart 2021 op de oprit van de woning aan de [adres 5] te Hoensbroek de lading van de bus gecontroleerd. De schuifdeur van de bus stond open. Verbalisanten roken direct dat vanuit de laadruimte een geur kwam die zij ambtshalve herkenden als de geur die aanwezig is op een productielocatie waar amfetamine wordt geproduceerd en aanwezig is in ruimtes waar ook stoffen als APAA, APAAN en MAPA zijn aangetroffen. In de laadruimte stonden 24 genummerde dozen. Deze dozen waren gesloten en dicht getapet. Eén doos werd door de verbalisanten geopend en zij zagen dat in die doos een gesloten en ongehavende witte papierenzak zat, met een geschat gewicht van 25 kg, welke was omsloten met donkerkleurig plastic en daaroverheen omwikkeld met bruine tape. In deze doos was de voornoemde geur goed waarneembaar. [9]
Er werden vijf monsters genomen van het witte poeder in de dozen. [10] Deze monsters bevatten MAPA (methyl a/ta-fenylacetoacetaat) en voldeden aan de omschrijving van een geregistreerde stof van categorie 1 zoals gedefinieerd in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de daarin genoemde Europese verordeningen. In relatie tot drugs wordt MAPA gebruikt voor het vervaardigen van BMK (benzylmethylketon), een grondstof voor amfetamine of methamfetamine. [11]
Op de bijrijdersstoel werd een notitieblok aangetroffen met losse blaadjes met berekeningen en onderaan: ‘
ongeveer verdien na aftrek kosten +/- 1000’ en de notities: ‘
ROOD OIRS-BREDA-SCHINVELD”, “
ROOD” en "
[adres 6]”. [12]
Op 9 maart 2021 om 17:50 uur werd, na het aantreffen van de MAPA in de bestelbus, ook [medeverdachte 1] aangehouden in de tuin van het perceel [adres 1] in Schinveld. [13]
In de woning van [medeverdachte 1] werd een telefoon aangetroffen op de salontafel in de woonkamer. [14] Dit bleek een zogenaamde crypto-telefoon te zijn die gebruikmaakte van de crypto telefoondienst Sky ECC. Het IMEI-nummer van deze telefoon was [nummer 2] . Uit onderzoek naar de gebruiker van Sky-account [naam 1] bleek dat deze gebruikmaakte van de telefoon met voornoemd IMEI-nummer. De politie concludeert hieruit dat de in de woning van [medeverdachte 1] inbeslaggenomen mobiele telefoon dezelfde telefoon als die werd gebruikt voor SkyECC-account [naam 1] en die werd gebruikt op
9 maart 2021. [15]
Uit een analyse van de SkyECC-communicatie van de gebruiker met het account [naam 1] blijkt onder meer dat hij in de periode van 1 tot en met 8 maart 2021 communiceert met in ieder geval twee anderen (te weten de gebruikers van de accounts [naam 2] en [naam 8] ).
Hierna worden in chronologische volgorde alle berichten opgenomen die zijn gevoerd tussen [naam 1] en [naam 8] en tussen [naam 1] en [naam 2] .
1 maart 2021Op 1 maart 2021 van 18:02:34 uur tot 19:25:45 uur communiceert [naam 1] met de gebruiker van het account [naam 8] .
[naam 1] :
Goeie avond,
die goede spaan kon je daar nog aankomen,
spaan,
APAAN.
[naam 8] :
Goede avond maat,
hmm even vragen of die er is nu,
hoeveel zoek je.
[naam 1] :
600.
[naam 8] :
Moment, ga nu vragen voor je.
[naam 1] :
Oké.
[naam 8] :
Heb even rond gevraagd een van me contacten krijgt elk moment binnen zegt de rest nog geen reactie van en kan bij iemand anders vloeibare api kopen systeem spullen 100 vloeibare api met 50% zwavel 4 uurtjes koken komt 75b uit.
[naam 1] :
Wat kost die kan die ook op zoutzuur?
[naam 8] :
Kost me 125 op 1l zout durf ik niet te zeggen kreeg alleen dat mee.
2 maart 2021Op 2 maart 2021 van 09:16:15 uur tot 21:39:32 uur corresponderen zij wederom met elkaar.
[naam 1] :
goede morgen maat,
als er nieuwe ap is laat het me dan weten.
[naam 8] :
Doe ik maat,
kan wel vacuüm b pakken nu,
130 liter is al gesmolten en vacuüm getrokken kan je gelijk mee van start,
met de goeie api 166 gemaakt deze en op zout gemaakt (...)
[naam 1] :
nee maat die maat ik zelf ook.
[naam 8] :
Aah oké oké dacht misschien al oplossing om verder te gaan.
[naam 1] :
wat vragen ze voor.
[naam 8] :
Kost me 600 de liter maat.
[naam 1] :
zorg maar voor ap dan kun je straks ook a olie krijgen van mij voor fatsoenlijke prijs,
ik ga nu a maken en ijs.
(...)
[naam 8] :
Ja vac b kan je gelijk mee verder voor ijs,
Die kan je ketel in knikkeren en dan met plaat doen daarna mono afdampen bezinken kan je verder met wijn.
[naam 1] :
vriend die maak ik straks allemaal zelf.
[naam 8] :
Klopt van uit api wel maat ik hoor zo over die api me maat wacht op antwoord.
(...)
[naam 1] :
Maat ik geef je wel winst op die ap.
[naam 8] :
Ja komt goed maat dit kost het me en me maat komen daar wel uit maat hij zegt nu ook horen hem zo.
[naam 1] :
oké.
(...)
[naam 8] :
Ik kan bij mijn maat api die goeie regelen maar doen eigenlijk niet verkopen maar heb goe met hem gepraat 400 voor zijn inkoop mag je hebben en dan wou die 200 mee lopen op 100 32l terug heeft 65 a.
[naam 1] :
Maat ik wil kopen en draai voor me zelf mijn companion wil dat ook niet sorry.
6 maart 2021Op 6 maart 2021 vindt er communicatie plaats tussen [naam 8] en [naam 1] en tussen [naam 2] en [naam 1] .
Communicatie tussen [naam 1] en [naam 8] van 09:53:18 uur tot 09:58:11 uur:
[naam 8] :
zocht je nog api 600,
is vandaag binnen gekomen.
(...)
[naam 1] :
ik moet nog 500hebben al het goede is.
[naam 8] :
Ja is de goede 166,
kost me contact 140 wordt bezorgd en we delen knaak de man dus komt je op 145 ben daar eerlijk over.
[naam 1] :
oké maat, na het weekeind vandaag kan ik niet.
Berichten van [naam 1] aan [naam 2] van 10:06:42 uur tot 10:13:35 uur:
[naam 1] :
das ze goeie heb ie er 500,
of 600,
600 mag ook maat zal je zeggen waarom, 200 jij, 200 ik, 200 voor de werkers kost het ons alleen de poei en onze grondstof mijn jongens die 2 hebben dan die andere 200, en betalen alles zelf, snap je me?,
En betalen alles zelf,
Snap je me,
Ja mag maar we beginnen pas april he maar kan ze hier veilig leggen vraag wel of reukvrij verpakt zit,
maat dan hebben we voor 40 rug per persoon zometeen, 120 lit a gaat dan 2 keer over de kop,
als ik jongens mee laat doen want dan kost het alleen al en grondstof,
en mijn jongens ook blij.
Communicatie tussen [naam 1] en [naam 8] van 10:14:09 uur tot 10:15:08 uur:
[naam 8] :
Ja geen probleem laat maar dag weten wanneer je bezorgd wil hebben.
[naam 1] :
Maandag maat doe maar 600 ik geef je adres door en de tijt.
Communicatie tussen [naam 1] en [naam 2] van 10:15:44 uur tot 10:22:45 uur:
[naam 2] :
Ja maat beter kan toch niet minimale kosten maximale rendament.
[naam 1] :
Laat ze maar alvast vasleggen.
[naam 2] :
En als je ze bij jou af ken laten gooien zorg ik dqt chauf er al is met pap zijn ze gelijk weg en leg ik ze veilig totdat we beginnen we kunnen ze maar hebben,
Dit is een investering die niet weg is en doen het zelf maat lekker klein niemand nodig.
Berichten van [naam 1] aan [naam 8] van 10:24:42 uur tot 10:25:32 uur:
[naam 1] :
Je kunt ze bij mij brengen maandag geef maar un tijt door maat zorg wel dat het de goede is,
vraag uns of hij goed verpakt is zodat hij niet stinkt.
Berichten van [naam 2] aan [naam 1] van 10:26:15 uur tot 10:26:35 uur:
[naam 2] :
Maat vergeet het zet aub op dinsdag moet tanden man maandag,
ben dan niet bereikbaar dus aub dinsdag zetten.
Communicatie tussen [naam 1] en [naam 8] van 10:28:37 uur tot 11:03:05 uur:
[naam 1] :
Ik hoor net dat ik dinsdag pas op mijn stes tereg kan dus wort het dinsdag als je aanbetaling wilt hebben is geen probleem.
[naam 8] :
Is zoiezo de goede maat want verkoop altijd deze van hun, hij is altijd goed verpakt maar zal dat nog eens duidelijk vragen,
ik ga nu zeggen dinsdag,
aanbetaling hoeft niet maat.
[naam 1] :
oké maat laat maar weten hoelaat dinsdag.
Zondag 7 maart 2021Communicatie tussen [naam 1] en [naam 8] van 11:21:05 uur tot 11:47:45 uur:
[naam 8] :
Goede middag maat,
hebben 575 kilo kunnen reserveren voor dinsdag,
oke?
[naam 1] :
Goede middag maat,
Is oké maat.
[naam 8] :
Oké maat top doen morgen even er over teksten moet na hem toe om lever adres door te geven zodat het niet over de tel gaat.
[naam 1] :
oke, moet ik jou winst ook aan hem meegeven?
[naam 8] :
Nee dat hoeft kan die bij je ophalen kan hem gewoon die 140 mee geven dan haal ik mijn ding en van me maatje op wat je makkelijkste vindt maat kijk maar.
[naam 1] :
oke.
Maandag 8 maart 2021
Berichten van [naam 2] aan [naam 1] van 08:50:14 uur tot 08:51:09 uur:
[naam 2] :
Tanden man maat,
[afbeelding van een persoon met open mond]
alles is eruit al nu nog die implantaten erin.
Communicatie tussen [naam 1] en [naam 8] van 15:07:15 uur tot 19:22:43 uur:
[naam 1] :
Goede middag maat,
Hoelaat zijn ze morgen bij mij.
[naam 8] :
Goede middag maat,
hoe het er nu na uit ziet zijn spullen in de ochtend bij jou, chauf hoef je pap niet mee te geven kom ik en me maat later op de dag ophalen,
is me maat van die 2 blokken toen.
[naam 1] :
oke,
weet je wat er ongeveer aan b uitkomt.
[naam 8] :
75 volgens mij er komt 65a uit,
dat weet ik zeker want vrienden van me halen er 65 a uit, als je doet loog wassen dan haal je dat natuurlijk niet maar 60 minimaal.
[naam 1] :
doe we niet.
[naam 8] :
Oké dan haal je plus minus 65 a er uit,
is gewoon 166 maat,
goede avond maat,
15:30
Is die er,
hoor net nu.
[naam 1] :
oké maat. [16]
Identificatie gebruikers SkyECC-accounts
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het SkyECC-account [naam 2] . Hiervoor acht de rechtbank van belang dat op 9 maart 2021 door het observatieteam van de politie is gezien dat [medeverdachte 1] in de auto van zijn vrouw naar de woning van de vrouw van verdachte gereden is in Selfkant Hillensberg in Duitsland. De politie relateert dat verdachte een crimineel contact is van [medeverdachte 1] : ze hebben samen vastgezeten in Hasselt.
In de berichten van 6 maart 2021 tussen [naam 2] en [naam 1] wordt door [naam 2] bericht dat hij naar de ‘tandenman’ moet en hij stuurt daarbij een foto van een persoon met open mond, zonder tanden. De politie heeft deze foto vergeleken met een politiefoto van verdachte uit 2014. Gelet op deze foto’s concludeert de politie dat de persoon op de foto die de gebruiker van het account [naam 2] stuurt dezelfde persoon is als verdachte, die verblijft aan het adres [adres 3] te Hillensberg. [17] De rechtbank heeft geen reden om aan deze conclusie te twijfelen.
De rechtbank leidt hieruit af dat het SkyECC-account [naam 2] toebehoorde aan verdachte en hij in de periode van 1 tot en met 8 maart 2021 ook de daadwerkelijke gebruiker was van dit account. De rechtbank leidt uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen eveneens af dat het SkyECC-account [naam 1] toebehoorde aan [medeverdachte 1] .
Gedragingen van de verdachte
De rechtbank leidt uit hiervoor opgesomde bewijsmiddelen het volgende af. Uit de communicatie blijkt onder meer dat verdachte in de periode van 1 tot en met 8 maart 2021 communiceert met [medeverdachte 1] over de aankoop en de levering van grondstoffen voor de productie van synthetische drugs.
De leverancier van de grondstoffen betreft de gebruiker van SkyECC-account [naam 8] . De levering van de transactie, meer specifiek de levering van 575 of 600 kilogram van MAPA welke geschikt is voor en/of gebruikt wordt bij de productie van synthetische drugs, wordt eerst bepaald op maandag 8 maart 2021 op of nabij de locatie [adres 1] te Schinveld. Het moment van levering wordt later, op verzoek van verdachte, verplaatst naar dinsdag 9 maart 2021 om 15:30 uur. Op die dag om 16:30 wordt een bestelbus bij het perceel [adres 1] in Schinveld gezien en even later gecontroleerd. In deze bestelbus wordt de in het berichtenverkeer genoemde 600 kilogram MAPA aangetroffen. De bestuurder van de bus betreft [medeverdachte 2] .
De rechtbank constateert dat verdachte aldus contact heeft onderhouden met onder meer [medeverdachte 1] en dat zij met elkaar afspraken hebben gemaakt via versleutelde berichten. Deze berichten betroffen de levering van 600 kilogram MAPA, welke op 9 maart 2021 ook daadwerkelijk in een bestelbus werd vervoerd door [medeverdachte 2] , terwijl deze bestelbus kort tevoren op het adres van [medeverdachte 1] is geweest.
De voorbereidingshandelingen
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte hiermee voorbereidingshandelingen heeft gepleegd, door het voorhanden hebben van 600 kilogram MAPA en door contacten te onderhouden en afspraken te maken met anderen over de handel in deze grondstof, ten behoeve van, kort gezegd, de productie van (meth)amfetamine.
Van “voorhanden hebben” als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub 3 van de Opiumwet is sprake als verdachte feitelijke macht over voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Uit het berichtenverkeer blijkt dat verdachte op de hoogte was van de daadwerkelijke inhoud van de lading. Hieruit blijkt ook wat hij hiermee van plan was, namelijk de productie van (meth)amfetamine. Hiertoe heeft verdachte met [medeverdachte 1] contact gehad.
Verdachte had de beschikking over de 600 kilogram MAPA, nu hij deze gezamenlijk met [medeverdachte 1] heeft aangekocht en deze ook daadwerkelijk is geleverd. Deze grondstof ging, volgens afspraak, eerst naar de woning van [medeverdachte 1] , om vervolgens naar zijn stashplaats te worden vervoerd. Uit het berichtenverkeer kan bovendien worden opgemaakt dat verdachte en [medeverdachte 1] hierover met elkaar communiceerden en ook afspraken maakten over de opbrengst (bijvoorbeeld bericht van 6 maart 2021:
200 jij, 200 ik en 200 voor de werker). Dat verdachte de MAPA mogelijk feitelijk niet in zijn bezit heeft gehad, doet, gezien bovenstaande, niet af aan zijn beschikkingsmacht. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast dat verdachte, in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] , deze grondstof voorhanden heeft gehad met het doel om een feit als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet voor te bereiden. Dat MAPA een
preprecursor betreft en daarom, zoals de raadsman betoogd heeft, het voorhanden hebben hiervan niet gezien kan worden als een voorbereidingshandeling, acht de rechtbank - gezien het vorenstaande - onjuist.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, in dier voege dat verdachte, samen en in vereniging met anderen, in de periode van 1 tot en met 8 maart 2021 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van (meth)amfetamine.
Feiten 2 en 3
Op basis van de chats over de MAPA en de aanhoudingen van [medeverdachte 1] en verdachte is het SkyECC-account [naam 1] nader geanalyseerd op berichten die verband zouden kunnen houden met het plegen van strafbare feiten. Uit deze berichten is naar voren gekomen dat in de periode van 12 december 2020 tot en met 14 januari 2021 veelvuldig berichten naar het SkyECC-account [naam 1] zijn gestuurd door de gebruiker van het SkyECC-account [naam 2] en de gebruikers van de accounts [naam 9] en [naam 8] en een aantal berichten door de gebruiker van account [naam 10] . Tevens zijn op 6 januari 2021 door het account [naam 1] twee berichten verzonden aan het account [naam 8] .
De rechtbank gaat er, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor over de identiteit van het SkyECC-account [naam 2] en [naam 1] is opgemerkt [18] [19] [20] , ook ten aanzien van deze feiten vanuit dat het SkyECC-account [naam 2] en het SkyECC-account [naam 1] toebehoort aan respectievelijk verdachte en [medeverdachte 1] en dat zij, ook ten aanzien van de hierna te noemen berichten, aan te merken zijn als de gebruikers van deze accounts en deze berichten hebben verzonden. Er is geen enkele aanwijzing dat andere personen deze berichten vanaf de betreffende telefoons met gebruikmaking van dezelfde SkyECC-identiteiten zouden hebben verstuurd, terwijl tussen de accounts een kennelijk voortdurende conversatie over drugs plaatsvindt waarbij [medeverdachte 1] door verdachte ook voortdurend met de term ‘maat’ wordt aangesproken.
Hierna volgt een chronologische opsomming van de berichten die onder andere door verdachte aan [medeverdachte 1] zijn verzonden, alsmede twee berichten die [medeverdachte 1] zelf heeft verzonden, zoals opgenomen in het geschrift van verbalisant [naam 11] .
12 december 2020
Van 09:46:19 uur tot 14:12:33 uur stuurt [naam 9] aan [medeverdachte 1] :
Maatje vandaag brengt die spullen,
Zal ik je 100stuks af gooien,
Ok,
Maatje ik laat jouw nu 80stk brengen,
Deres komt morgen.
Van 17:59:32 uur tot 18:54:36 uur stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] de volgende berichten:
79,
17 stuk stempel nr 35,
20 stuk stempel CTGN,
10 stuk stempel CS1,
32 stuk stempel R33.
Vervolgens worden twee afbeeldingen verzonden en stuurt verdachte het volgende bericht:
Das nr 35 maar allemaal flaces maat
Vervolgens worden nog 3 afbeeldingen verzonden en stuurt verdachte de volgende berichten:
Ja zijn goeie allang gezien maat
Zaten wel vettig en veel ingepakt pffff
De verbalisant relateert dat, gelet op de overige chats het vermoeden rijst dat hier foto's worden doorgestuurd waarop blokken cocaïne zijn afgebeeld. Deze afbeeldingen zijn echter nog niet gedecodeerd.
Van 19:09:10 uur tot 19:09:29 uur stuurt [naam 9] aan [medeverdachte 1] :
Dan gooit die er nog 21 af,
dan sta je op 100 goed vr.
Van 19:56:33 uur tot 19:58:35 uur stuurt het account [naam 12] aan [medeverdachte 1] :
Blij mee opa?
met die spullen?
is het wat?
Mooie handel?
Oke goed zo gelukkig maar
Van 19:10:07 uur tot 19:37:16 uur stuurt verdachte aan [medeverdachte 1] :
Heb ze voor 31 aangeboden kijken of er gehapt word kennen altijd nog zakken omhoog niet,
Krijg net al ping maat rotterdam ook 31000 ook colo spullen haha zal je foto s laten zien,
Nee maar wel colo spullen andere stempel ja klopt.
Dat sturen ze me maat dus er zit wel is niet dat er we enigste zijn
Verbalisant [naam 11] relateert in dit geschrift dat een prijs van € 31.000,- een marktconforme prijs betreft voor één blok cocaïne, die normaal varieert van € 26.000,- tot
€ 32.000,-. Tevens relateert hij dat het algemeen bekend is dat het woord
'colo'binnen de drugswereld betrekking heeft op cocaïne, afkomstig uit Colombia. Tot slot merkt hij op dat de cocaïneblokken worden voorzien van een stempel als een soort herkenningskenmerk.
13 december 2020
Om 15:41:02 uur stuurt [naam 9] aan [medeverdachte 1] :
Maat met dik 1,5 uur is chaufeur daar met die 21 blokken he.
14 december 2020
Van 18:58:28 tot 19:04:37 stuurt verdachte aan [medeverdachte 1] :
Ik krijg maar weinig vraag maat pfffff ba ba en jij?
Wacht tot morgen middag af dan ga ik zeggen iets goedkoper
500 minder
Komt kut maand aan maat heb je nieuws gezien
Hoop alleen niet dat we druk gaan krijgen maat van onze vriend pffff dat het wel wat langer ken gaan duren maar doe echt mijn best
Ja meer kennen we niet doen kut kut tijd nu ook
17 december 2020
Van 11:37:45 uur tot 11:38:26 uur stuurt [naam 8] aan [medeverdachte 1] :
Nee alleen dat de zelfde voor 31 zijn los,
kom niet met prijs weg,
ben nog wel met iemand bezig.
19 december 2020
Om 13:08:46 uur stuurt [naam 9] aan [medeverdachte 1] :
Loopen de blokjes wa vriend?
23 december 2020
Van 10:49:39 uur tot 10:51:57 uur stuurt verdachte aan [medeverdachte 1] diverse afbeeldingen van witte blokken met codes: CS1, R33 en CTGN.
27 december 2020
Van 12:00:59 uur tot 12:07:09 uur stuurt [naam 8] aan [medeverdachte 1] :
Oké ik ga kijken wat we kunnen die cs1 zijn er niet meer alleen deze dus.
Vervolgens een afbeelding met de tekst:
broer die collos op goeie aantallen was het 29,75 toch,
Ik ga zo me mensen sturen dan hoor je van me.
28 december 2020
Van 09:03:46 uur tot 09:06:18 uur stuurt [naam 8] aan [medeverdachte 1] :
Wil je alleen even laten zien wat ze me gisteren stuurde,
maar ik ben nog wel met andere in gesprek er over.
Vervolgens een afbeelding met de teksten:
Blokken kan ik morgen krijgen op 29 vanaf 5,
Krijg ze goedkoop uit Adam be.
29.5.
4 januari 2021
Van 12:16:19 uur tot 12:19:15 uur stuurt [naam 8] aan [medeverdachte 1] :
Goede middag maat,
die maat van mij vraagt dit.
Vervolgens een afbeelding met de teksten:
Maar gewoon per 1000 of 500 ofzo,
zeg maar we willen niet die heel 3t sturen in 1 tp,
Oh zo ja tuurlijk dus ik zeg hem nu als jullie 500 of 1000 pakken hoeveel er mee wil op gooien.
6 januari 2021:
Om 10:02:34 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [naam 8] :
Goedemorgen.
Om 10:02:56 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [naam 8] :
Je kunt ze hebben voor 29500.
13 januari 2020
Van 12:46:24 uur tot 12:47:47 uur stuurt de gebruiker van het account [naam 10] aan [medeverdachte 1] :
Is the an letter R in de front of stamples so R35.
Ok is it colo?
14 januari 2021:
Van 21:08:53 uur tot 21:32:39 uur stuurt [naam 9] aan [medeverdachte 1] :
Alles goed vr,
nog nieuws vr,
doe ma voor 28.5,
ik laat chaufeur er nog 35 op hallen morgen,
dan heb je der nog 34 liggen,
goed?,
hoe laat wil je dat chaufeur komt 10h,
In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen [22] zijn de vijf afbeeldingen die hiervoor worden genoemd wel gedecodeerd.
Bewijsminimum
De raadsman heeft betoogd dat enkel en alleen het geschrift, niet zijnde een proces-verbaal, van verbalisant [naam 11] met daarin de Sky-berichten onvoldoende is om op basis daarvan tot een bewezenverklaring te komen. De inhoud van deze berichten vindt, aldus de raadsman, geen, althans onvoldoende, steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op grond van artikel 344 lid 1, sub 5 Sv is een proces-verbaal, waarin niet is vermeld dat het op ambtseed is opgemaakt, aan te merken als een ‘ander geschrift’ als bedoeld in dit artikel. Uit het relaas van verbalisant [naam 11] kan niet worden opgemaakt dat dit op ambtseed is opgemaakt, derhalve betreft dit een ‘ander geschrift’ als bedoeld in artikel 344, lid 1, sub 5 Sv.
De inhoud van een ‘ander geschrift’ als bedoeld in artikel 344, lid 1, sub 5, Sv kan alleen als bewijs gelden, indien de inhoud daarvan wordt gesteund door een of meer andere bewijsmiddelen. Aan de inhoud van deze andere bewijsmiddelen worden geen hoge eisen gesteld. Wel moet de inhoud van het ‘andere geschrift’ ondersteund worden door deze andere bewijsmiddelen. Ook slechts één ander bewijsmiddel kan volstaan. Anders dan in de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant, waarnaar de raadsman bij pleidooi heeft verwezen, zijn in onderhavige zaak wel bewijsmiddelen beschikbaar die de inhoud van de SkyECC-berichten ondersteunen. Dit andere bewijsmiddel betreft, naar het oordeel van de rechtbank, het proces-verbaal waaruit blijkt dat de gebruiker van het account [naam 2] [verdachte] is, namelijk het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2021, pagina 546 en 547. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het bewijsminimum, nu deze bewijsmiddelen elkaar in hun inhoud ondersteunen. Immers uit de SkyECC-berichten blijkt hetgeen de gebruikers hebben afgesproken en uit het proces-verbaal van 17 mei 2021 blijkt dat [verdachte] de gebruiker is van het account [naam 2] . Het verweer van de raadsman, onder verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West Brabant voornoemd, faalt aldus.
Interpretatie van de berichten
In onderhavige zaak doet zich de situatie voor dat het dossier ten aanzien van het tweede tenlastegelegde feit vrijwel volledig bestaat uit bewijsmiddelen die zien op de inhoud van de SkyECC-berichten. De rechtbank dient bij de bewijslevering dan ook uiterst behoedzaam om te gaan met de inhoud van de berichten en verwijst daartoe naar het Alpamayo-arrest van het gerechtshof te Amsterdam [23] . Uit dit arrest volgt dat de rechtbank onder meer dient na te gaan of de berichten, bezien naar hun inhoud, de kring van deelnemers, alsmede de continuïteit waarin zij voorkomen, in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst. Voorts kunnen onder omstandigheden en in het licht van overig voorhanden bewijs ten bezware van de verdachte conclusies worden getrokken uit zijn zwijgen. Het gegeven dat de drugs waar het om gaat niet is aangetroffen en overigens ook geen relevante overige gedragingen dan wel gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld reisbewegingen of ontmoetingen, zijn vastgesteld, staat naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer aan de bewijslevering in de weg. Ook in dat geval kan het immers zo zijn dat de betreffende berichten dermate expliciet zijn dat deze tezamen in een voor de bewijslevering beslissende, betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst. De rechtbank merkt daarbij op dat juist in zaken die draaien om berichten op zogeheten PGP-telefoons – anders dan veelal het geval is in zaken betreffende tapgesprekken – vaak zeer expliciet en weinig tot geen verhullend taalgebruik wordt toegepast en soms ook, zoals in onderhavige zaak, foto’s worden verstuurd, zodat een min of meer volledig beeld oprijst van hetgeen heeft plaatsgevonden.
Vaststelling cocaïne
Ook in onderhavige zaak zijn de SkyECC-berichten zeer expliciet en wordt weinig tot geen verhullend taalgebruik toegepast. Uit de context en de expliciete bewoordingen die gebruikt worden in de berichten is het duidelijk dat het gaat om de handel in cocaïne.
Verdachte stuurt aan [medeverdachte 1] foto’s waaruit ondubbelzinnig blijkt dat het om blokken cocaïne gaat. Tevens wordt in de berichten gesproken over blokken, prijzen en ‘
colo’. Verbalisanten merken op dat algemeen bekend is dat het woord ‘
colo’in de drugswereld slaat op cocaïne, afkomstig uit Colombia. Ook is algemeen bekend dat de prijs van een blok cocaïne varieert van € 26.000,- tot € 32.000,-. [medeverdachte 1] bericht op enig moment:
“je kunt ze hebben voor 29500”. Dit past volledig in de context van de overige aan hem verzonden berichten en bij de gangbare prijs waarvoor een blok cocaïne doorgaans wordt verkocht. Bovendien kan men, de berichten lezend, het hele proces van de handel in de cocaïne volgen, van de aankoop, de levering, de wijze van verpakking en bestempeling tot en met de prijsbepaling en het kennelijk teleurstellende verloop van de doorverkoop.
Feit 2: het aanwezig hebben van 100 blokken cocaïne
Van “aanwezig hebben” als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet is volgens de Hoge Raad [24] sprake als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. Voor een bewezenverklaring van “aanwezig hebben” hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan verdachte toebehoren (vgl. HR:1985:AC8903) of dat sprake is van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen (vgl. HR:1980:AC6985).
Uit de hiervoor opgenomen berichten volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat de verdachte deze 100 blokken cocaïne heeft ontvangen van de gebruiker van het SkyECC-account [naam 8] en dat deze vervolgens op 12 en 13 december 2020 aan [medeverdachte 1] zijn geleverd. De verdachte stuurt foto’s van de blokken cocaïne met daarop codes die vaker gestempeld worden op blokken cocaïne. Derhalve heeft verdachte als tussenpersoon gefungeerd en deze blokken onder zijn beschikkingsmacht gehad voorafgaande aan de levering van de blokken aan [medeverdachte 1] . Hij heeft de blokken derhalve opzettelijk aanwezig gehad.
Medeplegen
Uit de Sky-berichten blijkt dat verdachte hiertoe nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] en anderen, nu zij intensief contact hebben gehad over deze 100 blokken cocaïne, de prijs en het moment van leveren.
Pleegplaats
De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden bewezen waar het feit is gepleegd.
De rechtbank sluit hierbij aan bij de leer van het gevolg, hetgeen inhoudt dat de plaats van de uiteindelijke voltooiing van het strafbare delict de doorslaggevende factor is. Uit de berichten leidt de rechtbank af dat de cocaïne afkomstig is uit Rotterdam, dat deze verkocht wordt aan verdachte en vervolgens afgeleverd bij [medeverdachte 1] die woonachtig is in Nederland. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de cocaïne samen met anderen in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen in dier voege dat verdachte, samen met anderen, in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Nederland 100 blokken cocaïne aanwezig heeft gehad.
Feit 3: de voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne
Naast het aanwezig hebben van de 100 blokken cocaïne blijkt ook uit de berichten dat verdachte contact heeft gelegd met potentiële afnemers in relatie tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bewerken en verwerken van cocaïne. Daarnaast heeft hij vraag en aanbod geïnventariseerd om zo tot een fatsoenlijke prijs per kilo cocaïne te komen en
heeft hij in het kader van voornoemde activiteiten contact gelegd en prijsafspraken gemaakt via onder andere Sky-berichten. Zodoende heeft verdachte voorbereidingshandelingen verricht ten behoeve van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, zoals aan hem onder feit 3 ten laste is gelegd.
Medeplegen
Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] , voor wat betreft de voorbereidingshandelingen die zij hebben gepleegd ten behoeve van de handel in cocaïne, is sprake nu uit de inhoud van de berichten genoegzaam blijkt dat verdachte, samen met [medeverdachte 1] en anderen, contact heeft gehad over de handel in cocaïne, onder meer 100 blokken cocaïne.
Pleegplaats
Ook ten aanzien van dit feit heeft de raadsman bepleit dat niet bewezen kan worden waar de voorbereidingshandelingen zijn gepleegd. Hetgeen de rechtbank onder feit 2 heeft overwogen ten aanzien van dit verweer, geldt onverkort ten aanzien van feit 3.
Conclusie
De rechtbank acht ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen in dier voege dat verdachte, samen met anderen, in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Nederland voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de handel in cocaïne.
Eendaadse samenloop feit 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 2 en 3 sprake is van een eendaadse samenloop.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 maart 2021 tot en met 9 maart 2021, in Nederland, en/of in Hillensberg, in de gemeente Selfkant, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en/of vervaardigen, van amfetamine en/of methamfetamine, zijnde amfetamine en/of methamfetamine, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen en mede te plegen, en
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- een grote hoeveelheid grondstoffen MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat) (in totaal ongeveer 600 kilogram) vervoerd in een voertuig (bedrijfsauto met kenteken [nummer 4] );
- in het kader van voornoemde activiteiten met elkaar contact gelegd en afspraken gemaakt via onder andere versleutelde berichten;
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 100 blokken/kilo cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van feit 3:
de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen en mede te plegen, en
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- contact gelegd met potentiële afnemers in relatie tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bewerken en verwerken van cocaïne en
- vraag en aanbod geïnventariseerd om zo tot een fatsoenlijke prijs per kilo cocaïne te komen en
- in het kader van voornoemde activiteiten met elkaar contact gelegd en prijsafspraken gemaakt via onder andere versleutelde berichten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
in eendaadse samenloop met
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 10.000,-. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar strafeis rekening gehouden met de rol van de verdachte binnen het criminele drugscircuit, zoals blijkt uit de SkyECC-chatberichten. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte ter zake van overtreding van de Opiumwet. De officier van justitie heeft gevorderd om de (geschorste) voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, eventueel bij eindvonnis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit. Mocht er toch een straf volgen, heeft de raadsman betoogd dat geen rekening dient te worden gehouden met de veroordelingen op het strafblad van de verdachte, nu dit feiten zijn die gepleegd zijn in 2013, 2002 en 2001. Tevens dient het feit dat hij niet is teruggekeerd na de penitentiaire inrichting, na ommekomst van de schorsing van zijn voorlopig hechtenis, niet in zijn nadeel meegewogen te worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding van de productie van amfetamine en/of methamfetamine door in een bedrijfsauto een hoeveelheid van 600 kilogram van de grondstof MAPA te laten vervoeren. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen opzettelijk maar liefst 100 blokken cocaïne aanwezig gehad en, in eendaadse samenloop daarmee gepleegd, de verkoop van cocaïne voorbereid.
Het is algemeen bekend dat harddrugs voor de gebruikers grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Bovendien brengt de productie van met name synthetische drugs grote gevaren met zich mee voor de omgeving. Naast gevaar voor gebruikers en omgeving veroorzaakt de illegale lozing van chemisch afval afkomstig van drugslaboratoria schade aan het milieu.
De verdachte is reeds eerder veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet. Dat de verdachte zich, uit geldelijk gewin, wederom geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn gedragingen, rekent de rechtbank hem aan.
Uit de SkyECC-gesprekken is gebleken dat verdachte een sturende rol had bij het begaan van de tenlastegelegde feiten. Met de aangetroffen hoeveelheden grondstoffen kunnen bovendien zeer grote hoeveelheden synthetische drugs worden geproduceerd. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad die hij kennelijk wilde verhandelen. De rechtbank acht de oplegging van een hogere gevangenisstraf, dan door de officier van justitie is geëist, daarom passend en geboden.
De rechtbank heeft gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS oriëntatiepunten) en zoekt om voornoemde redenen aansluiting bij het oriëntatiepunt voor de handel in harddrugs (van 20 kilogram of meer) in georganiseerd verband, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden bedraagt. De rechtbank ziet geen factoren die in het voordeel van de verdachte werken.
Anders dan door de officier van justitie geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte ook een geldboete op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt er voldoende vergelding plaats met de hierna te formuleren straf, zodat de oplegging van een geldboete enkel tot extra leedtoevoeging zou dienen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van zes jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft bij bevel van 3 juni 2021 de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst voor bepaalde tijd, namelijk voor de dagen 22 juni 2021 en 5 juli 2021. Na ommekomst van deze twee dagen diende de verdachte zich weer bij de penitentiaire inrichting te melden en herleefde het bevel tot voorlopige hechtenis van rechtswege.
De verdachte heeft zich op 5 juli 2021 niet gemeld bij de inrichting en is sindsdien spoorloos. Gezien die stand van zaken zal de rechtbank over de voorlopige hechtenis geen beslissing nemen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker en J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2022.
Buiten staat
mr. I.K. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2021 tot en met 9 maart 2021, in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen en/of in Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, en/of in Hillensberg, in de gemeente Selfkant, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en/of vervaardigen, van amfetamine en/of metamfetamine, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/ofte bevorderen,
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-(een) voorwerp(en), vervoermiddel(en), stof(fen) en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
-(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën en/of grondstoffen MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat) (in totaal ongeveer (netto) 600 kilogram) vervoerd in/met een voertuig (bedrijfsauto met kenteken [nummer 4] ), in elk geval een hoeveelheid chemicaliën en/of grondstoffen MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat) (in totaal ongeveer 600 kilogram) en/of een vervoermiddel (bedrijfsauto met kenteken [nummer 4] ) bestemd voor het vervoer van voormelde MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat), voorhanden gehad en/of
-in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gelegd/onderhouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt via onder andere versleutelde berichten;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 100 blokken/kilo cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen, en/of in Eindhoven, in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-(een) voorwerp(en), vervoermiddel(en), stof(fen) en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
-contact gelegd met potentiële afnemers in relatie tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bewerken en verwerken van cocaïne en/of
-vraag en aanbod geïnventariseerd om zo tot een fatsoenlijke prijs per kilo cocaïne te komen en/of
-in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gelegd/onderhouden en/of (een) (prijs)afspra(a)k(en) gemaakt via onder andere versleutelde berichten.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 544, evenals het losse proces-verbaal ter beschikking stelling Argus data, BVH-nummer 2021088177 en de losse beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 7 februari 2021 (13/995039-20).
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Ondermijning Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA21214-97, gesloten d.d. 18 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 670, alsmede de niet genummerde bescheiden.
3.Het proces-verbaal gebruik data ARGUS, d.d. 10 maart 2021, pagina 541 en 542.
4.Het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren d.d. 19 maart 2021, pagina 561 en 562.
5.Het proces-verbaal gebruik data ARGUS, d.d. 10 maart 2021, pagina 542.
6.Het proces-verbaal gebruik data ARGUS, d.d. 10 maart 2021, pagina 541 en 542.
7.Het proces-verbaal van observatie d.d. 10 maart 2021, pagina 557 tot en met 559.
8.Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 9 maart 2021, pagina 312.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2021, pagina 573.
10.Het proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 26 maart 2021, pagina 204 tot en met 207.
11.Het rapport van het NFI d.d. 13 april 2021, pagina 208 en 209.
12.Het proces-verbaal doorzoeking bestelbus [nummer 4] d.d. 10 maart 2021, pagina 576 en 677.
13.Het proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 1] d.d. 9 maart 2021, pagina 248.
14.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 11 maart 2021, pagina 66.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2021, pagina 143.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2021, pagina 448 tot en met 460.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2021, pagina 546 en 547.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2021, pagina 546 en 547.
19.Het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren d.d. 19 maart 2021, pagina 561 en 562.
20.Het proces-verbaal gebruik data ARGUS, d.d. 10 maart 2021, pagina 541 en 542.
21.Het geschrift, het analyse rapport d.d. 10 mei 2021, pagina 461 tot en met 472.
22.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 13] , d.d. 10 september 2022.
24.HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945.