Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 oktober 2021, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 43,75% en hij met ingang van 18 januari 2021 recht had op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser stelde dat het UWV ten onrechte niet was uitgegaan van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden en dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) onjuist was. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser onvoldoende procesbelang had, omdat hij materieel niets meer kon bereiken met zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat de toekomstige beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid niet afhankelijk was van de huidige uitspraak en dat eiser in de toekomst opnieuw bezwaar of beroep kon instellen tegen een nieuw besluit van het UWV. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier J.B.C. Hoeksel.