ECLI:NL:RBLIM:2022:8736

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/2630
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot handhaving van illegale ophoging van gronden met concreet zicht op legalisatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Limburg het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek tot handhaving van het zonder vergunning ophogen van gronden op het perceel aan de [adres 1] in [vestigingsplaats]. Eiser, eigenaar van een woning in de nabijheid, stelt dat de ophoging van het perceel van het naastgelegen Tennis Padel Geuldaal heeft plaatsgevonden zonder de vereiste vergunning. De rechtbank constateert dat er ten tijde van het bestreden besluit een ontwerpbesluit tot verlening van de watervergunning ter inzage lag, waarmee het illegale gebruik wordt vergund. De rechtbank oordeelt dat er concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat er geen aanknopingspunten zijn dat de gevraagde vergunning geen rechtskracht zou verkrijgen. De rechtbank concludeert dat het afzien van handhavend optreden niet onevenredig is, vooral omdat de watervergunning inmiddels is verleend en de illegale situatie is beëindigd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2630

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: W. Koster),
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg (verweerder)

(gemachtigde: J. van den Broek).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel Tennis Padel Geuldaal.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek tot handhaving van het zonder vergunning ophogen van gronden op het perceel [adres 1] in [vestigingsplaats] .
1.1.
Met het primaire besluit van 31 maart 2021 heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 7 september 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep met een verweerschrift gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Namens Tennis en Padel Geuldal is [naam] verschenen, bijgestaan door mr. G. van der Wouw.

Totstandkoming van het besluit

Voorgaande handhavingsprocedure
2. Eiser is eigenaar van de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] . Op het naastgelegen perceel aan de [adres 1] in [vestigingsplaats] (verder aangeduid als: het tennispark) is Tennis Padel Geuldal gevestigd. Het tennispark heeft in 2018 de voormalige voetbalvelden die eerder op het perceel aan de [adres 1] in [vestigingsplaats] lagen vervangen door onder meer vijf tennisbanen, twee padelvelden en een terras. Daarbij is het perceel verhoogd. Volgens eiser is de ophoging 70 centimeter tot – op sommige plekken – 130 centimeter. In de brief van 10 september 2018 heeft eiser een verzoek tot handhaving ingediend. Hij stelt dat de ophoging van het perceel heeft plaatsgevonden zonder dat verweerder daarvoor een vergunning heeft verleend. Dit is op grond van artikel 4.1, vijfde lid, onder a, van de – ten tijde van het indienen van het handhavingsverzoek geldende – Keur van Waterschap Roer en Overmaas wel vereist, omdat het perceel in een inundatiegebied ligt. Het perceel van eiser is door de ophoging van de gronden op het tennispark nu het laagst gelegen perceel. Eiser ondervindt wateroverlast door het ophogen van de gronden.
3. Verweerder heeft het verzoek tot handhaving bij besluit van 22 mei 2019 afgewezen en deze afwijzing bij besluit van 26 november 2019 in stand gelaten. Verweerder heeft als motivering hiervoor aangegeven dat er concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat een vergunning is aangevraagd en verweerder voornemens is die vergunning te verlenen.
4. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit beroep is bij uitspraak van
9 december 2020 [1] door deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de aanvraag inmiddels door omstandigheden niet meer voldeed, maar dat er ten tijde van het betreden besluit wel concreet zicht op legalisatie bestond. De rechtbank heeft het tennispark daarbij in overweging gegeven binnen twee weken een aanvullende aanvraag in te dienen.
Huidige handhavingsprocedure
5. Omdat er (aanvankelijk) geen nieuwe aanvraag is ingediend, heeft eiser bij brieven van 24 december 2020 en 7 januari 2021 wederom verzocht om handhavend op te treden. Eiser heeft erop gewezen dat er (nog) geen vergunning is verleend voor de ophoging, terwijl dit op grond van paragraaf 1.5 van de Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 deel 1 wel is vereist.
6. Verweerder heeft bij het primaire besluit ook het nieuwe verzoek om handhaving afgewezen. Doordat er op 30 maart 2021 alsnog een vergunning is aangevraagd en verweerder bereid is om deze vergunning te verlenen, bestaat er volgens verweerder alsnog concreet zich op legalisatie.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd. Verweerder heeft hierbij verwezen naar de aanvraag en het daarop genomen ontwerpbesluit [2] van
31 mei 2021 dat van 3 juni 2021 tot en met 14 juli 2021 ter inzage is gelegd. In het ontwerpbesluit zijn maatregelen genoemd die gericht zijn op compensatie van de verloren gegane inundatieruimte ten gevolge van de aanleg van de tennisvelden. Uitvoering van deze maatregelen leidt er volgens verweerder toe dat de negatieve gevolgen die eiser ondervindt van de ophoging ongedaan worden gemaakt.
8. Eiser is het hier niet mee eens. Kort samengevat heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Als gevolg van de overstromingen die in juli 2021 hebben plaatsgevonden kan de gevraagde watervergunning voor de uitgevoerde (bouw)werkzaamheden niet (meer) worden verleend. Eiser baseert zich hierbij op een brief van verweerder van 23 september 2021 waarin verweerder stelt dat alle uitgangspunten die zijn gebruikt voor de (beoogde) verlening van de vergunning door de overstromingen onderuit zijn gehaald. De gehele beoordeling voor de vergunning zal opnieuw moeten plaatsvinden.
Eiser heeft bovendien aangevoerd dat hij als gevolg van de overtreding en het afzien van handhavend optreden wateroverlast ervaart en dat hij hierdoor in zijn belangen wordt geschaad.
9. De gemachtigde van verweerder heeft op zitting aangegeven dat de aangevraagde watervergunning uiterlijk 1 november 2022 zal worden verleend. De rechtbank heeft met de partijen afgesproken het beroep op zitting te behandelen en het onderzoek vervolgens te sluiten. Met de partijen is ook afgesproken dat verweerder uiterlijk 1 november 2022 de watervergunning naar de rechtbank zal versturen en de rechtbank op 8 november 2022 uitspraak zal doen.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat er een ophoging is gerealiseerd zonder de daarvoor benodigde watervergunning en dat er dus sprake is van een overtreding. Dit betekent dat verweerder in beginsel verplicht is om handhavend op te treden. Dat is slechts anders als sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan kan sprake zijn als er concreet zicht op legalisatie bestaat. De vraag of sprake is van een concreet zicht op legalisatie wordt beantwoord aan de hand van de situatie ten tijde van het bestreden besluit. [3] Verder kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisatie?
11. In deze zaak gaat het om een vergunning waarbij de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd (waarop afdeling 3.4 van de Awb, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, van toepassing is). Volgens vaste jurisprudentie is dan (in beginsel) concreet zicht op legalisatie als een ontwerpbesluit tot verlening van die vergunning ter inzage ligt waarmee het illegale gebruik wordt vergund. [4] Indien op voorhand duidelijk is dat de vergunning geen rechtskracht zal verkrijgen, bestaat er geen concreet zicht op legalisering. [5]
11.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van het bestreden besluit
(op 7 september 2021) een ontwerpvergunning ter inzage lag (had gelegen) ter legalisering van de illegale situatie. Dit brengt de rechtbank bij de vraag of op dat moment op voorhand duidelijk was dat de (te verlenen) vergunning geen rechtskracht zou kunnen verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank was dit niet het geval. De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende.
11.2.
Bij voornoemde brief van 21 september 2021 heeft verweerder de beslistermijn op de aanvraag opgeschort met een beroep op overmacht. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder aangegeven dat in de tweede week van juli de Geul is overstroomd, met gevolgen voor het tennispark. Hierdoor is de situatie ter plaatse anders geworden. Verweerder heeft ook aangegeven dat door de wateroverlast het watersysteem van de Geul is gewijzigd en dat hij bezig is om de gevolgen van deze wijziging in beeld te brengen. Wat deze gevolgen zijn kan door verweerder niet op korte termijn worden bepaald. Verder is in deze brief opgenomen dat voorschriften in het ontwerpbesluit zijn gebaseerd op omstandigheden die door de wateroverlast zijn veranderd en dat de gemeente Valkenburg bezig is om de getroffen sportcomplexen in de gemeente te inventariseren en gezamenlijk met de sportvereniging een plan op te stellen voor in de toekomst. Het is nog niet bekend wat dit voor het tennispark betekent. Vanwege dit alles is het nog onduidelijk wanneer een besluit op de aanvraag wordt genomen.
11.3.
Anders dan eiser ziet de rechtbank hierin geen aanknopingspunten voor het oordeel dat ten tijde van het bestreden besluit
op voorhandmoest worden geconcludeerd dat de gevraagde vergunning geen rechtskracht zou verkrijgen. Het enkele feit dat de situatie is veranderd en dat de beslistermijn is verlengd, betekent niet dat daarmee op voorhand duidelijk is dat de gevraagde vergunning geen rechtskracht zal verkrijgen. De strekking van verweerders brief is immers niet dat de gevraagde vergunning niet kan of zal worden verleend, maar enkel dat de beslistermijn wordt verlengd, omdat er meer tijd nodig is voor een zorgvuldige afweging en beoordeling.
Evenredigheid
12. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 23 maart 2022 [6] geoordeeld dat het feit dat er concreet zich op legalisatie bestaat niet wil zeggen dat het bevoegd gezag daarom in het geheel niet meer handhavend zou kunnen optreden. In dat geval zal het bevoegd gezag nog steeds een afweging moeten maken tussen alle betrokken belangen, waarbij rekening gehouden zal moeten worden met de omstandigheden van het concrete geval.
12.1.
De rechtbank overweegt dat de gang van zaken in eisers handhavingsverzoeken niet de schoonheidsprijs verdient, nu eiser sinds september 2018 probeert verweerder ertoe te bewegen handhavend op te treden tegen de door het tennispark verrichtte (bouw)werkzaamheden zonder de daarvoor vereiste watervergunning en het traject om tot legalisatie van de geconstateerde overtreding over te gaan al een geruime tijd liep. Toch is de rechtbank van oordeel dat handhavend optreden in dit geval niet onevenredig is. Daarbij is van belang dat een watervergunning op 26 oktober 2022 is verleend en de illegale situatie daarmee is beëindigd. Er bestaat dan ook geen bevoegdheid tot handhavend optreden.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Kloos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 8 november 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Ontwerp watervergunning Waterschap Limburg voor het behouden van bouwwerken en ophogingen in het inundatiegebied van de Geul te Houthem - Sint Gerlach in de gemeente Valkenburg aan de Geul, Waterschapsblad 2021, 6871.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:594.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:594.
5.zie de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1612.