7.6.De rechtbank gaat daar niet in mee. Eiser en zijn echtgenote ontvingen in de jaren vóór 2019 (sinds 1992) een Wajonguitkering. Dit was een inkomen op bijstandsniveau en de nabetaling daarvan betrof dus de dekking van de noodzakelijke bestaanskosten die eerder tot een te laag bedrag was uitbetaald. Eiser ontving in die jaren ook de maximale zorgtoeslag. Gelet op de hoogte van de nabetaling en de periode van ongeveer 20 jaar waarover deze plaatsvond, vindt de rechtbank aannemelijk dat, als de Wajonguitkering in die periode wel tot het juiste bedrag was uitbetaald, het jaarlijkse toetsingsinkomen niet dusdanig hoog was geweest dat eiser geen recht meer had gehad op de maximale zorgtoeslag over die jaren. Verweerder heeft dit onvoldoende weersproken. Dit betekent dat eiser door de eenmalige nabetaling als gevolg van de fout van het UVW € 1.904,- aan zorgtoeslag misloopt, omdat dit nu van hem wordt teruggevorderd over 2019. De terugvordering heeft namelijk tot gevolg dat eiser over het jaar 2019 een lagere zorgtoeslag ontvangt dan de zorgtoeslag waarop hij recht zou hebben gehad zonder de nabetaling, terwijl ook aannemelijk is dat een juiste uitbetaling van de Wajonguitkering geen invloed zou hebben gehad op de zorgtoeslag die eiser in die jaren heeft ontvangen. Eiser en zijn echtgenote hadden zowel in 2019 als ten tijde van het bestreden besluit en ook nu nog een inkomen op bijstandsniveau (Wajonguitkering). Onder die omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank onredelijk en in strijd met de doelstelling van de Wet op de zorgtoeslag (verlichten van de lasten van zorgpremies voor de lagere inkomens) om de gevolgen van de fout van het UWV en dus de eenmalige nabetaling die daaruit voortvloeide voor rekening van eiser te brengen. Dat het een fout van het UWV betreft en het – volgens verweerder – dus niet aan hem is om daar rekening mee te houden bij de zorgtoeslag, vindt de rechtbank niet doorslaggevend: doorslaggevend zijn de gevolgen voor eiser, die daardoor € 1.904,- zorgtoeslag misloopt. Verweerder had daarom de teveel betaalde zorgtoeslag over 2019 van € 1.904,- niet van eiser mogen terugvorderen.
8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven en wordt vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Dat eiser in bezwaar of beroep proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding komen, is niet gebleken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van
het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2022
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 oktober 2022