In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een garage. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal had op 11 februari 2021 een omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghouder voor de uitbreiding van zijn garage. Dit besluit werd door de eisers, die omwonenden zijn, bestreden. Zij stelden dat de vergunning ten onrechte was verleend, omdat de uitbreiding in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en zij geen belanghebbenden zouden zijn bij het besluit. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 juli 2022, waarbij de gemachtigden van de eisers, de verweerder en de vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank heeft allereerst de belanghebbendheid van de eisers beoordeeld. De eisers, waaronder de eigenaresse van een aangrenzend perceel en de bestuurder van een varkenshouderij, stelden dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van de uitbreiding. De rechtbank oordeelde dat de eisers belanghebbenden zijn, omdat zij feitelijke gevolgen van het besluit kunnen ondervinden. Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke gronden van het beroep beoordeeld. De eisers voerden aan dat de vergunning had moeten worden geweigerd, omdat niet was aangetoond dat het gebruik van de uitbreiding in overeenstemming was met het bestemmingsplan.
De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder voldoende had aangetoond dat de uitbreiding van de garage past binnen de bestemming 'Wonen' en dat er geen aanwijzingen waren dat de uitbreiding voor andere doeleinden zou worden gebruikt. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eisers ongegrond was en dat het bestreden besluit niet vernietigd zou worden. De eisers kregen geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.