ECLI:NL:RBLIM:2022:7919

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/303738 / FA RK 22-1271
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging gezamenlijk gezag in een familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over haar kinderen te beëindigen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft aangevoerd dat er geen contact meer is tussen haar en de vader, wat volgens haar in het belang van de kinderen is. De vader is niet verschenen op de mondelinge behandeling en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag hebben over de kinderen, maar dat de vader geen verantwoordelijkheid neemt en er geen communicatie tussen de ouders is. De moeder heeft geprobeerd om toestemming van de vader te krijgen voor zaken zoals vakanties en schoolinschrijvingen, maar heeft geen directe verzoeken gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van het klemcriterium en dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
Zaaknummer: C/03/303738 / FA RK 22-1271
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, gevestigd te Kerkrade,
en:
[de vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats 2] ,
geen advocaat.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bij deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht,
verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 1 april 2022;
- de mondelinge behandeling van 17 augustus 2022 waarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Ruyters-Stevens,
  • een vertegenwoordigster van de raad.
De vader, volgens de wettelijke voorschriften opgeroepen, is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
[minderjarige 1] , te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] .
[minderjarige 2] , te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] .
2.2.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de moeder.

3.Het verzoek

De moeder heeft verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk ouderlijk te wijzigen en te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag zal uitoefenen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De moeder stelt desgevraagd dat de wijziging van omstandigheden is dat in de loop van de echtscheidingsprocedure er nog af en toe contact was, maar dat is in de loop van de tijd verdwenen en beperkt tot contact met de grootouders vaderszijde. Handhaving van het gezamenlijk gezag draagt het risico in zich dat de kinderen klem dreigen te raken tussen de ouders dan wel is gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen, nu de vader geen enkele ouderlijke verantwoordelijkheid draagt. De relatie tussen de ouders is afwezig en er wordt niet gecommuniceerd. De moeder weet niet waar de vader verblijft en zij kan de vader niet bereiken, omdat zij geen telefoonnummer of e-mailadres heeft van de vader. Alle contact verloopt momenteel via de grootvader vaderszijde en/of de tante vaderszijde. De kinderen hebben zo nu en dan contact met de vader. De tante vaderszijde komt de kinderen af en toe ophalen om ze naar de grootouders vaderszijde te brengen. De moeder heeft van de kinderen vernomen dat de vader dan ook af en toe naar de grootouders vaderszijde gaat om daar een nacht te slapen als de kinderen er zijn. Als de grootouders vaderszijde in de zomermaanden in Marokko zijn, is er geen contact. Deze situatie heeft tot gevolg dat de moeder er alleen voor staat in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Het gebrek aan contact zal ook tot gevolg hebben dat de moeder wordt belemmerd in haar zorgtaken, omdat zij geen beroep op de vader kan doen voor de aanvraag van reisdocumenten, schoolaanmeldingen en medische aangelegenheden. Ten tijde van de echtscheiding is het opmaken van een ouderschapsplan niet mogelijk gebleken omdat de toenmalige advocaat van de vader geen contact met de vader kon krijgen. Dit geeft duidelijk aan dat de vader geen enkele verantwoordelijkheid neemt waar het de kinderen betreft. Het is dan ook van belang dat de moeder alleen het gezag kan uitoefenen. De moeder wilde in de afgelopen zomer naar haar familie in Marokko gaan. Zij heeft geprobeerd om daarvoor toestemming te krijgen van de vader, maar de vader reageert niet. De moeder heeft in dat verband desgevraagd nader toegelicht dat zij dit niet (rechtstreeks) aan de vader heeft gevraagd, maar via de tante vaderszijde wilde vragen. De tante vaderszijde is echter niet gekomen. Daarop heeft de moeder met haar advocaat besproken om toestemming via de rechtbank te krijgen. De moeder heeft de tante vaderszijde niet gebeld, omdat de tante vaderszijde altijd naar de moeder belt. De tante vaderszijde werkt en de moeder wilde haar niet lastigvallen. Daarbij komt dat de moeder wist dat de vader niet bij de tante vaderszijde was en dat de vader toch de formulieren niet zou ondertekenen. De inschrijving op school voor [minderjarige 2] heeft de moeder zelf geregeld. De vader heeft daar niet voor hoeven te tekenen. De vader heeft de moeder na de echtscheiding (met de kinderen) laten zitten en zij is door hem in de steek gelaten. Nu de moeder op geen enkele wijze met de vader kan communiceren is het onmogelijk en ondoenlijk om steeds toestemming te vragen aan de vader aangaande zaken over de kinderen. De moeder wil en kan niet steeds de vader opsporen om vervolgens de discussie met de vader aan te moeten gaan over zaken aangaande de kinderen. De vader heeft in de echtscheidingsprocedure ongemotiveerd gesteld dat hij geen vertrouwen heeft in het gezag van de moeder. Dit wantrouwen van de vader kan tot gevolg hebben dat hij beslissingen van de moeder over de kinderen zal blokkeren, wat niet in het belang is van de kinderen. Er is geen sprake van het zogeheten klemcriterium. Wijziging van het gezag is echter wel noodzakelijk in het belang van de kinderen. Het is belangrijk dat de moeder alleen beslissingen kan nemen. De kinderen worden belemmerd in zaken zoals rond de zomervakantie. Het is onduidelijk wat de toekomst brengt, maar de kinderen zijn altijd afhankelijk van een vader die ze sporadisch zien en waar de kinderen geen band mee hebben.
4. Het verweer
De vader heeft geen verweer gevoerd.

5.Het advies van de raad

De raad vindt het belangrijk dat de moeder zelf dingen kan regelen. Het moet niet zo zijn dat de moeder afhankelijk is van de vader of de familie van de vader. De vader oefent het gezag niet uit. Hij is niet bij de mondelinge behandeling en voert geen verweer. Beëindiging van het gezamenlijk gezag is de beste beslissing.

6.De beoordeling

6.1.
De moeder heeft de Marokkaanse nationaliteit zodat deze zaak een internationaal karakter heeft. Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland ligt. Gelet op dit laatste feit is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
6.2.
Op grond van artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag bedoeld in een aantal limitatief opgesomde wettelijke bepalingen beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In het tweede lid is bepaald dat – onder meer – artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing is. Dit houdt in dat het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
6.3.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden. Niet weersproken is gesteld dat er anders dan voorheen inmiddels geen contact meer is tussen de ouders. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wijziging van omstandigheden waarmee de weg open ligt voor een (nieuwe) beoordeling.
6.4.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders in het belang van hun kind gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun kind. Hiervan kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. Dit volgt mede uit de daarvoor geldende jurisprudentie waaronder de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533).
De kern van het gezamenlijk ouderlijk gezag is terug te vinden in artikel 1:247 BW. Op grond van dat artikel moet worden aangenomen dat het gezag over het kind de plicht en het recht van zowel de moeder als de vader omvat om het kind te verzorgen en op te voeden. Hieruit volgt dat het gezag een aan de ouder toekomend recht is en dat dit recht aan de ouder is gegeven in het belang van het kind. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de verzorgende ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
Gebleken is dat er al geruime tijd geen contact is geweest tussen de ouders (over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ). Beide ouders lijken al geruime tijd een afwachtende houding aan te nemen ten aanzien van de andere ouder en daarmee ook ten aanzien van hun ouderlijke verplichtingen. Op de moeder rust, als verzorgende ouder, een verplichting om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. Daarvan is niet gebleken. Integendeel, gesteld noch gebleken is dat de moeder daartoe pogingen onderneemt. Zij stelt zich afhankelijk op van de familie van de vader om enige vorm van contact tussen de kinderen en (de familie van) de vader te onderhouden. Daarbij stelt de moeder dat zij niet met de vader in contact kan komen, omdat zij niet weet waar de vader verblijft en geen contactgegevens van hem heeft. Niet gebleken is echter dat de moeder enige moeite heeft gedaan om daar achter te komen, temeer nu zij wel in contact kan komen met de familie van de vader. Dit zou bovendien niet nodig hoeven te zijn op het moment dat de moeder met de vader in contact was gebleven en hem was blijven informeren en consulteren over de kinderen, ook al was er geen contact tussen de vader en de kinderen. Aan de andere kant mag van de vader ook een (veel) actievere houding verwacht worden in het onderhouden van contact met de kinderen en de moeder om in elk geval geïnformeerd te blijven over het wel en wee van de kinderen. De consequentie van het gebrek aan communicatie tussen de ouders lijkt nu echter vooral de vader te worden aangerekend, ook gezien het advies van de raad. Echter, niet is komen vast te staan dat vooral het aandeel van de vader in het gebrek aan contact tussen de ouders zodanig is dat dit rechtvaardigt dat zijn gezag over de kinderen dient te worden beëindigd. Het zijn veeleer beide ouders die bijdragen aan het in stand houden van het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen en tussen de ouders onderling. Daarbij komt dat een gebrek aan contact tussen de ouders dan wel een ouder en een kind niet per definitie met zich brengt dat een ouder het gezag over een kind niet kan uitoefenen.
Gesteld noch gebleken is dat sprake is van het zogeheten klemcriterium. De moeder stelt dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen is zodat de moeder alleen beslissingen kan nemen, omdat de kinderen nu worden belemmerd in zaken zoals rond de zomervakantie. Echter, de moeder is weliswaar niet op vakantie kunnen gaan door een gebrek aan toestemming van de vader, maar gelet op de antwoorden van de moeder in dat kader tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de moeder de vader nooit heeft verzocht om daarvoor toestemming te geven, rechtstreeks noch indirect. Ook voor de inschrijving op school van [minderjarige 2] heeft de moeder de vader niet om zijn toestemming gevraagd. Verder is niet gebleken dat de moeder in de afgelopen jaren tegen praktische problemen is aangelopen dan wel enige hinder heeft ondervonden in de uitoefening van de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doordat de vader zijn toestemming voor bepaalde zaken heeft onthouden. Al het voorgaande leidt ertoe dat niet is gebleken dat wijziging van het gezag anderszins in het belang is van de kinderen. Nu aan geen van de wettelijke criteria is voldaan die kunnen leiden tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, zal de rechtbank het verzoek van de moeder afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S.L.M. Heijnens, griffier, op 7 oktober 2022.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.