ECLI:NL:RBLIM:2022:7734

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
03.208485.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van onderzoekswensen in de SkyECC-zaak met betrekking tot het onderzoek Argus

Op 5 oktober 2022 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, een tussenbeslissing genomen in de zaak van een verdachte met parketnummer 03.208485.21. Deze beslissing volgde op verschillende onderzoekswensen die door de raadsman van de verdachte waren ingediend. De verzoeken betroffen onder andere de rechtmatigheid van de verkrijging van gegevens die verband houden met de SkyECC-applicatie, die in criminele onderzoeken wordt gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dataset van de gebruiker van het SkyECC-account ter inzage is verstrekt aan de verdediging, en dat hiermee aan de eerste onderzoekwens is voldaan.

De rechtbank heeft de onderzoekwensen 2 tot en met 6 afgewezen, omdat deze betrekking hadden op opsporingshandelingen die in Frankrijk zijn uitgevoerd. De rechtbank benadrukte het vertrouwensbeginsel in het internationale rechtshulpverkeer, wat inhoudt dat de rechtmatigheid van de informatie die in Frankrijk is verkregen, niet door de Nederlandse rechter wordt getoetst. De rechtbank concludeerde dat de Franse autoriteiten de opsporingshandelingen rechtmatig hebben uitgevoerd en dat de verdediging geen rechtens te respecteren belang heeft bij de gevraagde onderzoeken.

De verzoeken 7 tot en met 13, die betrekking hadden op de verstrekking van gegevens en de procedure in Frankrijk, werden eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdediging al toegang had tot relevante informatie en dat de vragen over de interceptie van communicatie niet relevant waren voor de beantwoording van de vragen in het kader van het Wetboek van Strafvordering. Uiteindelijk wees de rechtbank alle ingediende onderzoekwensen af, met de conclusie dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek.

Uitspraak

Tussenbeslissing van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, d.d. 5 oktober 2022 inzake [verdachte] (parketnummer 03.208485.21).

procedure

Op 13 april 2022 heeft de raadsman van de verdachte verschillende onderzoekwensen kenbaar gemaakt. Bij mail van 10 mei 2022 heeft de officier van justitie op deze wensen gereageerd, waarbij zij onder meer i) verschillende verzochte stukken in een bijlage heeft verstrekt en ii) heeft aangekondigd dat met betrekking tot diverse andere verzochte documenten nog een aanvulling van het procesdossier zal plaatsvinden. Vervolgens heeft op 11 mei 2022 een regiezitting plaatsgevonden. Op deze zitting is in overleg met de verdediging en de officier van justitie besloten dat de verdediging, gelet op de omvang van de door de officier van justitie bij genoemde mail verstrekte bijlagen, een termijn van zes weken zou krijgen om te reageren. Tevens is meegedeeld dat de rechtbank haar beslissingen op de zitting van 5 oktober 2022 zal geven. Vervolgens is door de officier van justitie het proces-verbaal van het Landelijke Parket van 2 juni 2022 met omvangrijke bijlagen verstrekt, betreffende de gang van zaken in het onderzoek Argus, dat deels in Frankrijk heeft plaatsgevonden. Op verzoek van de verdediging is de termijn waarbinnen zij diende te reageren, verlengd tot 1 augustus 2022. De verdediging heeft bij mail van 26 juli 2022 haar onderzoekwensen ingediend, waarop de officier van justitie bij mail van 2 september 2022 heeft gereageerd.

achtergrond

De laatste jaren zijn in strafrechtelijke onderzoeken meer en meer crypto-telefoons aangetroffen. Met een crypto-telefoon kan op versleutelde wijze gecommuniceerd worden. Deze communicatie kon lange tijd niet getapt worden en slechts in een klein aantal gevallen lukte het om een inbeslaggenomen crypto-telefoon te ontsleutelen. Deze vorm van crypto-communicatie werd aangeboden door diverse aanbieders, zoals bijvoorbeeld Anom, Encrochat en SkyEcc.

Argus

Het (titel V van het Wetboek van Strafvordering) onderzoek Argus richt zich op criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van de SkyEcc applicatie. Indien uit een dergelijk titel V onderzoek een verdenking jegens een concrete verdachte naar voren komt, kan er een titel IVa (van het Wetboek van Strafvordering) onderzoek, gericht op deze verdachte, worden ingesteld.
Zo ook in deze zaak. Uit de dataset, verkregen in het onderzoek Argus, is met een door de rechter-commissaris goedgekeurde set zoektermen gezocht, waarna de verdenking ontstond dat de gebruiker van het SkyEcc account [naam account] zich schuldig maakte aan overtreding van de Opiumwet. Vervolgens is het (onderhavige) onderzoek Oscar naar deze gebruiker opgestart. In dit onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte de gebruiker is van het account [naam account] .
Deze goedkeuringsstap door de RC was nodig omdat de in Argus verkregen informatie Bulk informatie is. Van te voren staat niet vast dat iedere gebruiker van Sky Ecc deze dienst gebruikt voor criminele doeleinden. Van een concrete verdenking jegens een dergelijke individuele gebruiker is dan ook op dat moment nog geen sprake. Om te voorkomen dat iedere -ook de op voorhand onschuldige- gebruiker onderwerp van onderzoek werd is een door de RC goedgekeurde set met zoektermen gebruikt. Deze zoektermen bestaan uit woorden die veelal worden gebruikt in criminele communicatie.
Omdat de door SkyEcc gebruikte servers in Frankrijk gestationeerd bleken te zijn, heeft Nederland op 3 december 2018 via een Europees onderzoeksbevel (EOB) de Franse autoriteiten verzocht verschillende onderzoekhandelingen te verrichten. Nader gezamenlijk onderzoek van Frankrijk, België en Nederland naar SkyECC is vanaf 13 december 2019 voorgezet in een Joint Investigation Team (JIT). In Frankrijk zijn er naar aanleiding van het EOB en het JIT de nodige bijzondere opsporingsmiddelen toegepast door de Franse autoriteiten teneinde het berichtenverkeer over die servers niet alleen af te vangen, maar tevens ook te ontsleutelen. Vervolgens zijn de verkregen data verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten. Een deel van die data heeft geleid tot de verdenking tegen de verdachte.

De verzoeken

De verdediging heeft een groot aantal vragen ingediend waaruit blijkt dat zij wenst dat er onderzoek plaatsvindt naar de rechtmatigheid van de verkrijging van de gegevens die hebben geleid tot de bestaande dataset betreffende SkyEcc gebruiker [naam account] . Voor de exacte weergave van al die vragen verwijst de rechtbank naar de mail van de verdediging van 26 juli 2022.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.

Onderzoekwens 1

De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de dataset van gebruiker [naam account] ter inzage aan de verdediging is verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee genoegzaam aan deze onderzoekwens tegemoet gekomen.

Onderzoekwensen 2-6

Deze wensen zien deels op opsporingshandelingen die in Frankrijk zijn uitgevoerd. De rechtbank stelt voorop dat deze handelingen onder het vertrouwensbeginsel vallen. Dit in het internationale rechtshulpverkeer geldende beginsel brengt mee dat er vanuit mag worden gegaan dat de informatie in Frankrijk, dat is toegetreden tot het EVRM, rechtmatig is verkregen en (aan het Nederlandse Openbaar Ministerie) verstrekt. Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht niet door de Nederlandse rechter getoetst. De taak van de Nederlandse strafrechter is ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van een buitenlands onderzoek in de strafzaak gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Dat de Franse autoriteiten mogelijk op instigatie van (onder andere) de Nederlandse autoriteiten tot deze opsporingshandelingen zijn overgegaan en dat daarvoor Nederlandse technische kennis is gebruikt, is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het Franse onderzoek niet relevant. Deze rechtmatigheid is voorts al in Frankrijk getoetst.
Voorts is tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering van belang dat deze wensen niet zien op het vooronderzoek in de zaak Oscar, de zaak tegen de verdachte.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de onderzoekwensen 2-6 afwijzen: het verzochte onderzoek is niet relevant voor enige in het kader van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden vraag.
Onderzoekwensen 7 tot en met 13 (Argus, de zoeksleutels en het ter beschikking stellen van de gegevens aan het onderhavige onderzoek)
Deze door de verdediging gevraagde stukken bevinden zich deels reeds in het dossier (vanaf p. 14 is bijvoorbeeld het zogenoemde verstrekkingen proces-verbaal gevoegd. Hierin worden ook de zoektermen genoemd die tot verstrekking van deze dataset hebben geleid) en zijn overigens reeds door de officier van justitie verstrekt (als bijlagen bij de mail van 10 mei 2022 en het proces-verbaal van het landelijk parket van 2 juni 2022 en bij mail van 2 september 2022).
Onderzoekwensen naar aanleiding van de verstrekking van het proces verbaal van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 met bijlagen.
Voor zover het hier al nieuwe onderzoekwensen betreft, zien deze op de procedure in Frankrijk en de informatie die daaraan ten grondslag heeft gelegen. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot het vertrouwensbeginsel worden deze onderzoekwensen (waaronder ook het horen van de officieren van justitie van het Landelijk Parket) afgewezen. Voorts zijn de aan de samenwerking met Frankrijk ten grondslag liggende stukken tot stand gekomen in een ander onderzoek dan het onderhavige, zodat de verdachte hier verder ook geen rechtens te respecteren belang heeft.
Voorts ziet een aantal onderzoekwensen van de verdediging er op hoe het nu komt dat niet alle communicatie is afgevangen, maar slechts delen daarvan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken is af te leiden dat het interceptieproces een ingewikkeld proces is waarin ook ingespeeld moet worden op tussentijdse wijzigingen c.q. complicaties in de technische structuur van het gegevensverkeer. De reden dat de interceptie niet altijd vlekkeloos en volledig is verlopen, vormt geen kwestie die van belang is in het kader van de beantwoording van de vragen van 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, te meer daar de verdediging niet heeft aangevoerd dat mogelijk ontlastende informatie ontbreekt, of dat ontbrekende berichten de wel in het dossier vervatte berichten in een ander, niet mogelijk crimineel, daglicht kunnen stellen.
Tot slot heeft de verdediging nog een aantal vragen geformuleerd na kennisname van de Toezichtsrapport van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-en veiligheidsdiensten over de inzet van kabelinterceptie door de AIVD en de MIVD van 26 januari 2022 (door de verdediging overgelegd). De verdediging ziet paralellen tussen hetgeen in dit rapport beschreven is over de gang van zaken bij de AIVD en MIVD en de daarin geconstateerde onrechtmatigheden en de gang van zaken in het huidige dossier (Argus en Oscar).
De rechtbank ziet in het licht van wat de verdediging heeft aangevoerd geen begin van aannemelijkheid dat het rapport van de CTIVD gaat over SkyECC en overweegt daartoe als volgt. De interceptie van SkyECC-data heeft plaatsgevonden naar aanleiding van strafrechtelijke verdenkingen en is dus van een andere orde. De door de verdediging geschetste parallel tussen de operatie die in het rapport wordt beschreven en de SkyECC-operatie is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Voor zover er al gelijkenissen zijn in de tijdlijnen van de twee operaties, overweegt de rechtbank dat dit enkele gegeven onvoldoende is voor een begin van aannemelijkheid dat het om dezelfde operaties gaat. Gelet hierop ziet de rechtbank geen noodzaak tot het doen van nader onderzoek [1] .

Conclusie

De rechtbank wijst alle onderzoekwensen af.

Voetnoten

1.vergelijk rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2022:4257.