Uitspraak
1.Inleiding
2.Onderzoekswensen in de zaak van verdachte [verdachte 1]
afgewezen.
afgewezen.
Rechtbank Amsterdam
Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak met parketnummer 71/234728-21, 71/234699-21 en 71/235410-21, waarin de rechtbank besliste op de onderzoekswensen van de verdediging in de zaken van de verdachten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.A. Nooijen, mr. E.G.S. Roethof en mr. K.C. van de Wijngaart, had verzoeken ingediend met betrekking tot het verkrijgen van stukken over de interceptietool SkyECC. Tijdens de pro forma/regiezitting van 10 mei 2022 werden deze wensen besproken, waarbij het Openbaar Ministerie toezegde relevante stukken te overleggen. De rechtbank heeft op 20 mei 2022 een tussenbeslissing genomen en het Openbaar Ministerie de opdracht gegeven om de stukken uiterlijk 14 juni 2022 in te dienen. Na ontvangst van deze stukken heeft mr. Nooijen op 29 juni 2022 gereageerd en op de zitting van 4 juli 2022 zijn onderzoekswensen verder toegelicht.
De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om voeging van de JIT-overeenkomst en om een nadere regiezitting afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de JIT-overeenkomst een intern stuk is dat niet in het strafdossier thuishoort en dat er geen begin van aannemelijkheid is dat de SkyECC-data onrechtmatig zijn verkregen. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de inzet van opsporingsbevoegdheden bij de Franse autoriteiten ligt en dat de Nederlandse rechter erop kan vertrouwen dat de interceptie in Frankrijk op een toereikende wettelijke grondslag heeft plaatsgevonden. De verzoeken van de verdediging werden derhalve afgewezen, en de rechtbank heeft de beslissing op 18 juli 2022 per e-mail aan de raadslieden medegedeeld.