3.3Het oordeel van de rechtbank
De brand in de woning
Verbalisanten [naam 2] en [naam 3]relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 december 2021, omstreeks 00.05 uur, verzocht de centralist van het
operationeel centrum ons om met spoed richting de [adres 2] in Heerlen te gaan. Hier zou een woningbrand zijn. Toen wij ter plaatse waren, zagen wij dat er aan de achterzijde van genoemde woning een flinke brand gaande was. De vlammen waren duidelijk zichtbaar en er was al sprake van flinke rookontwikkeling. Ik,
verbalisant [naam 2] , zag dat er enorm veel rook in de straat was. Door deze enorme
rookontwikkeling kon ik, verbalisant [naam 2] , nauwelijks nog iets zien en werd
ademhalen vermoeilijkt. Toen de brand bijna was geblust, kwam de bevelvoerder van de brandweer naar ons toe gelopen. Wij hoorden dat de bevelvoerder van de brandweer tegen ons zei dat er in gang twee jerrycans stonden met benzine, dat er in de woning een zeer sterke benzinegeur hing, dat er in de woning verschillende brandhaarden aanwezig waren en dat er duidelijk sprake was van brandstichting.
Team Forensische Opsporingheeft op 1 december 2021 onderzoek verricht in de woning aan het adres [adres 2] te Heerlen. De forensische opsporingsdienst concludeert – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik zag dat het dak van de woning deels verbrand was en dat de aanbouw aan de achterzijde van de woning geheel uitgebrand was. Ik trof twee jerrycans aan in de gang. Ik zag dat op een van de jerrycans een gele schenktuit was bevestigd. Ik zag dat de dop op de andere jerrycan niet op de opening was bevestigd. Ik zag dat de kozijnen van de binnendeuren brandschade hadden opgelopen. De vloer van de zolder was eveneens verbrand. Het plafond in de kleine ruimte met de rap naar de zolder was grotendeels verbrand. De zolder is opgedeeld in twee ruimte. De ‘grote’ ruimte was geheel uitgebrand.
Beide speurhonden maakte bij de volgende plaatsen melding dat zij brandversnellende middel(en) roken:
- op de verbrande bank in woonkamer,
- op de vloer in de bijkeuken voor een verbrande kast,
- bij het gordijn bij de voordeur,
- op het matras van het bed in de hoofdslaapkamer,
- bij de dorpel van de slaapkamerdeur van de hoofdslaapkamer.
Op de door de speurhonden aangegeven plaatsen heb ik vervolgens gemeten met de
gasdetectiemeter. Ik zag dat de meter op alle plaatsen verhoogde meetwaarden aangaf voor de aanwezigheid van vluchtige organische componenten (ook wel brandversnellende middelen genoemd).
In de woning werden de volgende afzonderlijke brandhaarden aangetroffen:
- op de bank in de woonkamer;
- op de vloer van de bijkeuken;
- bij de voordeur aan de onderzijde van het gordijn;
- op de zolder.
De bevindingen van het forensisch onderzoek passen bij het opzettelijk inbrengen in
de woning van ontbrandbare vloeistof in verschillende ruimten, waarna deze vloeistof (damp daarvan) werd ontstoken met een ontstekingsbron, zoals bijvoorbeeld een lucifer of aansteker. Door de ontstane brand in de woning, die zich al snel ontwikkelde tot een uitslaande brand, was gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaan. In de naastgelegen woning(en) waren op het moment van de brand personen aanwezig.
Aangiften en getuige
[slachtoffer 1]deed aangifte van brandstichting en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 30 november 2021 bevond ik mij samen met mijn dochter en zoon, in de woning waar wij woonachtig zijn, gelegen aan de [adres 3] te Heerlen. Omstreeks 00.00 uur, werd ik door mijn dochter gewekt. Ik hoorde dat ze zei: "Ik denk dat er brand is op zolder, ik hoor allemaal dingen kapot gaan en ik ruik brand." Ik (…) zag dat er inmiddels een behoorlijke hoeveelheid rook in de woning aanwezig was. Ik voelde dat ik door de rook last kreeg van mijn ogen en dat ik moeite kreeg met ademen. Buiten zag ik dat er brand was in de woning die grenst aan onze woning, gelegen aan de [adres 2] Heerlen. Wij zagen dat er veel rook uit die woning kwam. De brandweer heeft het vuur gedoofd, maar heeft daarvoor het dak van onze woning gedeeltelijk moeten slopen. Er is schade ontstaan aan het dak, er is waterschade en er is rookschade aan persoonlijke eigendommen van ons.
Getuige [naam 4], de dochter van [slachtoffer 1] die eveneens aan de Van [adres 3] woont, verklaarde over de brandstichting – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was op mijn slaapkamer en hoorde een harde knal. Ik rook rooklucht afkomstig van de zolder. Ik ben naar beneden gerend en heb mijn moeder wakker gemaakt. Ik heb binnen in de woning rook ingeademd.
[slachtoffer 2]deed aangifte van brandstichting en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik ben woonachtig op de [adres 4] te Heerlen. Op 1 december 2021,
omstreeks 00.00 uur (…) hoorde ik enkele knallen afkomstig van uit de woning van de [adres 2] te Heerlen. Ik zag dat er ontzettend veel rookvorming was op straat. Ik rende direct naar boven (…) Op de 1e verdieping in mijn woning was ook al rookvorming ontstaan. Ten tijde van de brand stond mijn woning redelijk snel vol met rook. Aan de woning is geen schade, maar ik heb wel schade aan mijn eigendommen gezien de rookvorming in de woning.
De verdachte en de medeverdachten
Verbalisanten hebben in de nacht van 1 december 2021 kort na de brand [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
aangehouden. Tijdens het vervoer van verdachte [verdachte] naar het politiebureau alsmede in het cellencomplex rook verbalisant een sterke benzinelucht die bleef aanhouden.
Bij het
veiligstellen van de schoenenvan medeverdachte [medeverdachte 1] rook de verbalisant een benzinelucht.
[medeverdachte 2]verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Het klopt dat de brandstichting tussen 30 november 2021, omstreeks 23.45 uur en woensdag 1 december 2021, omstreeks 00.05 uur in de woning aan de [adres 2] te Heerlen was. Wij zijn die avond naar Heerlen gereden. [verdachte] bestuurde de auto en [medeverdachte 1] zat achterin. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat wij bij het huis van [medeverdachte 1] waren. [medeverdachte 1] liep voorop, [verdachte] liep achter haar en daar kwam ik weer achteraan. Ik kreeg toen ik bij de voordeur kwam van [verdachte] lucifers in mijn handen gedrukt. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ‘’die heb je dadelijk nodig’’. [verdachte] vertelde mij dat [medeverdachte 1] haar huis in de fik wilde zetten. Ik zag bij binnenkomst jerrycans staan. Ik ben in de hal van de woning blijven staan. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben de jerrycans gepakt. Ik heb gezien dat ze onder de jerrycans hebben leeggeschud. Ze zijn ook beide met de jerrycans naar boven gelopen. [verdachte] had een jerrycan gepakt die was zwart van kleur en de schenktuit was geel van kleur. Ik zag dat de jerrycan op kinderslot zat. Er was ook een tweede jerrycan. [verdachte] heeft de jerrycans klaar gemaakt voor gebruik. Ik zag dat hij in de woonkamer overal de benzine begon uit te schudden. Ik rook dat het benzine was. Nadat hij de jerrycan in de woning helemaal had leeggeschud kwam hij terug en pakte hij de tweede jerrycan. [medeverdachte 1] was bij [verdachte] in de woonkamer. Toen [verdachte] de eerste jerrycan leeg had gaf hij deze aan [medeverdachte 1] en toen pakte [verdachte] de tweede jerrycan. [medeverdachte 1] zette de eerste jerrycan op de trap in de hoek. [medeverdachte 1] is vervolgens samen met [verdachte] naar de keuken gegaan. Ik kon zien dat [verdachte] weer benzine uitschudde in de keuken. [medeverdachte 1] stond daar ook weer bij. Hierna liepen [verdachte] en [medeverdachte 1] de trap op naar boven. [verdachte] nam de jerrycan mee naar boven. [medeverdachte 1] liep achter [verdachte] naar boven. [medeverdachte 1] heeft de tweede jerrycan ook in haar handen gehad, want daar kwam zij mee naar beneden gelopen en die heeft ze neergezet bij de eerste jerrycan.
Ik moest laag de benzine aansteken. Ik deed dat pas toen we naar buiten gingen. Ik heb de lucifer aangestoken en deze in de woning gegooid bij de deurpost. Toen wij de woning verlieten heeft [medeverdachte 1] de deur dichtgetrokken. [verdachte] ging als eerste naar buiten en daarna [medeverdachte 1] .
Voor de brandstichting zou ik € 400,- krijgen. We zaten na de brandstichting in de auto en [medeverdachte 1] vroeg aan mij wat ik wilde hebben voor de woning in brand te steken. [medeverdachte 1] vertelde mij dat ze een heel zware betalingsachterstand had en dat ze hierdoor het huis in de fik wilde steken zodat ze geld van de belasting zou krijgen of van de eigenaar van de woning om het geld te krijgen om de schulden terug te betalen.
Medeverdachte [medeverdachte 1]heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik ben samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] naar mijn woning in Heerlen gereden. Ik heb de voordeur van de woning geopend en ben samen met [verdachte] naar binnen gegaan. Ik zag dat [verdachte] benzine aan het uitschudden was op de grond, op de overloop en trap.
De verdachteheeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik ben in de nacht van 30 november 2021 op 1 december 2021 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Heerlen gereden. Wij zijn alle drie uit de auto gestapt en [medeverdachte 1] heeft de deur van de woning van de [adres 2] te Heerlen geopend.
Ongeveer twee weken voorafgaand aan de brand heb ik samen met [medeverdachte 1] jerrycans gekocht en gevuld met benzine. Wij hebben de jerrycans vervolgens in de woning gezet.
Ter terechtzitting heeft
de rechtbank waargenomendat de verdachte breed geschouderd is en brede bovenarmen heeft en medeverdachte [medeverdachte 1] een tenger postuur heeft en niet breed geschouderd is.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat er op 1 december 2021 brand is gesticht in de woning aan het adres [adres 2] te Heerlen, waarbij de woning is verbrand en waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank acht ook bewezen dat deze brand niet alleen gemeen gevaar voor goederen heeft opgeleverd, maar ook gemeen gevaar voor de personen van de naastgelegen woningen, waardoor een levensgevaarlijke situatie is ontstaan. Dit volgt niet alleen uit het forensische onderzoek dat de woning direct grensde aan een andere woning, maar ook uit de aangiften waaruit blijkt dat bij de naastgelegen woningen rookvorming en schade door rook zijn ontstaan en dat ten tijde van de brandstichting in de naastgelegen woningen personen aanwezig waren
(Mede)plegen?
Aan de verdachte is het (mede)plegen van de brandstichting ten laste gelegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De verdachte heeft ten overstaan van de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij de brand gesticht. Hij heeft echter wel verklaard dat hij die nacht samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning aan de [adres 2] in Heerlen is gereden en dat hij binnen in de woning is geweest. Daarnaast volgt uit de verklaringen en de waarnemingen van de politie en de brandweer, dat de verdachte samen met de beide medeverdachten de woning is ingegaan, dat daar door de verdachten benzine is uitgesprenkeld uit jerrycans met benzine die de verdachte van tevoren had gekocht en in de woning had achtergelaten, en dat die benzine is aangestoken waarna de verdachten de woning hebben verlaten en in de woning brand is uitgebroken, veroorzaakt door brandstichting. Uit de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat de verdachte daarin initiatief heeft genomen en dat hij de jerrycans heeft gehanteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, waarin de verdachte alleen is opgetreden als chauffeur van [medeverdachte 1] die de brand zou hebben gesticht en dat hij niet in staat was om haar tegen te houden, op geen enkele wijze aannemelijk is geworden en zij acht dit volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat die verklaring op geen enkele wijze steun vindt in het dossier en daarnaast tegenstrijdig is met de gedetailleerde verklaring die [medeverdachte 2] heeft afgelegd. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar omdat die gedetailleerd is en [medeverdachte 2] niet alleen beide medeverdachten op een gelijkwaardige manier maar ook zichzelf met zijn verklaring heeft belast. Daarbij komt nog dat de verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] heeft willen stoppen, maar dat dit hem niet lukte. Ter zitting heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte fysiek veel groter en sterker is dan [medeverdachte 1] en de rechtbank acht het reeds daarom ongeloofwaardig dat hij er niet in geslaagd zou zijn om [medeverdachte 1] te stoppen als hij dat gewild had.
Op basis van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten bij de brandstichting in de woning, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen onder bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde brandstichting waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.