ECLI:NL:RBLIM:2022:7087

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
ROE 22/1575
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking documenten door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert

Op 14 juli 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert een besluit genomen op een informatieverzoek van een derde-belanghebbende, waarbij het verzoek gedeeltelijk is gehonoreerd op basis van de Wet open overheid. Verzoeker, een voormalig burgemeester, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat documenten openbaar worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, omdat verzoeker niet voldoende heeft geconcretiseerd waarom openbaarmaking van de documenten zijn recht op bescherming van het privéleven zou schenden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college bevoegd is om de documenten openbaar te maken, maar dat er een risico bestaat voor de veiligheid van verzoeker bij openbaarmaking. Daarom is besloten dat het college niet tot openbaarmaking mag overgaan tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen het griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1575

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 september 2022 in de zaak tussen

[Naam 1] , uit [plaatsnaam 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.H.A. van der Grinten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert (het college)

(gemachtigde: mr. dr. T.N. Sanders).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 2] , uit [plaatsnaam 2] ( [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van 14 juli 2022 (het primaire besluit). Bij dat besluit heeft het college het verzoek om informatie van [naam 2] met toepassing van de Wet open overheid (Woo) gedeeltelijk gehonoreerd.
1.1.
Verzoeker, voormalig burgemeester van de gemeente [*] , heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit omdat hij van mening is dat dit besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en daarom onrechtmatig is. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat de informatie openbaar wordt gemaakt.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verder heeft het college de rechtbank ten aanzien van een tweetal zienswijzen verzocht dat alleen de rechtbank hiervan kennis neemt. Bij beslissing van 16 augustus 2022 heeft deze rechtbank het verzoek om beperkte kennisneming gehonoreerd. De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb [1] kennis genomen van de door het college vertrouwelijk overgelegde documenten. Verzoeker en [naam 2] hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben als partij deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van verweerder en de derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. [naam 2] heeft op 7 juli 2020 een omvangrijk informatieverzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (het informatieverzoek) ingediend. Kort gezegd heeft hij verzocht om documenten of informatie in het kader van de bestuurlijke aangelegenheid ‘burgemeester’. [naam 2] wenst inzicht te verkrijgen in het handelen en/of functioneren van verzoeker in zijn hoedanigheid als (voormalig) burgemeester van [*] . Meer specifiek wenst hij inzicht te verkrijgen in de aard en inhoud van de door verzoeker gewiste 9.133 e-mailberichten op het moment dat hij wist dan wel kon weten dat zijn handelen en/of functioneren als burgemeester onderwerp was van onderzoek.
2.1.
Bij brief van 21 juli 2021 heeft het college verzoeker van dit informatieverzoek in kennis gesteld.
2.2.
Alvorens tot gedeeltelijke honorering van het informatieverzoek over te gaan, heeft het college verschillende belanghebbenden, waaronder verzoeker, bij brief van 22 april 2022 in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding hiervan een zienswijze uit te brengen.
2.3.
Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.4.
Het college heeft op 14 juli 2022 het primaire besluit genomen en besloten tot (gedeeltelijke) openbaarmaking van in totaal 1.105 documenten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De relevante regelgeving is als bijlage gevoegd bij deze uitspraak.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb?
5. Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak dient zij eerst te beoordelen of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Dat is het geval. Verzoeker heeft een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Ook is de onverwijlde spoed genoegzaam aangetoond.
Eigen belang verzoeker
6. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker in deze procedure heeft aangevoerd dat de naar voren gebrachte gronden zien op zijn hoedanigheid als natuurlijk persoon, en niet op zijn hoedanigheid als voormalig burgemeester van de gemeente [*] . Verzoeker beoogt op te komen voor zijn eigen belangen en de voorzieningenrechter zal deze belangen daarom behandelen in de onderhavige procedure.

Is de digitale werkomgeving van verzoeker onrechtmatig in beslag genomen en doorzocht en was het college bevoegd om op het informatieverzoek te beslissen?

7. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het primaire besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, nu het college - zonder zijn toestemming - zijn digitale werkomgeving in beslag heeft genomen en heeft (laten) doorzoeken. Dit heeft tevens tot gevolg dat openbaarmaking van de daarin aangetroffen documenten onrechtmatig is. Volgens verzoeker is de door het college gehanteerde werkwijze in strijd met de AVG [2] . Het had op de weg van het college gelegen om voor het uitvoeren van een zogenaamde Privacy Impact Assessment, een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (data protection impact assessment) uit te voeren. Ook had het college verzoeker tijdig moeten informeren over het verwerken van zijn persoonsgegevens [3] . Naar de mening van verzoeker levert de onrechtmatige inbeslagname en doorzoeking tevens een schending op van het recht op bescherming van het privéleven, omdat de aangetroffen stukken niet alleen bedoeld waren voor verzoeker in zijn hoedanigheid van burgemeester, maar juist ook in hoge mate als privépersoon. Dit klemt temeer nu verzoeker pas op 21 juli 2021 door het college is geïnformeerd over het informatieverzoek, terwijl dit verzoek ruim een jaar daarvoor is ingediend toen hij (formeel) nog burgemeester was.
7.1.
In het verlengde daarvan stelt verzoeker zich verder op het standpunt dat de werkomgeving van de burgemeester niet berust bij het college, maar uitsluitend bij de burgemeester. Daarom was de burgemeester en niet het college bevoegd om op het informatieverzoek te beslissen. Hij ziet zich hierin in zijn standpunt gesteund door de opinie van prof. mr. A.E. Schilder, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze gronden niet kunnen leiden tot het oordeel dat het college niet bevoegd is om de betreffende documenten openbaar te maken. Zij licht dit oordeel hierna toe.
8.1.
De Woo beoogt een transparante en actief openbaar makende overheid. Met dit doel kan het belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische rechtsstaat, de burger, het bestuur en economische ontwikkeling beter worden gediend. De Woo bevat daarom een algemene zorgplicht om documenten in goede, geordende en toegankelijke staat te houden en schrijft maatregelen voor om digitale documenten duurzaam toegankelijk te maken. Om dit te realiseren is de in artikel 3 van de Archiefwet 1995 neergelegde zorgverplichting in artikel 2.4, eerste lid, van de Woo overgenomen. In dat artikel is bepaald dat een bestuursorgaan er zorg voor draagt dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden. Om een goede uitvoering te kunnen geven aan de Woo is het dus van belang dat documenten op een deugdelijke wijze bewaard worden en toegankelijk zijn en daarvoor is van belang dat een bestuursorgaan de digitale informatiehuishouding op orde heeft. Dat geldt voor een burgemeester als eenhoofdig bestuursorgaan en ook voor een college, waarvan de burgemeester deel uitmaakt.
8.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het door [naam 2] ingediende verzoek om informatie is gericht aan het college. Met betrekking tot de vraag of de documenten berusten of behoren te berusten bij het college in het kader van de bevoegdheid om te beslissen op het informatieverzoek stelt de voorzieningenrechter vast dat de informatie waarop het verzoek betrekking heeft, ziet op een bestuurlijke aangelegenheid die mede valt onder de bestuurlijke taak van het college. Alleen al op grond daarvan is het college bevoegd om op dit verzoek te beslissen. Ook indien de zich onder het college feitelijk bevindende documenten tot de exclusieve bevoegdheid van de burgemeester behoren en de burgemeester derhalve (gedeeltelijk of alleen) bevoegd was om te beslissen op het informatieverzoek en niet het college leidt dit, in dit geval, niet tot het oordeel dat deze documenten niet bij het college berusten in de zin van de Woo. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2019 [4] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Woo, vanwege de controlefunctie, een ruim toepassingsbereik kent. De publiekrechtelijke (on)bevoegdheid om over bepaalde documenten te beschikken en te verwerken staat geheel los van de bevoegdheid om op een informatieverzoek over deze documenten te beschikken. Verder kan de voorzieningenrechter het college volgen in zijn standpunt dat hij in de veronderstelling is de bevoegde autoriteit te zijn omdat hij op grond van artikel 160 van de Gemeentewet belast is met het dagelijks bestuur van de gemeente, zodat geen sprake is van een situatie op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat deze documenten per toeval of per vergissing bij het college berusten.
8.3.
Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter verder van oordeel dat ook indien verzoeker zou worden gevolgd in zijn standpunt dat een burgemeester - gelet op zijn (deels exclusieve) taken en bevoegdheden - met uitsluiting van andere binnen een gemeente opererende bestuursorganen bevoegd is althans zou moeten zijn om informatie die zich bevindt in zijn werkomgeving veilig te stellen en het college hiertoe niet - zonder diens toestemming nu hij destijds nog burgemeester was - had kunnen besluiten, dit niet kan leiden tot het oordeel dat het voorliggende primaire besluit daarmee onrechtmatig is waardoor niet tot openbaarmaking mag worden overgegaan. Het college is gelet, op het doel van de Woo, immers gehouden om te onderzoeken of de gevraagde informatie onder het college berust of zou moeten berusten en vervolgens te beslissen op dat verzoek. Dat er nog geen (intern) beleid/protocol is bij de gemeente over de wijze waarop gegevens worden verzameld en vastgelegd die binnen de gemeente worden verwerkt in het kader van de Woo, waarbij rekening is gehouden met de bijzondere positie van een burgemeester en de daarbij behorende waarborgen of dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een brief aan het Nederlands Genootschap van 18 juli 2022 haar zorgen uit over het doorzoeken van de email-account en de werktelefoon van de burgemeester zonder zijn toestemming, kan - wat daar ook van zij - niet leiden tot het oordeel dat openbaarmaking van de gevraagde informatie daardoor onrechtmatig is. Dit oordeel zou er immers op neerkomen dat het college niet meer hoeft te voldoen aan de op hem rustende verplichtingen op grond van de Woo waarmee het doel van de Woo, het inzichtelijk en controleerbaar maken van overheidshandelen voor eenieder, wordt ondermijnd. Dat volgens verzoeker de door het college gehanteerde werkwijze in strijd is met de AVG, hetgeen in deze procedure niet aan de orde is, kan hoe dan ook gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet leiden tot een ander oordeel.
8.4.
De voorzieningenrechter blijkt uit het primaire besluit bovendien dat het college voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het verzamelen en onderzoeken van de desbetreffende documenten. Op 29 januari 2020 is de digitale werkomgeving van verzoeker, destijds de burgemeester, veiliggesteld in het kader van een integriteitsonderzoek. Dit is een tweede maal gebeurd op 20 april 2020, maar toen is geen aanvullende informatie gevonden. De back-up is gemaakt, opgeslagen op een externe harde schijf en verzegeld en opgeslagen in een kluis bij de gemeente. Daarna is de harde schijf opgeslagen op het kantoor van de gemachtigde van het college en bewaard ten behoeve van het onderzoek. Het onderzoek is verder voorafgegaan door een Data Privacy Impact Assessment (DPIA). Daarin is door de Privacyfunctionaris van de gemeente Weert vooraf bepaald wat de reikwijdte van het onderzoek zou zijn en hoe de gevolgen voor de privacy van verzoeker zo beperkt mogelijk konden worden gehouden. Het onderzoek heeft vervolgens plaatsgevonden door een advocaat met een geheimhoudingsverplichting. De advocaat heeft de instructie gekregen slechts te zoeken op bepaalde termen en om louter de binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallende documenten met de gemeente te delen. Het betrof in totaal 3.274 documenten, waarvan 940 documenten buiten de reikwijdte van het verzoek vielen. Van de resterende 2.334 documenten, betroffen 1.229 documenten doublures waardoor er uiteindelijk 1.105 documenten overbleven. De gemeente heeft dus feitelijk enkel de documenten die onder de reikwijdte van het informatieverzoek vallen kunnen zien. Deze documenten heeft verzoeker ook gezien. Gelet op de zorgvuldigheid die is betracht bij het verzamelen en het verwerken van de gegevens voor het informatieverzoek, bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de conclusie dat verzoeker hierdoor in zijn privacy zou zijn geschaad. Dat er volgens verzoeker een continue vrees bestaat dat het college blijvend zijn gegevens zal doorzoeken voor toekomstige Woo-verzoeken, laat onverlet dat het college bevoegd is om op het Woo-verzoek te beslissen met inachtneming van de waarborgen zoals deze neergelegd in de Woo en de AVG.
Mag het college de documenten (gedeeltelijk) openbaar maken?
9. Verzoeker vreest in het algemeen bij openbaarmaking van alle 1.105 documenten, en in het bijzonder bij openbaarmaking van de documenten met nummers 1039, 1041, 1074, 1082 en 1097, voor zijn veiligheid in het licht van het recht op bescherming van zijn privéleven [5] . Hij voert daartoe aan dat de documenten gevoelige onderwerpen bevatten. Het betreft dossiers over inwoners van Weert die overlast veroorzaken, integriteitsvraagstukken binnen de gemeente en dossiers over horecavergunningen en motorbendes. Verzoeker geeft aan dat hij bedreigd wordt en dat deze bedreigingen samenhangen met zijn voormalige functie van burgemeester. Als (voormalig) burgemeester en lid van het driehoeksoverleg beschikte hij over informatie die het college niet had en ook niet behoorde te hebben. Verzoeker geeft aan dat hij vanwege de bedreigingen aangifte heeft gedaan en melding heeft gedaan van beschadigingen. Als gevolg hiervan zijn maatregelen getroffen en afspraken gemaakt. Deze door verzoeker gestelde gang van zaken wordt bij e-mailbericht van
22 augustus 2022 onderschreven door [naam 3], Teamchef bij de politie Basisteam Weert. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd aangegeven dat hij de gestelde bedreigingen niet nader kan concretiseren, omdat hij een geheimhoudingsplicht heeft.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker zich op het standpunt stelt dat zijn recht op bescherming van zijn privéleven wordt geschonden bij openbaarmaking van de desbetreffende documenten. Verzoeker geeft aan dat hij vanwege zijn voormalig burgemeesterschap nog steeds bedreigd wordt en hij vreest daarom voor zijn veiligheid.. De voorzieningenrechter heeft voorafgaande aan de zitting kennis genomen van de documenten met de nummers 1039, 1041, 1074, 1082 en 1097. Van het aanbod van het college om kennis te nemen van de overige 1.100 documenten, heeft de voorzieningenrechter geen gebruik gemaakt, gelet op de bezwaargronden van verzoeker. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van het college dat verzoeker niet nader heeft geconcretiseerd door wie hij wordt bedreigd en wat deze bedreigingen inhouden. Echter nu verzoeker - zoals hij eerst ter zitting onweersproken heeft gesteld - nog steeds gebonden is aan geheimhouding over zaken waar hij kennis van heeft genomen in zijn hoedanigheid van burgemeester en daardoor alleen in staat is om deze bedreigingen nader te concretiseren wanneer rekening wordt gehouden met zijn geheimhoudingsplicht, heeft verzoeker een groot belang gesteld bij het niet, althans niet hangende bezwaar, openbaar maken van de desbetreffende documenten.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zij zonder concretisering van de bedreigingen in deze procedure geen rechtmatigheidsoordeel kan geven over de vraag of het recht op bescherming van verzoekers privéleven wordt geschonden bij openbaarmaking van de desbetreffende documenten. Weliswaar heeft verzoeker tijdens de zitting aangeboden, onder de voorwaarde dat alleen de voorzieningenrechter daar kennis van neemt, zijn vrees nader te concretiseren voor alle 1.105 documenten, maar indien een dergelijk verzoek om beperkte kennisneming gerechtvaardigd is en de voorzieningenrechter van oordeel zou zijn dat - gelet op die informatie - gedeeltelijke of gehele openbaarmaking van (een deel van de) documenten achterwege moet blijven, dient het college in zijn beslissing op bezwaar evengoed deugdelijk te motiveren waarom hij de gevraagde informatie niet openbaar kan maken. Dat is onmogelijk in dat geval. Bovendien leent de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure hangende bezwaar, die gekenmerkt wordt door een relatief eenvoudige rechtsvraag en gepaard gaat met een zekere spoed, zich niet voor een dergelijk vergaand onderzoek door de voorzieningenrechter.
10.2.
Nu op grond van voorgaande echter niet geheel uitgesloten is dat verzoeker bij openbaarmaking van (een of meer van) de 1.105 documenten een risico loopt op bedreigingen gericht aan zijn adres ziet de voorzieningenrechter aanleiding de voorziening toe te wijzen om te voorkomen dat er voordat er op het bezwaar wordt beslist gevolgen optreden die daarna niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Als het gaat om verzoeken op grond van de Woo, waarbij het college heeft besloten documenten geheel of gedeeltelijk openbaar te maken, is bij een afwijzing van de voorziening van voorlopigheid immers geen sprake en kunnen de gevolgen daarvan na een andersluidend oordeel in de bezwaarprocedure niet worden teruggedraaid. Afwijzing van het verzoek zou betekenen dat de bezwaarprocedure geen betekenis zou hebben, terwijl nog onzeker is of de 1.105 documenten openbaar mogen worden gemaakt. Van de zijde van het college en [naam 2] zijn, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, geen bijzonder dringende belangen gebleken bij onmiddellijke openbaarmaking van de gevraagde documenten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt gelet hierop het belang van verzoeker bij het niet openbaar maken van de documenten op dit moment zwaarder dan het belang van het college en [naam 2] .
10.3.
Ten behoeve van de behandeling van het bezwaarschrift in de bezwaarfase, waarbij een volledige heroverweging plaatsvindt, wil de voorzieningenrechter wel aan verzoeker meegeven dat het op zijn weg ligt om zijn bezwaren - al dan niet onder geheimhouding - tegen de openbaarmaking van de documenten vanwege de vrees voor zijn veiligheid op een zodanige wijze toe te lichten en te concretiseren dat het college in staat moet worden geacht om (inhoudelijk) op het bezwaarschrift te beslissen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter is na een afweging van belangen tot de conclusie gekomen dat de belangen van verzoeker bij het niet openbaar maken van de documenten thans dienen te prevaleren boven de belangen van het college en [naam 2] die gemoeid zijn met openbaarmaking van de documenten. Daarom wijst zij het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe. Dit betekent dat het college niet tot het (gedeeltelijk) openbaar maken van de 1.105 documenten mag overgaan tot zes weken na bekenmaking van de beslissing op het bezwaarschrift.
11.1.
De voorzieningenrechter zal het college niet veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Daartoe acht de voorzieningenrechter van belang dat het op de weg van verzoeker had gelegen om in zijn zienswijze of in ieder geval voorafgaande aan het primaire besluit nader te concretiseren door wie hij wordt bedreigd en wat deze bedreigingen inhouden, hetgeen hij niet heeft gedaan. Wel draagt zij het college op het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden op grond van artikel 8:74 van de Awb in verbinding met artikel 8:94, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op
bezwaar;
- draagt het college op het griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022.
De griffier is niet in staat de uitspraak mee te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:19 september 2022.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:29
1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
(..)
3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
(..)
5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
Artikel 8:81
1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Wet open overheid

Artikel 2.4
1. Een bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.
2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:
a.in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de
metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175);
b. of, indien verstrekking in een machinaal leesbaar open formaat redelijkerwijs niet
gevergd kan worden, in andere elektronisch doorzoekbare vorm;
c. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door
verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
d. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet
gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.
4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.
5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.
6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.
Artikel 4.1
1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
(..)
5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daartegen heeft, in welk geval de informatie wordt verstrekt twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Algemene Verordening Gegevensbescherming
3.Op grond van artikel 13, derde lid, sub a, van de AVG had dit uiterlijk binnen een maand moeten gebeuren.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2019:225
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden