ECLI:NL:RBLIM:2022:6958

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
ROE 20/3492
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om rectificatie van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. De eiser verzocht om wijziging van zijn persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp), die volgens hem onjuist waren. Het primaire besluit van 16 april 2020, waarin het verzoek van eiser werd afgewezen, werd door verweerder in het bestreden besluit van 9 november 2020 gehandhaafd. Eiser stelde dat zijn persoonsgegevens gebaseerd waren op een verklaring onder ede en dat hij bewijs had geleverd in de vorm van brondocumenten, waaronder een Chinees paspoort en notariële akten. Tijdens de zitting op 11 augustus 2022 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en mr. P. Lathouwers.

De rechtbank overwoog dat de Wet Brp geen bepaling bevat over rechtsverwerking en dat een verzoek om wijziging van gegevens niet beperkt is tot een bepaalde periode. De rechtbank concludeerde dat de stelling van verweerder over rechtsverwerking niet op een toereikende wettelijke grondslag was gebaseerd. De rechtbank benadrukte dat de gegevens in de Brp betrouwbaar moeten zijn en dat bewijs van onjuistheid geleverd moet worden door overlegging van de juiste brondocumenten. De rechtbank volgde de recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die de toetsingsmaatstaf voor wijziging van gegevens in de Brp nuanceerde. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had betwist dat de in het paspoort vermelde gegevens juist waren, gezien de twijfels over de afgiftepraktijken van Chinese documenten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de in de Brp geregistreerde persoonsgegevens onjuist waren. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/3492

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2022

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: J.L.M. van den Broek).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om wijziging van de hem betreffende in de Basisregistratie personen (Brp) opgenomen persoonsgegevens afgewezen.
Bij besluit van 9 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. P. Lathouwers.

Overwegingen

1. De van belang zijnde bepalingen uit de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) zijn opgenomen in een aan deze uitspraak gehechte bijlage.
Wat aan deze procedure vooraf ging
2. Eiser is in de Basisregistratie personen (Brp) opgenomen onder de naam [eiser] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] . Dit op basis van een door eiser op 5 oktober 1999 in de gemeente Sittard-Geleen onder eed of belofte afgelegde verklaring over zijn persoonsgegevens. [1]
3. Bij brief van 18 oktober 2019 heeft eiser verweerder verzocht om correctie van zijn persoonsgegevens. Eiser heeft verzocht deze gegevens te wijzigen in: [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Ook heeft eiser verzocht om wijziging van zijn nationaliteit van “onbekend” in “Chinese” en betreft het verzoek een aanvulling, dan wel wijziging van de geslachtsnaam, voornamen en geboortedata van zijn ouders.
3.1.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
een kopie van een Chinees paspoort met nummer [paspoortnummer] , op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 3] , afgegeven door de Chinese ambassade te Den Haag op 10 september 2010;
een dubbel gelegaliseerde notariële verklaring over de geboorte met nummer 471, afgegeven op 22 februari 2019, inhoudende de mededeling dat [naam 1] (man), ID no. [ID-nummer 1] , is geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , en dat zijn vader [naam vader] is en dat zijn moeder [naam moeder] is en dat beide ouders zijn overleden;
een dubbel gelegaliseerde notariële verklaring over de geboorte met nummer 3394, afgegeven op 2 september 2019, inhoudende de mededeling dat [naam 2] (vrouw) is geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] en dat haar vader [naam vader] is en dat haar moeder [naam moeder] is en dat beide ouders zijn overleden.
een dubbel gelegaliseerd certificaat afgegeven door Xuekou Police Sub-Station of [geboorteplaats 2] Public Security Bureau (PSB) op 14 februari 2019, inhoudende de mededeling dat [naam 1] en [naam 2] broer en zus zijn, met daarbij een dubbel gelegaliseerde door PSB afgegeven verklaring met nummer 494, afgegeven op
22 februari 2019, over de conformiteit van het hiervoor genoemde certificaat;
en dubbel gelegaliseerde notariële verklaring met nummer 474 afgegeven op 22 februari 2019 betreffende de mededeling dat [naam 1] en [naam 2] broer en zus zijn;
een dubbel gelegaliseerde notariële verklaring met nummer 473 afgegeven op
11 februari 2019, inhoudende de mededeling dat [naam 1] , ID no. [ID-nummer 2] , is geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , zijn household register in [geboorteplaats 2] heeft beëindigd wegens vertrek naar het buitenland;
een onderzoeksrapport van DNA-verwantschapsonderzoek (DNA-onderzoek) tussen eiser en [naam 2] , opgemaakt op 16 augustus 2019 door Verilabs in Leiden, waarin staat dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,999% is berekend dat eiser dezelfde biologische ouders heeft als [naam 2] .
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder het door eiser gedane verzoek afgewezen.
Primair stelt verweerder zich op het standpunt dat er in dit geval sprake is van rechtsverwerking, omdat eiser al ruim 20 jaar met zijn huidige identiteit deelneemt aan het maatschappelijk en juridisch (rechts)verkeer in Nederland en hij in die periode meermaals, al dan niet onder ede, heeft verklaard de in de Brp opgenomen identiteit te hebben.
Verder stelt verweerder zich – kort weergegeven – op het standpunt dat niet onomstotelijk vast staat dat de in de Brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn, respectievelijk -op basis van recente rechtspraak- dat niet buiten redelijke twijfel uit de door eiser overgelegde brondocumenten volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens, waarvan eiser wijziging in de basisregistratie personen vraagt, juist zijn.
5. Eiser voert in beroep – kort weergegeven – aan dat zijn persoonsgegevens in de Brp zijn gebaseerd op een verklaring onder ede of belofte. Ter onderbouwing zijn verzoek tot wijziging heeft eiser zes hogere brondocumenten [2] overgelegd. Gelet op deze hogere brondocumenten samen met het DNA-verwantschapsonderzoek, staat volgens eiser vast dat [eiser] , zoals geregistreerd in de Brp, een en dezelfde persoon is als [naam 1] , zoals vermeld staat in de Chinese brondocumenten. Daaruit volgt dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn. Met betrekking tot de gestelde rechtsverwerking stelt eiser dat in de Wet Brp geen bepaling is gecodificeerd die rechtsverwerking legaliseert.
Bij het aanvullend beroepschrift van 23 februari 2021 heeft eiser nog een kopie van het Chinese paspoort van zijn broer, [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] , overgelegd en een dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring met nummer 1186 inhoudende een weergave van de gezinssamenstelling van de familie [familienaam] , afgegeven op 23 december 2020.
6. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de door eiser in beroep overgelegde documenten voor onderzoek aan Bureau Documenten zijn voorgelegd. Tot op heden zijn de resultaten van het onderzoek nog niet bekend.

Het oordeel van de rechtbank

Is er sprake van rechtsverwerking?
7. De rechtbank stelt vast dat de Wet Brp geen bepaling met betrekking tot rechtsverwerking bevat. Een verzoek om wijziging van gegevens in de Brp is in de Wet Brp niet beperkt tot een bepaalde periode. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerders stelling niet is gebaseerd op een toereikende (wettelijke) grondslag. Dit betekent dat de rechtbank over zal gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
Toetsingskader
8. Op grond van vaste rechtspraak [3] , moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever [4] een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren. [5] Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
9. Bij uitspraken van 4 mei 2022 [6] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) de voorheen gehanteerde toetsingsmaatstaf, te weten dat voor het wijzigen van in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moet vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn, genuanceerd. De nieuwe toetsingsmaatstaf is dat beoordeeld dient te worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
Bewijskracht paspoort
10. Met betrekking tot het door eiser overgelegde (kopie) van het paspoort van
10 september 2010 stelt de rechtbank vast dat verweerder de authenticiteit van het door eiser overgelegde paspoort niet betwist. Ook heeft verweerder erkend dat er sprake is van een brondocument. [7]
11. Het feit dat een geschrift een brondocument is betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de Brp. [8] Bij het beoordelen of deze feiten moeten worden verwerkt, moet ook rekening worden gehouden met de relevante bepalingen uit paragraaf 3 van Afdeling 1 van Hoofdstuk 2 van de Wet Brp. Zo is van belang dat aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, geen gegevens worden ontleend als aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn. [9] Verder is van belang dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. [10] Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en in processuele zin. [11] Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. [12] Het ligt op de weg van verweerder, wanneer deze stelt dat er voorafgaand aan de afgifte van het betreffende paspoort geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden, om dit concreet te onderbouwen. [13]
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat uit voormelde uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022 volgt dat ten aanzien van Chinese paspoorten die zijn afgegeven voor 2012 niet ook als uitgangspunt kan worden genomen dat het aan de afgifte voorafgaande onderzoek behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest. Daarbij heeft verweerder onder verwijzing naar de Ambtsberichten inzake China uit 2018 en 2020 gemotiveerd aangegeven dat in China relatief eenvoudig aan valse en vervalste documenten kan worden gekomen (documentfraude). In deze ambtsberichten staat vermeld dat ambtenaren tegen betaling documenten zouden afgegeven en er zou tevens een bloeiende (interne) markthandel in documenten bestaan in China. In het Ambtsbericht inzake China 2020 staat dat het volgens een onderzoeker en een ngo mogelijk is om door middel van omkoping aan paspoorten te komen die weliswaar opgesteld en afgegeven zijn door een daartoe bevoegde instantie, maar die op een valse identiteit zijn gebaseerd. Verweerder betwist dan ook dat voorafgaande aan de afgifte van het paspoort van 2010 een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden en stelt zich op het standpunt dat derhalve niet uit kan worden gegaan van de juistheid van de gegevens zoals vermeld in dit paspoort.
13. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken op welke documenten de afgifte van het paspoort door de Chinese ambassade in Den Haag is gebaseerd. Gesteld noch gebleken is dat de afgifte zou zijn gebaseerd op een ouder/eerder door eiser overgelegd paspoort en/of andere documenten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat op pagina 5 van een chinees paspoort normaliter wordt vermeld op basis waarvan – bijvoorbeeld op basis van een oud paspoort – dit nieuwe paspoort is afgegeven. Eiser heeft geen kopie overgelegd van pagina 5 van zijn paspoort uit 2010. Ook heeft eiser geen enkele verklaring afgegeven over op basis van welke documenten de Chinese ambassade zijn identiteit heeft vastgesteld, terwijl het alleszins redelijk te achten is dat er van zijn kant een sluitende verklaring komt over (de wijze van) het vaststellen van zijn identiteit door de Chinese ambassade. Ook ter zitting heeft eiser hierover niets verklaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser tegenover de gemotiveerde en onderbouwde betwisting zijdens verweerder, niet aannemelijk heeft gemaakt dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort uit 2010 behoorlijk en overeenkomstig de plaatselijke voorschriften onderzoek is verricht naar de juistheid van de in het paspoort vermelde gegevens.
Dat eiser ter zitting een kopie van een nieuw paspoort, dat op 9 juni 2021 door de Chinese ambassade in Den Haag is afgegeven, heeft overgelegd, maakt het voorgaande niet anders. Eiser heeft hierbij ook een kopie van pagina 5 van dit paspoort overgelegd en hierop staat dat dit paspoort is afgegeven op basis het paspoort met nummer [paspoortnummer] , het paspoort uit 2010. Het paspoort uit 2021 geeft dus geen duidelijkheid over de afgifte van het paspoort
uit 2010.
14. Gelet op het voorgaande in samenhang met de twijfels over de algemene afgiftepraktijk volgt de rechtbank verweerder in dit geval in zijn standpunt dat de in het paspoort uit 2010 vermelde gegevens, ondanks dat het hier een brondocument betreft, niet hoeven te worden verwerkt in de Brp.
De notariële verklaringen
15. Op grond van vaste rechtspraak, kunnen notariële verklaringen, zoals deze door partijen worden geduid, aktes zijn zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c van de Wet brp. In de documenten wordt namelijk gesproken van een notarial certificate, de Engelse vertaling van notariële akte. [14]
16. Ten aanzien van de door eiser overgelegde documenten b tot en met f is de rechtbank met verweerder van oordeel dat aan deze documenten niet de bewijswaarde kan worden toegekend die eiser hier graag aan toegekend wil zien. Eiser heeft zich weliswaar terecht op het standpunt gesteld dat uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat als een document zowel door de buitenlandse als de Nederlandse autoriteiten is gelegaliseerd er in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van document. Echter, daarvoor moet wel informatie bekend zijn over de wijze van opmaken en de betrouwbaarheid van het onderzoek daarbij.
17. In de verkorte verklaring van onderzoek van 19 december 2019 heeft Bureau Documenten aangegeven dat de notariële akten die zien op de verklaringen met betrekking tot de identiteit (b, c en e) ‘echt’ zijn, met daarbij de opmerking dat deze niet voorzien zijn van een pasfoto. Ook heeft Bureau Documenten daarbij de opmerking gemaakt dat de notariële akten mogelijk gebaseerd zijn op een ID-kaart. Met betrekking tot de notariële verklaringen betreffende de mededeling dat [naam 1] en [naam 2] broer en zus zijn (e) en de uitschrijving van de gezinsregistratie van [naam 1] (f) heeft Bureau Documenten aangegeven dat dit fotokopieën betreffen en dat de documenten om deze reden niet onderzocht kunnen worden.
De rechtbank overweegt dat het onderzoek door Bureau Documenten ziet op de notariële akten, de onderliggende brondocumenten – zoals een geboorteakte – ontbreken. Overgelegde kopieën zijn niet per definitie uitgesloten als bewijsmiddel, maar de onderliggende documenten van notariële aktes zijn aparte stukken. [15] In dit geval is niet gebleken van een reden waarom de originele onderliggende documenten niet konden worden overgelegd. Als regel mag van de aanvrager worden verlangd dat hij brondocumenten en andere documenten indien mogelijk in origineel overlegt. [16] Ook het feit dat de door eiser overgelegde documenten zijn gelegaliseerd helpt hem niet. Zoals verweerder terecht aanvoert geeft legalisatie aan dat documenten door een bevoegde instantie zijn opgemaakt en de desbetreffende nationale autoriteiten voor de geldigheid daarvan instaan, maar niet of dat overeenkomstig plaatselijke voorschriften is gebeurd en of het document op betrouwbare gegevens is gebaseerd en een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Deze informatie blijkt ook niet uit wat door eiser is aangevraagd of op de notariële verklaringen zelf is vermeld. Op de verklaringen staat alleen dat de vermelde gegevens zijn ontleend aan de bijgevoegde kopie. Van overgelegde brondocumenten is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
18. Verweerder heeft verder terecht aangevoerd dat er geen verplichting bestaat om de vereisten die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn gesteld voor het legaliseren van documenten uit China voor gebruik in Nederland, toe te passen bij de beoordeling van de vraag welke documenten moeten worden overgelegd bij een verzoek om wijziging van identiteitsgegevens in de Brp. Deze werkwijze is niet dwingend voorgeschreven. Het gaat om een richtlijn met het dringende verzoek om deze werkwijze toe te passen. [17] Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij geen authentieke brondocumenten (waaronder een uittreksel van een geboorteakte en een originele hukou) heeft overgelegd.
19. De aanvullende documenten zoals eiser die bij het aanvullend beroepschrift heeft overgelegd, zijnde de kopie van het paspoort van de broer van eiser en de PSB-verklaring over het certificaat waarin de gezinssamenstelling van de familie Lin wordt beschreven, zijn nog niet op echtheid beoordeeld door Bureau Documenten. De rechtbank ziet – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – geen aanleiding om de onderhavige zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, hetgeen eiser overigens ook niet heeft verzocht.
Het DNA-onderzoek
20. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van wat eiser naar voren heeft gebracht over het verwantschapsonderzoek. De uitkomst van dat onderzoek heeft namelijk een ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten aanvullend karakter en kunnen deze daarom niet geheel vervangen. [18]

Conclusie

21. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet buiten redelijke twijfel uit de overgelegde (bron)documenten volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens, waarvan eiser wijziging in de Brp vraagt, juist zijn.
22. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 september 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[...]
Artikel 2.8
[...]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
[...]
Artikel 2.10
[...]
Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
[...]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling [artikelen 2.1-2.61].
[…]

Voetnoten

1.Thans artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp.
2.in de zin van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2799.
4.artikel 2.8 van de Wet brp.
5.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126.
7.als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, Wet Brp.
8.zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2016:702.
9.artikel 2.10, derde lid, van de Wet Brp.
10.artikel 2.10, tweede lid, van de Wet Brp.
11.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, p. 128.
12.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2015:2285.
13.Zie de uitspraken van de Afdeling van 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2285 en 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022.
14.Zie ook de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, overweging 12.
15.Zie de eerder genoemde de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, overweging 8.7.
16.Zie de eerder genoemde de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, overweging 12.1.
17.zie de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, overweging 13.2 en de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2537, overweging 9.3.
18.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, overweging 16.