ECLI:NL:RBLIM:2022:6842

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
ROE 22/1770
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake geluidsoverlast bij evenement in Maastricht

Op 1 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met geluidsoverlast van het evenement 'MVV Charity Event 2022', dat op 3 september 2022 zou plaatsvinden. De verzoeker, een inwoner van Maastricht, had bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning die was verleend aan [naam 4] BV, en verzocht om een voorlopige voorziening om het evenement te verbieden vanwege de te verwachten geluidsoverlast. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder geluidsvoorschriften heeft gekregen en dat de geluidsniveaus lager zijn dan de maximaal toegestane niveaus. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de muziek om 22:00 uur stopt en dat het podium niet gericht is op de woning van de verzoeker, die op 180 meter afstand woont. De voorzieningenrechter concludeert dat de geluidsoverlast die de verzoeker ervaart, acceptabel is en dat de belangen van het evenement zwaarder wegen dan de belangen van de verzoeker. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor het evenement kan doorgaan. De uitspraak benadrukt dat de belangenafweging in het voordeel van de vergunninghouder uitvalt, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1770

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , verzoeker

en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluiten van 24 augustus 2022 (de primaire besluiten) heeft verweerder aan [naam 4] BV (vergunninghouder) een evenementenvergunning, een ontheffing ingevolge de Drank- en Horecawet en een ontheffing ingevolge de Geluidhinderverordening gemeente Maastricht 2016 verleend in verband met het evenement ‘MVV Charity Event 2022’ dat op 3 september 2022 plaatsvindt bij [naam 4] aan de [adres] .
Verzoeker heeft op 30 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op 31 augustus 2022 vragen gesteld aan verweerder, die op 1 september 2022 schriftelijk zijn beantwoord en waarbij nadere stukken zijn overgelegd.
Verzoeker heeft aanvullende gronden en nadere stukken ingediend op 1 september 2022.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2022. Verzoeker is verschenen en heeft [naam 2] meegenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als (geluids)deskundige is verschenen [naam deskundige] . Namens vergunninghouder is verschenen [naam 3] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan, indien op grond van de beschikbare gegevens moet worden geoordeeld dat zonder die voorziening het voor de indiener van een verzoek uit een besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Daarbij gaat het om een afweging van de belangen van de indiener van het verzoek bij een onverwijlde voorziening tegen de belangen die zijn gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard en niet bindend in de bodemprocedure.
3. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat aan de in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan.
4. Verzoeker heeft kortgezegd aangevoerd dat hij geen geluidsoverlast in zijn woning hoeft te dulden van het evenement bij vergunninghouder. Het evenement moet daarom binnen worden gehouden, dan wel buiten met een geluidsniveau waarbij het geluid de grenzen van het evenemententerrein niet overschrijdt. Ter zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij en andere omwonenden aan het Stadspark veel (geluids)overlast ervaren van de vele evenementen en andere activiteiten in het Stadspark.
5. Erkend wordt dat verzoeker geluidsoverlast ervaart door het evenement. De vraag is of de overlast duldbaar (met andere woorden: acceptabel of aanvaardbaar) is. In de uitspraak van 15 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1566) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat op objectieve gronden niet valt vast te stellen wanneer een omwonende door een evenement onduldbare geluidhinder ondervindt. Het oordeel of geluidhinder onaanvaardbaar is, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of verweerder aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen.
6. Verweerder heeft aan de evenementenvergunning geluidsvoorschriften verbonden. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat aansluiting is gezocht bij de "Nota Evenementen met een luidruchtig karakter" die in januari 1996 door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg is opgesteld (hierna: de Nota). De Nota is een handreiking voor gemeenten en geeft criteria voor het houden van evenementen en is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen dan wel beperken van ernstige en onduldbare overlast. De Nota richt zich ten aanzien van de geluidnormering overdag en ’s avonds op het waarborgen van de spraakverstaanbaarheid in de woning en in de nachtperiode op het vermijden van slaapverstoring. Uitgangspunt van de Nota is een normstelling die gericht is op de bescherming van de binnenruimte van de in de omgeving van het festival gelegen woningen en andere geluidgevoelige objecten tegen geluidhinder. In de woningen wordt uitgegaan van een vaste maximale waarde voor het achtergrondgeluid. Een stoorgeluid van 50 dB(A) in de woning is volgens de Nota de grens van wat in redelijkheid van een omwonende gevraagd kan worden te accepteren. Een waarde boven de 50 dB(A) kan volgens de Nota als ‘onduldbaar’ worden gekwalificeerd. Volgens de tabellen 2 en 3 van de Nota is bij een gemiddelde gevelisolatie van 20 à 25 dB(A) een maximale gevelbelasting (één-minuut LAeq) van 70 à 75 dB(A) in de dag- en avondperiode en 65 à 70 dB (A) in de nachtperiode toelaatbaar.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat er in de primaire besluiten beperkingen zijn gesteld aan het geluid om op die manier geluidsoverlast voor de omgeving te voorkomen. De voorzieningenrechter wijst er ook op dat de vergunde geluidsniveaus lager zijn dan de maximaal toegestane geluidsniveaus en dat een automatische geluidsbegrenzer verplicht is gesteld. Daarnaast stelt de voorzieningenrechter vast dat het podium niet is gericht op de woning van verzoeker (die 180 meter van de locatie is gelegen) en dat de muziek buiten om 22:00 uur stopt, waarna het evenement binnen wordt voortgezet. Ook heeft verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift de geluidsbelasting op de gevel van verzoeker laten onderzoeken door een deskundige op basis van het vergunde geluidsniveau. Daaruit blijkt dat de geluidsbelasting maximaal 49,5 dB is, wat ruim onder de richtwaarde uit de Nota van 70 dB respectievelijk 65 dB ligt. Verder heeft verweerder nog toegelicht dat het gaat om een ééndaags evenement op zaterdag van 12:00 tot 01:00 uur in het centrum van Maastricht. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van onduldbare geluidshinder. Met andere woorden: verzoeker ervaart weliswaar geluidsoverlast door het evenement, maar deze geluidsoverlast is acceptabel en aanvaardbaar.
8. Voor zover verzoeker stelt dat de vergunninghouder zich mogelijk niet zal houden aan de voorschriften overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet doorslaggevend is voor het toestaan van dit evenement. De voorschriften staan in de besluiten opgenomen en de vergunninghouder zal zich daaraan moeten houden. Als de vergunninghouder zich niet aan de voorschriften houdt, dan kan worden gehandhaafd. Verweerder heeft op de zitting ook gezegd dat zal worden gecontroleerd. In ieder geval kan niet om deze reden al bij voorbaat worden gezegd dat de primaire besluiten niet konden worden genomen of dat het evenement niet kan doorgaan.
9. Ook van andere onrechtmatigheden in de besluitvorming is de voorzieningenrechter niet gebleken. Zo heeft verweerder in zijn reactie op de vragen van de voorzieningenrechter voldoende toegelicht waarom een apart geluidsplan in dit geval niet nodig was. Verzoeker kan zich ook niet met succes beroepen op bescherming van gezondheid van minderjarigen op het evenemententerrein en op de beschermde natuur in het stadspark. Deze belangen zijn algemeen van aard en gelden niet als een persoonlijk belang van verzoeker zelf, die immers geluidsoverlast in zijn woning ervaart. Het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a Awb staat daaraan in de weg.
10. Tot slot stelt de voorzieningenrechter vast dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren komt dat verzoeker zeer veel (geluids)overlast ervaart in zijn woning uit het stadspark, dat hij dit ook vaak heeft gemeld bij verweerder en dat naar zijn mening met die meldingen weinig tot niets wordt gedaan. Met andere woorden: verzoeker voelt zich in de steek gelaten. De voorzieningenrechter kan dat echter niet betrekken bij zijn voorlopig oordeel over de primaire besluiten. De voorzieningenrechter benadrukt dat in deze procedure slechts de primaire besluiten centraal staan zoals die zijn verleend aan vergunninghouder voor dit evenement. Verweerder gaat over het (maximum) aantal evenementen bij de woonomgeving van verzoeker en over de handhaving van (geluids)overlast in het park. De voorzieningenrechter stelt overigens wel vast dat het maximum aantal evenementdagen bij [naam 4] nog niet zijn overschreden, zodat daarin geen reden ligt dit evenement niet door te laten gaan.
11. Resumerend komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder de primaire besluiten kon nemen en het evenement kon toestaan, gelet op de motivering die hij daarvoor heeft gegeven. De belangen bij het laten doorgaan van het evenement wegen dan ook zwaarder dan verzoekers belang om dit tegen te gaan wegens geluidsoverlast bij zijn woning. Daarom is er ook geen sprake van dat verweerder verzoekers recht op privéleven niet eerbiedigt, zoals verzoeker stelt. Verzoekers belangen zijn namelijk wel meegewogen, maar de belangenafweging valt in zijn nadeel uit.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Dat betekent dat het evenement kan doorgaan.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K. Mestrom, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2022.
de griffier is buiten staat dit
proces-verbaal te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 7 september 2022.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.