ECLI:NL:RBLIM:2022:6570

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
ROE 21/1217
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na herbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de vaststelling van het WIA-percentage na een herbeoordeling. Eiser, die eerder een loongerelateerde uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 65-80%, was het niet eens met de beslissing van het UWV om zijn arbeidsongeschiktheid per 4 juli 2020 te herzien naar 43,91%. Eiser stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie. Hij verzocht de rechtbank om een onafhankelijke deskundige aan te stellen en om zijn ex-werkgever te verplichten zijn medische dossier te overleggen.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek om het medisch dossier van de ex-werkgever niet binnen de reikwijdte van het geding viel, aangezien dit dossier niet deel uitmaakte van de stukken waarop het bestreden besluit was gebaseerd. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om specifiek en gemotiveerd aan te voeren waarom hij het niet eens was met het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiser terecht had vastgesteld op 43,91% en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de medische beoordeling onzorgvuldig was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank wees ook het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat eiser in beroep geen gelijk kreeg. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1217

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.M. Verstraten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: W. Lagerwaard),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], uit [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: N. van Roosmalen).

Procesverloop

Met het besluit van 28 april 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de loongerelateerde uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd per 4 juli 2020, en eiser per die datum een vervolguitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 65-80%.
Met het besluit van 8 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiser en ex-werkgever gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en eiser meer arbeidsgeschikt bevonden. De mate van arbeidsongeschiktheid per 4 juli 2020 is bepaald op 43,91%. De vervolguitkering naar dit percentage wordt per 12 mei 2021 aangepast
.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Vooraf

1. Omdat eiser geen toestemming heeft gegeven zijn medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever zal de rechtbank in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.

Wat er aan deze procedure voorafging

2. Eiser had een WIA-loongerelateerde uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65-80%. Het UWV heeft per 4 juli 2020 de loongerelateerde uitkering beëindigd en eiser een vervolguitkering toegekend. Daar lag geen actueel sociaal medisch onderzoek aan ten grondslag. Op verzoek van zowel eiser als de ex-werkgever heeft het UWV alsnog een onderzoek gedaan naar eisers arbeidsgeschiktheid.
3. Een arts van het UWV [1] heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 4 juli 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie functies 10,70% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 89,30%. Vervolgens heeft het UWV eiser en de ex-werkgever bericht voornemens te zijn eiser per 4 juli 2020 een WIA-loonaanvullingsuitkering naar dit percentage toe te kennen.
4. Zowel eiser als ex-werkgever hebben hun bezwaren tegen dit voornemen kenbaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. Zij heeft daarom een nieuwe FML, geldig vanaf 4 juli 2020, vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het CBBS geraadpleegd en nieuwe functies geduid. De mate van arbeidsongeschiktheid is vervolgens bepaald op 43,91%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij stelt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Hij stelt dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.
Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat er nauwelijks medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiser beschikt niet over zijn medisch dossier dat de ex-werkgever heeft opgesteld naar aanleiding van zijn ziekmelding. Hij verzoekt de rechtbank om ex-werkgever te verplichten dit dossier beschikbaar te stellen, zodat eiser deze stukken in geding kan brengen. Verder vindt eiser dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in plaats van de conclusie van de arts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had moeten aangeven waarom de beperkingen zoals door de arts vastgesteld niet correct waren. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 februari 2021. [2] Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige in te schakelen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 43,91% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 mei 2021 (de datum in geding) en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank stelt voorop dat het verzoek van eiser om zijn ex-werkgever te verplichten om het medisch dossier, dat is opgesteld ten tijde van de ziekmelding, te overleggen buiten de omvang van dit geding valt. Dit dossier maakt immers geen deel uit van de stukken waarop het bestreden besluit gebaseerd is.
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De arts heeft het dossier en de recente medische informatie die eiser op het spreekuur heeft overhandigd bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en gesproken. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 24 februari 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier, de bezwaarschriften en een rapport van medisch adviseur/ verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting en hem na afloop onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
12. Eiser vindt dat er nauwelijks medisch onderzoek heeft plaatsgevonden en dat het onderzoek daarom onzorgvuldig is. Het onderzoek na de hoorzitting heeft volgens eiser slechts een paar minuten geduurd. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , die door de ex-werkgever is ingehuurd om advies te geven, heeft eiser helemaal niet gezien of gesproken.
13. In beginsel behoort het tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De lengte van een fysiek onderzoek is niet bepalend voor de mate van zorgvuldigheid van het onderzoek. Het rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] maakt weliswaar onderdeel uit van het dossier, maar uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet dat haar conclusies daarop gebaseerd zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
14. De arts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door gezondheidsklachten. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 februari 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de arts komt. Zij ziet geen aanleiding om eiser meer beperkt te achten dan is vastgesteld ten tijde van de eindewachttijdbeoordeling in mei 2018. Op basis van het dossier, de eigen bevindingen en de ingediende medische informatie stelt zij de diagnose bij. In de FML resulteert dat in minder beperkingen voor dynamische handelingen en statische houdingen en geen beperkingen meer voor fysieke omgevingseisen.
16. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte niet meer beperkingen heeft aangenomen voor zijn klachten. Bovendien vindt eiser dat de verzekeringsartsen onvoldoende kennis hebben van de specifieke problemen die zijn ontstaan in zijn functie als vliegtuigtanker.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser meer klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een aanvullende medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart.
18. Eiser vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen omdat er twijfel is over de medische beoordeling, en omdat de verzekeringsartsen onvoldoende kennis hebben van zijn specifieke klachten. Zelf heeft hij niet de financiële middelen om een deskundige in te schakelen.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiser in bezwaar heeft overhandigd niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat eiser niet de financiële middelen heeft om zelf een expertise door een deskundige te laten verrichten, maakt niet dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om voldoende weerwoord te bieden aan wat de (verzekerings-)artsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit en dat de rechtbank om die reden een deskundige zou moeten benoemen. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van de geduide functies 56,09% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als vliegtuigtanker zodat eiser voor de overige 43,91% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 12 mei 2021 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 43,91%.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 24 augustus 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het Sociaal Medisch Oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.