Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
MIJNWATER ENERGY B.V.,
1.De procedure
- het op 4 april 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift met achttien bijlagen
- het op 22 mei 2022 ter griffie ontvangen verweerschrift met 34 bijlagen
- de nagekomen bijlage 35 van de zijde van Mijnwater
- de mondelinge behandeling ter zitting van 1 juni 2022 waar de gemachtigden van partijen de standpunten nader hebben toegelicht aan de hand van een pleitnota.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
voorafgaandaan het op 3 januari 2022 kenbaar gemaakte voornemen om [verzoeker] te ontslaan - dat van Mijnwater in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de g-grond) kan uit de stukken op geen enkele wijze worden afgeleid. Ter onderbouwing van het bestaan van die verstoorde arbeidsverhouding verwijst Mijnwater naar het ‘verweer’ van [verzoeker] (waarmee zij doelt op de inhoudelijke weerlegging van [verzoeker] van 17 januari 2022 naar aanleiding van het voorgenomen besluit tot zijn ontslag) en de toonzetting/woordkeuzes die hij daarbij maakte, maar evident is dat die toonzetting een reactie is op het feit dat Mijnwater hem te kennen had gegeven voornemens te zijn hem te ontslaan. Dat Mijnwater in dit kader naar dat stuk verwijst, is dan ook - zacht uitgedrukt - tekenend te noemen en kan haar niet baten.