ECLI:NL:RBLIM:2022:6537

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9681956 AZ 22-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens stelselmatig en langdurig weigeren van bedongen arbeid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [verweerster]. De werknemer was sinds 15 juli 2017 in dienst bij de werkgever als Bouwvakhelper, maar vertoonde vanaf augustus 2021 een patroon van ongeoorloofde afwezigheid zonder zich correct ziek te melden. Ondanks herhaalde toezeggingen om terug te keren naar het werk, verscheen de werknemer niet op de afgesproken data. De werkgever heeft de werknemer op 8 december 2021 op staande voet ontslagen, omdat hij niet op het werk verscheen en geen contact opnam met de werkgever of de arbodienst. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en aanspraak te maken op vergoedingen, waaronder een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding. De werknemer stelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden was voor het ontslag, aangezien hij arbeidsongeschikt was. De werkgever voerde aan dat het ontslag onverwijld was gegeven en dat er wel degelijk sprake was van een dringende reden. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer stelselmatig en langdurig weigerde de bedongen arbeid te verrichten. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9681956 AZ VERZ 22-11
Beschikking van 11 april 2022
in de zaak van
[verzoeker]
wonend te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster]
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. R.A.M. Golsteijn
Partijen worden [verzoeker] en [verweerster] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 8
  • het verweerschrift met bijlagen 1 t/m 25
  • een e-mail van [verweerster] van 11 maart 2022 bijlagen 26 t/m 29;
  • de mondelinge behandeling op 16 maart 2022, waarvan het verloop blijkt uit de aantekeningen van de griffier en de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 15 juli 2017 in dienst getreden bij [verweerster] in de functie van Bouwvakhelper functiegroep B op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en tegen een bruto uurloon van € 15,38. Feitelijk was [verweerster] werkzaam in de functie van metselaar.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de werknemers verplicht is zich bij ziekte vóór 7.45 uur ziek te melden bij [naam directeur] ( [naam directeur] ), de algemeen directeur van [verweerster] (artikel 10 van de arbeidsovereenkomst).
2.3.
[verweerster] voert kleine en grote projecten uit onder in de projectontwikkeling, nieuwbouw, verbouwingen, renovaties en onderhoud van woonhuizen en bedrijfspanden. Het team van [verweerster] bestaat uit vijf werknemers, waaronder [naam uitvoerder] ( [naam uitvoerder] ), uitvoerder / projectleider bij [verweerster] en - tot voor kort ook - [verzoeker] .
2.4.
Voor augustus 2021 kwam het met regelmaat voor dat [verzoeker] niet op het werk verscheen, zonder zich daartoe af te melden, of door zich af te melden bij [naam uitvoerder] , terwijl hij zich bij [naam directeur] behoorde af te melden. [verzoeker] was vaak niet bereikbaar en reageerde niet op oproepen van [verweerster] .
2.5.
Op 30 augustus 2021, meteen na de bouwvakantie, belde [verzoeker] [naam directeur] met de mededeling dat hij niet kon komen werken vanwege een defect aan zijn auto. [verzoeker] zou de dag daarna wel komen. Op 31 augustus 2021 zond [verzoeker] het volgende sms-bericht aan [naam uitvoerder] :
Hoi [naam uitvoerder] had geprobeert te bellen, ik ben er morgen, ben bij dokter geweest, ik leg me in bed nu en dan ben ik er morgen gr
[verzoeker]
2.6.
Op 6 september 2021 belde [verzoeker] [naam directeur] op met de mededeling dat hij niet kon komen werken vanwege hoofdpijn. [verzoeker] wilde niet ziek gemeld worden, maar onbetaald verlof opnemen voor de resterende dagen van de week. [verweerster] was daarmee akkoord. Op 6 september 2021 belde [verzoeker] [naam directeur] met de mededeling dat hij op 7 september 2021 het werk zou hervatten. Toen [verzoeker] niet verscheen heeft [naam directeur] [verzoeker] gebeld. [verzoeker] deelde mee dat hij de dag erna weer zou hervatten. [verzoeker] verscheen ook op 8 september 2021 niet. [naam directeur] belde [verzoeker] en [verzoeker] zei weer toe de dag erna te hervatten. [verzoeker] verscheen niet op het werk, ook de dagen daarna verscheen [verzoeker] niet. Deze gang van zaken, waarbij [naam directeur] [verzoeker] belde en toezegde te hervatten, maar dat vervolgens niet deed, of waarbij [verzoeker] zich afmeldde bij [naam uitvoerder] of zich in het geheel niet afmeldde, herhaalde zich vervolgens nog een aantal keer.
2.7.
Op 30 september 2021 stuurde [verzoeker] om 7.14 uur het volgende sms-bericht aan [naam directeur] :
Hallo [naam directeur] oke dat is goed, ik ben helemaal vergeten heb afspraak bij spycholoog 11uur. Daar moet ik naartoe zodra ik terug ben kom ik werken gr [verzoeker]
Omdat [verzoeker] niet verscheen heeft [naam directeur] om 16.18 uur het volgende bericht gezonden:
Is het gesprek bij de psycholoog inmiddels afgelopen?
2.8.
Op zondag 3 oktober 2021 zond [verzoeker] het volgende bericht aan [naam directeur] :
Hallo [naam directeur] , ik ben maandag weer op het werk, het gaat al een heel stuk beter nu. Dankje Groeten [verzoeker]
2.9.
Op maandag 4 oktober 2021 zond [naam directeur] het volgende bericht aan [verzoeker] :
Goedemorgen [verzoeker] , zo kan het niet langer. Is denk ik nu de 10e keer dat je aangeeft te zullen komen en vervolgens kom je niet. Ik meld je vanaf vandaag ziek zodat ook andere acties ingezet kunnen worden. Gr [naam directeur]
2.10.
Vervolgens meldde [verweerster] [verzoeker] ziek. De arbodienst probeerde [verzoeker] daarna tevergeefs telefonisch te bereiken. Op een schriftelijk verzoek van de arbodienst aan [verzoeker] op 11 oktober 2021 om contact op te nemen reageerde [verzoeker] niet.
2.11.
Bij brief van 13 oktober 2021 heeft [verweerster] [verzoeker] meegedeeld dat [verweerster] en de arbodienst [verzoeker] sinds zijn ziekmelding hebben proberen te bereiken, maar dat dit niet is gelukt. [verweerster] verzocht [verzoeker] om uiterlijk dinsdag 19 oktober 2021 contract op te nemen met [verweerster] of de arbodienst en dat tot die tijd de loonbetaling werd opgeschort. Verder deelde [verweerster] mee dat de betaling van het loon zou worden gestopt en dat een volgende stap zelfs ontslag zou kunnen zijn, mocht [verzoeker] uiterlijk 19 oktober 2021 in het geheel geen contact opnemen.
2.12.
Op 21 oktober 2021 schreef de arbodienst [verzoeker] nogmaals aan met het verzoek contact op te nemen.
2.13.
Diezelfde dag verzond [verzoeker] het volgende bericht aan [naam uitvoerder] :
Goedeavond [naam uitvoerder] , ik wou even doorgeven dat ik dinsdag weer op het werk ben, misschien morgenmiddag al als ik op tijd terug ben van afspraak. Wou even sorry zeggen ook voor hoe het gelopen is.. ik heb nog steeds hoofdpijn maar gelukkig geen migraine aanvallen meer, niet meer overgeven en ik slaap ook weer goed. Hopelijk gaat het nu de goede kant op, ik zal ook even met [naam directeur] praten op het werk.
Mijn telefoon is kapot vandaar dat ik een email stuur, als het goed heb ik deze week een andere telefoon.
Kan je mij zeggen waar ik naartoe moet komen dinsdag.
2.14.
[verweerster] reageerde op 25 oktober 2021 als volgt:
Hallo [verzoeker] ,
Je hebt gisteren een mail naar [naam uitvoerder] gestuurd en aangegeven vandaag of morgen weer op het werk te zullen verschijnen. Ik hoop dat je begrijpt dat dit niet zo gemakkelijk kan na al die tijd. Er zijn diverse oproepen vanuit de arbodienst verstuurd en ik wil dat je eerst met hun contact opneemt en bij hun op gesprek gaat. Zij zullen jou eerst beoordelen en jouw dossier opvragen. Tot die tijd hoef je nog niet te komen. Ik wil eerst duidelijkheid hebben wat nu echt aan de hand is.
2.15.
Op 26 oktober 2021 reageerde [verzoeker] met een e-mail waarin hij mededeelde dat hij niet wist dat [verweerster] hem ziek had gemeld en dat hij contact op zou nemen met de arbodienst. Verder vroeg hij om de loonbetaling weer te continueren. Ook vroeg [verzoeker] of de arbodienst hem een email kon zenden en deelde hij mee dat hij die dag of de dag erna zijn telefoon zou krijgen en hij weer kon bellen. Tot slot melde [verzoeker] dat hij heel graag had willen komen werken. [naam directeur] heeft op dit bericht gereageerd waarin hij, kort gezegd, aan [verzoeker] verzocht contact op te nemen met de arbodienst.
2.16.
Op 28 oktober 2021 deelde [verzoeker] de arbodienst per email het volgende mee:
Hallo,
Ik heb vernomen dat mijn baas mij ziek gemeld heeft, mijn mobiele telefoon is stukgegaan, ik ben aan het wacht op een andere telefoon om weer te kunnen bellen. Vandaar dat ik deze mail verstuur. Ben goed ziek geweest met griep en migraine
Ik was graag maandag begonnen met werken, maar dat mocht niet van mijn baas? Weet even niet wat ik nu moet doen.
Hoop dat jullie mij verder kunnen helpen? Alvast bedankt
2.17.
[verzoeker] kreeg vervolgens een automatisch antwoord dat de persoon aan wie hij het bericht had gezonden niet meer werkzaam was bij de arbodienst. In diezelfde email werden twee telefoonnummers vermeld waarop hij de arbodienst wel kon bereiken.
2.18.
Op 2 november 2021 heeft [naam directeur] [verzoeker] per e-mail het volgende bericht gezonden:
Hallo [verzoeker] ,
Ik begrijp dat je nog steeds geen contact hebt gehad met de Arbodienst. Zoals in jouw mail aangegeven zou je nu weer beschikken over een telefoon. Wij begrijpen het hier allemaal niet meer, wat is nu precies het probleem?
Ik hoor het graag.
2.19.
Bij gebreke aan een reactie heeft [naam directeur] op 3 november 2021 [verzoeker] verzocht om contact met hem op te nemen.
2.20.
[verzoeker] reageerde op 7 november 2021 met de volgende e-mail:
Hallo [naam directeur] ,
Ik heb dat bericht helaas niet gezien, nu wel in de post, ik heb helaas wat problemen nu omdat ik zolang geen inkomen gehad heb, mijn rekeningen zijn niet afgeschreven dus ik zit zonder internet en telefoon, ik vind het erg jammer dat het zo gelopen is, beetje dubbel gestraft nu. Ben echt ziek geweest die 6weken en uit goede wil me niet ziek gemeld, ik hoop dat ik gewoon weer kan komen werken? Ik heb nog steeds wel hoofdpijn dat zal de situatie nu ook zijn, wil heel graag komen werken, mijn werk is alles voor me waar ik me altijd voor ingezet heb. Ik hoop dat dat mogelijk is?
(…)
Het spijt me echt hoe het gelopen is, ben er zelf echt kapot van en ook problemen door.
Hoop dat je dat kan begrijpen en dat ik graag wil komen werken.
2.21.
[naam directeur] reageerde op 9 november 2021 met de mededeling dat [verzoeker] op 10 november 2021 zijn werk kon hervatten en dat hij zich daarna bij [naam directeur] moest melden voor een gesprek.
2.22.
Omdat [verzoeker] niet op 10 november 2021 op het werk verscheen, zond [verweerster] aan [verzoeker] diezelfde dag een brief met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
(…)
We geven je hierbij de kans om maandag 15 november a.s. om 7.30 uur op het werk aanwezig te zijn. Kom je deze afspraak na dan zal uiteraard z.s.m. een gesprek op kantoor plaatsvinden. Kom je deze afspraak niet na dan zullen de noodzakelijke vervolgstappen worden ondernomen. Wellicht ten overvloede merken wij nog op dat je inmiddels beter bent gemeld.
2.23.
[verzoeker] verscheen op 15 november 2021 niet op het werk. Op 17 november 2021 zond [verweerster] [verzoeker] een brief waarin [verzoeker] een allerlaatste kans werd geboden:
(…)
Omdat je vervolgens op 10 november niet bent komen opdagen heb ik je nog diezelfde dag een aangetekend schrijven gestuurd waarin ik je alsnog de mogelijkheid gaf om op maandag 15 november te komen werken. Vervolgens ben je wederom niet komen opdagen. Middels dit schrijven wil ik je de allerlaatste mogelijkheid geven op het werk te verschijnen en wel op maandag 22 november a.s. om 7.30 uur. Ben je dan niet op het werk dan volgt onherroepelijk ontslag op staande voet. Ik wil je er nadrukkelijk op wijzen dat wanneer je op staande voet ontslagen wordt, je geen recht hebt op een ww-uitkering.
2.24.
Op 24 november 2021 probeerde [naam directeur] [verzoeker] nog tevergeefs te bereiken, om een ontslag te voorkomen.
2.25.
Toen [verzoeker] ook op 6 december 2021 niet verscheen heeft [verweerster] [verzoeker] bij brief van 8 december 2021 op staande voet ontslagen:
Geachte heer [verzoeker] / beste [verzoeker] ,
Sinds enkele maanden ben je niet meer op het werk verschenen. M.b.t. deze afwezigheid hebben wij, alsmede de Arbodienst, diverse brieven (veelal aangetekend), mails, sms-berichten en voicemail-berichten verstuurd c.q. ingesproken. Geen enkele aktie heeft ertoe geleid dat je op het werk bent verschenen of dat je met ons of de Arbodienst contact hebt opgenomen. We hebben je verschillende kansen geboden om alsnog op het werk te verschijnen maar je geeft op geen enkele wijze invulling hieraan. We horen helemaal niets. In ons laatste schrijven van 17 november jl. hebben we je nog een allerlaatste kans geboden op het werk te verschijnen. We hebben je tevens op de mogelijke gevolgen gewezen als je hier geen invulling aan geeft, namelijk ontslag op staande voet. We hebben je in dit schrijven nadrukkelijk gewezen op het feit dat ontslag op staande voet betekent dat je geen ww-uitkering krijgt. Wederom ben je niet op het werk verschenen en heb je ook geen contact met ons opgenomen.
Bovenstaande betekent dat wij geen andere keus hebben dan dat wij jou per heden 8 december 2021 op staande voet ontslaan.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter [verweerster] te veroordelen tot betaling van:
  • een gefixeerde schadevergoeding van € 4.675,52;
  • een transitievergoeding van € 3.512,-;
  • een billijke vergoeding van € 4.000,-.
3.2.
[verzoeker] voert aan dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven omdat er zestien dagen zijn verstreken vanaf 22 november 2021 en de dag van verzending van de ontslagbrief. Het ontslag is dan ook vernietigbaar. [verzoeker] berust in het ontslag en maakt aanspraak op de bovengenoemde vergoedingen.
[verzoeker] voert verder aan dat geen sprake is van een dringende reden. [verzoeker] stelt dat hij arbeidsongeschikt was en is. Medio augustus 2021 zou [verzoeker] zich ziek hebben gemeld, [verweerster] heeft op 10 november 2021 eenzijdig bepaald dat [verzoeker] dat niet was. Er is ook door de arbodienst onvoldoende ondernomen om tot de conclusie te komen dat [verzoeker] niet ziek is. Van [verzoeker] kon dan ook niet worden verwacht dat hij zijn werk op 22 november 2021 zou hervatten. Er is immers geen advies gegeven door de arbodienst.
[verzoeker] heeft bovendien wel contact onderhouden met [verweerster] en de arbodienst.
[verzoeker] voert aan dat [verweerster] de loonopschorting had kunnen handhaven en de arbeidsovereenkomst op regelmatige manier had kunnen beëindigen. [verweerster] heeft het [verzoeker] bovendien aanvankelijk verboden op het werk te verschijnen, daarna heeft [verweerster] erkend dat [verzoeker] ziek is en vervolgens zelf bepaald dat [verzoeker] toch weer niet ziek is.
[verzoeker] wijst op de duur van de arbeidsovereenkomst en dat hij niet kan re-integreren bij zijn werkgever.
Omdat de opzegging onregelmatig is, is [verweerster] een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd en omdat [verweerster] [verzoeker] niet rechtsgeldig heeft ontslagen is [verweerster] [verzoeker] een billijke vergoeding verschuldigd.
3.3.
[verweerster] heeft verweer gevoerd. Volgens [verweerster] is het ontslag onverwijld gegeven. Op 6 december 2021 constateerde [verweerster] dat [verzoeker] weer niet verschenen was op het werk, op 7 december 2021 heeft [verweerster] de ontslagbrief laten opstellen en deze is op 8 december 2021 verzonden. [verweerster] wijst er op dat [verzoeker] de feiten onjuist weergeeft. Zo heeft [verzoeker] zich niet medio augustus 2021 ziek gemeld. [verweerster] stelt dat evident sprake is van een dringende reden. [verzoeker] heeft daarom geen recht op enige vergoeding.

4.De beoordeling

Ontslag onverwijld gegeven

4.1.
[verweerster] heeft [verzoeker] de kans de gegeven om uiterlijk 22 november 2021 het werk te hervatten. Nadien heeft [verweerster] [verzoeker] op 24 november 2021 nog proberen te bereiken. [verweerster] is - wellicht tegen beter weten in - de hoop blijven koesteren dat [verzoeker] toch nog op het werk zou verschijnen. Op 6 december 2021 was de maat voor [verweerster] klaarblijkelijk (echt) vol. [verweerster] is vervolgens op 8 december 2021 overgegaan tot het geven van een ontslag op staande voet. Onweersproken staat vast dat de brief vervolgens op 9 december 2021 is bezorgd en ontvangen door [verzoeker] . De tijd tussen 6 december 2021 en het moment van verzending van de brief op 8 december 2021 en de datum van ontvangst van 9 december 2021 is niet dusdanig lang dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Hoewel de tijd die is verstreken sinds 22 november 2021 gelet op de onverwijldheidseis lang is te noemen, is de kantonrechter van oordeel dat dit tijdsbestek - als al aangenomen zou moeten worden dat de vraag of aan deze eis is voldaan vanaf die datum moet worden beoordeeld - nog binnen de grenzen van onverwijldheidseis valt. De kantonrechter ziet in dat verband reden om een parallel te trekken met de bedenktijd van veertien dagen in artikel 7:670b lid 2 BW bij het aangaan van een schriftelijke beëindigingovereenkomst. [verweerster] heeft [verzoeker] gedurende veertien dagen de facto de mogelijkheid geboden om toch nog op zijn werk te verschijnen, waardoor hij een ontslag op staande voet - met alle nadelige gevolgen voor [verzoeker] - op de valreep kon afwenden. [verweerster] heeft [verzoeker] daartoe zelfs nog telefonisch proberen te bereiken. Dat [verzoeker] deze blijk van goed werkgeverschap niet heeft aangegrepen om een ontslag op staande voet te voorkomen mag niet voor rekening van [verweerster] komen.
Dringende reden
4.2.
De weigering de bedongen arbeid te verrichten kan een dringende reden opleveren voor een ontslag op staande voet (artikel 7:678 lid 2 aanhef onder j BW). Er is geen sprake van ongeoorloofde afwezigheid als de werknemer door ziekte verhinderd is om te werken. Als de werknemer stelt dat hij arbeidsongeschikt is moet de werkgever in beginsel het tegendeel bewijzen. Dit bewijs kan worden geleverd door een advies van een bedrijfsarts.
Ziekte?
4.3.
De stelling van [verzoeker] dat hij zich al medio augustus 2021 heeft ziek gemeld volgt nergens uit. Dat strookt ook niet met het (gehonoreerde) verzoek van [verzoeker] om vanaf
30 augustus 2021 tot 4 oktober 2021 onbetaald verlof te nemen. Verder deelt [verzoeker] in de e-mail van 26 oktober 2021 aan [naam directeur] mee dat hij niet wist dat [verweerster] hem ziek had gemeld bij de arbodienst en geeft [verzoeker] aan dat hij begrijpt dat [verweerster] dat wil doen. Ook blijkt uit de reactie van [verzoeker] op 26 oktober 2021 dat hij het initiatief van [verweerster] [verzoeker] ziek te melden betreurt ( [verzoeker] schrijft immers:
“Wel jammer had heel graag weer komen werken, voel me alweer een stuk beter.. behalve beetje hoofdpijn nog”). Er is dus geen sprake van een ziekmelding van medio augustus 2021, laat staan een tot en met
22 november 2021 doorlopende periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte.
4.4.
[verweerster] heeft [verzoeker] op 4 oktober 2021 ziek gemeld bij de arbodienst. [verweerster] had twijfels over de reden waarom [verzoeker] niet verscheen op het werk (die neer zou komen op een wekenlang aanhoudende migraine) en wilde zich laten adviseren over de medische (on)geschiktheid van [verzoeker] om te werken. Vervolgens heeft [verzoeker] zich onbereikbaar gehouden voor de arbodienst. Weliswaar heeft hij zich op 28 oktober 2021 bij de arbodienst gemeld en een bericht gekregen dat de betreffende medewerkster aldaar niet meer werkzaam was, maar dat kan redelijkerwijs geen excuus zijn voor [verzoeker] ’s onbereikbaar zijn. Hij had eenvoudigweg de in de automatische reply genoemde telefoonnummers kunnen bellen en zo in contact kunnen komen met de arbodienst. [verzoeker] heeft dit niet gedaan en zo de op hem rustende controlevoorschriften tijdens ziekte geschonden (artikel 7:629 lid 6 BW). Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] zich vanwege medisch objectiveerbare redenen niet aan deze verplichtingen kon houden. Zo is [verzoeker] er zelf oorzaak van dat [verweerster] niet over een advies van de bedrijfsarts kon beschikken.
4.5.
De beschikking van de rechtbank Den Haag van 22 mei 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:5282) waar [verzoeker] zich op beroept is niet vergelijkbaar omdat de werknemer in die zaak op het spreekuur van de bedrijfsarts was verschenen (r.o. 5.9).
4.6.
Uit de bericht van [verzoeker] vanaf 7 november 2021 kan worden afgeleid dat hij zich weer arbeidsgeschikt achtte (
“Ben echt ziek geweest” “ik hoop dat ik gewoon weer kan komen werken?” “ik hoop dat dat mogelijk is” “Hoop dat je dat kan begrijpen en dat ik graag wil komen werken”). Vervolgens heeft [verweerster] [verzoeker] bij brief van 10 november 2021, nadat hij die dag niet was verschenen op het werk, laten weten dat hij inmiddels was beter gemeld. Het initiatief om zich beter te melden kwam dus niet van [verweerster] , maar van [verzoeker] . Als [verzoeker] vond dat hij desondanks arbeidsongeschikt was wegens ziekte had hij zich eenvoudig weer ziek kunnen melden. Voor zover het betoog van [verzoeker] zo moet worden begrepen dat [verweerster] er desondanks vanuit had moeten gaan dat [verzoeker] arbeidsongeschikt was vanwege ziekte - en dus aan diens hersteldmelding geen waarde had mogen toekennen - overweegt de kantonrechter dat het dan in deze procedure aan [verzoeker] is om te bewijzen dat hij - ondanks de door hem gedane mededelingen - tocharbeidsongeschikt is vanwege ziekte. [verzoeker] heeft echter geen enkel medisch stuk in het geding gebracht.
4.7.
De conclusie is dan ook dat [verzoeker] zich in ieder geval vanaf 7 november 2021 hersteld heeft gemeld en de regels met betrekking tot arbeidsongeschiktheid wegens ziekte vanaf dan niet meer van toepassing zijn.
Dringende reden is aanwezig
4.8.
Vanaf 30 augustus 2021 is [verzoeker] niet meer op het werk verschenen, vaak zonder zich af te melden dan wel op de juiste wijze af te melden. Toezeggingen van [verzoeker] zelf dat hij op een bepaalde datum wel zou verschijnen kwam hij niet na en aan de vele oproepen van [verweerster] om te verschijnen gaf hij geen gehoor. [verweerster] heeft [verzoeker] tot en met
6 december 2021 de gelegenheid gegeven om toch nog op het werk te verschijnen. [verzoeker] heeft deze gelegenheid om een ontslag te voorkomen niet benut. Hoewel dit leidde tot problemen in de bedrijfsvoering heeft [verweerster] [verzoeker] vele kansen gegeven het werk te hervatten. [verweerster] had vertrouwen in [verzoeker] als vakman, maar door het gedrag van [verzoeker] is het alleszins te begrijpen en invoelbaar dat het vertrouwen van [verweerster] in [verzoeker] als werknemer in ernstige mate is geschonden. Dit alles brengt met zich dat sprake is van een dringende reden bestaande uit het stelselmatig en langdurig weigeren de bedongen arbeid te verrichten.
Omstandigheden van het geval
4.9.
De omstandigheden van het geval, leeftijd (35 jaren), duur van het dienstverband en uitkeringsrechtelijke gevolgen leiden niet tot een ander oordeel. Dat [verzoeker] problemen heeft in de privésfeer is aannemelijk, maar nu over de aard van die problemen geen stukken in het geding zijn gebracht, laat staan dat is aangetoond dat deze problemen [verzoeker] verhinderden zich aan basale arbeidsrechtelijke verplichtingen te houden en een rechtvaardiging zouden vormen voor zijn gedrag.
Conclusie
4.10.
Het voorgaande betekent dat het ontslag op staande voet stand houdt. De arbeidsovereenkomst is dan ook op 9 december 2021 ten einde gekomen. Daarmee is er geen sprake van een onregelmatige opzegging waardoor er geen grond is voor toekenning van een gefixeerde schadevergoeding (artikel 7:672 lid 11 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] , waardoor [verweerster] geen transitievergoeding verschuldigd is (artikel 7:673 lid 7 BW). Er is tot slot ingevolge artikel 7:681 lid 1 BW geen billijke vergoeding verschuldigd nu geen van de gevallen genoemd in sub a t/m e zich voordoen.
Proceskosten & wettelijke rente
4.11.
[verzoeker] zal worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op
€ 747,- aan salaris gemachtigde.
4.12.
[verzoeker] zal op na te melden wijze worden veroordeeld in de nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden vastgesteld op € 747,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [verweerster] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 124,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart de onderdelen 5.1 tot en met 5.2 van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
BM