ECLI:NL:RBLIM:2022:6433

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
C/03/297990 HA ZA 21-51
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over geluidsoverlast en onrechtmatige hinder

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, hebben twee buren een geschil over geluidsoverlast. Eisers, die in een tussenwoning wonen, stellen dat zij onrechtmatige geluidshinder ondervinden van de woning van gedaagden, die in de naastgelegen hoekwoning wonen. De eisers vorderen onder andere een verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die zij lijden door de geluidsoverlast, en eisen dat gedaagden bouwkundige aanpassingen aan hun woning realiseren om de overlast te verminderen. Gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een deskundige is ingeschakeld om de geluidsoverlast te onderzoeken. De rechtbank concludeert dat de geluidsoverlast niet onrechtmatig is, omdat de geluiden die eisers horen, zoals het dichtdoen van deuren en het doorspoelen van een mechanisch toilet, als normale leefgeluiden moeten worden beschouwd. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten. De rechtbank moedigt partijen aan om in gesprek te gaan voor een minnelijke oplossing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: : C/03/297990 / HA ZA 21-51
Vonnis van 3 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,

2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat: mr. N.C. Quindt,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat: mr. L. Isenborghs.
Partijen worden hierna “eisers” en “gedaagden” genoemd. Wanner op één van de eisers afzonderlijk wordt gedoeld, worden zij respectievelijk aangeduid als “ [eiser] ” en “ [eiseres] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 25 oktober 2021 met producties 1 tot en met 14,
 de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5,
 de brief van mr. Isenborghs van 3 juni 2022 met productie 6,
 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Partijen zijn buren. Eisers stellen van gedaagden geluidshinder te ondervinden die onrechtmatig is. Zij vorderen:
een verklaring voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door eisers als gevolg van de geluidshinder geleden en nog te lijden schade;
dat gedaagden drie door deskundige [deskundige] aanbevolen bouwkundige aanpassingen in hun woning realiseren;
dat gedaagden op eigen kosten deskundige [deskundige] inschakelen om (nogmaals) (geluids)metingen te verrichten, zodra deze aanpassingen gereed zijn;
een vergoeding van de waardevermindering van hun woning, voor het geval de metingen van [deskundige] uitwijzen dat nog steeds sprake is van geluidsoverlast;
betaling van de kosten van het door [deskundige] opgestelde deskundigenbericht (inclusief de daarmee gemoeide proceskosten);
een voorschot van € 7.500,-- op gemaakte buitengerechtelijke kosten en
een bedrag van € 5.000,-- aan (im)materiële schadevergoeding.
Gedaagden bestrijden de vorderingen. Zij betwisten dat sprake is van onrechtmatige geluidshinder en daardoor geleden schade.
De gestelde onrechtmatige geluidshinder is niet komen vast te staan. De vorderingen van eisers zullen daarom worden afgewezen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Partijen wonen beiden in een drie-onder-één-kapwoning. De woningen zijn gebouwd in 1965. Op dat moment golden nog geen specifieke regels over geluidsoverdracht tussen woningen onderling.
2.3.
Gedaagden en hun twee (minderjarige) kinderen wonen sinds 2018 in de linker hoekwoning. Eisers wonen sinds 1998 in de daarnaast gelegen tussenwoning.
2.4.
Gedaagden hebben hun woning in 2017 gekocht, waarna zij de woning hebben laten verbouwen. Daarbij is aan de achterzijde onder meer een uitbouw is gerealiseerd en is het onderste deel van de bestaande achtergevel verwijderd.
2.5.
Het resterende deel van de achtergevel rust op een stalen portaal. Het stalen portaal bestaat uit een stalen ligger die aan weerszijden rust op twee stalen kolommen.
2.6.
De beide woningen delen een massieve, gemetselde scheidsmuur. Een van de stalen kolommen van het portaal is (deels) geplaatst in een uitsparing die in die scheidsmuur is uitgekapt.
2.7.
De vorige eigenaar van de woning van gedaagden heeft in de badkamer een zogeheten mechanisch toilet geplaatst. Dit is een toilet met een vermaler en een pomp.
2.8.
Sinds gedaagden intrek in hun woning hebben genomen, klagen eisers over geluidsoverlast.
2.9.
Op 1 maart 2019 hebben een bouw- en een milieu-inspecteur van de gemeente Gulpen-Wittem op verzoek van eisers beide woningen bezocht, waarna zij een rapport hebben opgesteld.
2.10.
In december 2019 hebben eisers deze rechtbank eind 2019 verzocht een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en [deskundige] van de [firma] tot deskundige benoemd.
2.11.
[deskundige] heeft op 1 oktober 2020 een geluidsonderzoek uitgevoerd en op 30 maart 2021 zijn definitieve deskundigenbericht opgeleverd. [deskundige] heeft drie bouwkundige aanbevelingen gedaan. De rechtbank heeft [deskundige] nog een vraag gesteld over het mechanische toilet. [deskundige] heeft deze vraag bij brief van 19 april 2021 beantwoord.
Onrechtmatige hinder staat niet vast: de vorderingen worden afgewezen.
Wat stellen eisers?
2.12.
Volgens eisers kunnen zij geluiden die komen vanuit de woning van gedaagden extreem goed horen. Het gaat om leefgeluiden zoals het dichtdoen van deuren, gesprekken, voetstappen, het neerzetten van een glas en het doorspoelen van het mechanische toilet. Met name dat laatste zorgt volgens eisers voor veel geluidsoverlast. De geluidsoverlast vindt zowel overdag als ’s nachts plaats waardoor de nachtrust van eisers wordt verstoord.
Op grond van hun eigen verklaringen en het onderzoek van [deskundige] kan worden geconcludeerd dat sprake is van een zekere continuïteit in geluidsoverlast. De geluidsoverlast is zodanig ernstig dat deze in strijd is met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt en daarmee onrechtmatig. [eiseres] ondervindt door de geluidsoverlast zelfs gezondheidsklachten en [eiser] moest als gevolg hiervan zelfs stoppen met werken.
De geluidsoverlast leidt ook tot materiële schade, omdat de woning nu niet meer dan wel slechts tegen een lagere waarde kan worden verkocht. Volgens eisers zijn gedaagden zelf niet luidruchtig. De oorzaak van de geluidsoverlast is volgens hen gelegen in de wijze waarop de woning van gedaagden is verbouwd, met name het plaatsen van het stalen portaal. Deze staat volgens eisers in contact met de scheidsmuur. Dit zorgt voor een zogeheten geluidslek. Voor de verbouwing ervaarden zij geen geluidsoverlast en geluidsoverlast ervaren zij ook niet van de buren in de rechterhoekwoning.
Wat vinden gedaagden?
2.13.
Gedaagden betwisten dat sprake is van onrechtmatige geluidshinder. Zij hebben aangevoerd dat de verbouwing conform de tekeningen en adviezen van de door hen ingeschakelde architect en constructeur is uitgevoerd en dat dit ook geldt voor het stalen portaal. De portaal raakt volgens hen de scheidsmuur niet. Ook hebben zij afstand genomen van het rapport van [deskundige] . Volgens hen is [deskundige] niet deskundig op het gebied van bouwkunde. Zij wijzen er verder op dat eisers eraan voorbijgaan dat zij nu niet meer naast een echtpaar (en de laatste jaren alleen een dame) op leeftijd wonen, maar naast een jong gezin en dat de woningen van nature gehorig zijn. Daarnaast kan in ieder geval in de nachtelijke uren van overlast door het mechanische toilet geen sprake zijn. Partijen hebben afgesproken dat toilet niet door te spoelen tussen 23.00 en 07.00 uur en gedaagden houden zich aan die afspraak. Verder hebben zij vilt op de deurkozijnen geplakt en een voorzetwand voor de scheidsmuur geplaatst en daarachter isolerend materiaal aangebracht.
Ook hebben zij onder verwijzing naar het rapport van de gemeente erop gewezen dat de woningen van nature al gehorig zijn. Verder betwisten gedaagden dat eisers (im)materiële schade hebben geleden of zullen lijden.
Juridisch kader onrechtmatige hinder
2.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Buren hebben onderling enige hinder van elkaar te dulden. Het veroorzaken van hinder is niet meteen onrechtmatig. Er moet sprake zijn van hinder die onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW (zie artikel 5:37 BW). De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder ook de plaatselijke omstandigheden. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder, is niet zonder meer bepalend of wordt voldaan aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving waarop een partij zich beroept (vgl. Hoge Raad 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106).
Motivering
2.15.
Voor de rechtbank staat voldoende vast dat eisers (leef)geluiden van gedaagden horen en ook dat dit voor met name [eiseres] hinderlijk is en haar dit zeer bezighoudt. Er zijn echter geen feiten en omstandigheden komen vast te staan die het oordeel kunnen rechtvaardigen dat sprake is van geluidshinder in een mate die
onrechtmatigis. Eisers hebben onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat sprake is van geluidshinder
die zodanig ernstig isdat deze moet worden aangemerkt als in strijd met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht, de vordering tot het realiseren van aanpassingen aan de woning van gedaagden, de vordering tot het laten verrichten van nieuw metingen en de (voorwaardelijke) vorderingen tot schadevergoeding, nu zij allemaal gebaseerd zijn op dezelfde grondslag, zullen worden afgewezen. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
Onderzoek [deskundige]
2.15.1.
Eisers hebben hun vordering onderbouwd met het rapport van [deskundige] . Volgens eisers zou de ernst van de overlast daaruit blijken. De rechtbank is dat niet met eisers eens. De rechtbank zal dit uitleggen aan de hand van de drie concreet door [deskundige] onderzochte punten (die door eisers ook in de dagvaarding naar voren zijn gebracht):
  • de overdracht van contactgeluid;
  • de aangebrachte staalconstructie en;
  • het mechanisch toilet in de woning van gedaagden.
Contactgeluid
2.15.2.
[deskundige] heeft onderzoek gedaan naar contactgeluid dat hoorbaar is in de woning van eisers en afkomstig is uit de woning van gedaagden. Dit heeft hij gedaan door een zogeheten hamertest uit te voeren volgens de richtlijn NEN 5077. In het rapport staat dat de meting op de eerste verdieping van de woningen is uitgevoerd en ook dat [deskundige] van eisers heeft begrepen dat ‘het effect’ zich daar het meeste voor zou doen. [deskundige] heeft na deze meting geconcludeerd dat de overdracht van geluid dusdanig is dat dit niet als een gebrek kan worden aangemerkt. Hij concludeert dat de contactgeluiden tussen beide woningen als leefgeluiden moeten worden aangemerkt. De uitkomst van de geluidsmeting valt volgens [deskundige] net binnen de toegepaste norm, zodat er volgens hem op dit punt geen probleem bestaat.
Op grond van deze bevinding van [deskundige] kan de rechtbank niet concluderen dat sprake is van hinder die onrechtmatig is.
Staalconstructie
2.15.3.
Volgens [deskundige] (en eisers) is er sprake van een geluidslek ter hoogte van de keuken van eisers, omdat de door gedaagden gebruikte staalconstructie daar de scheidsmuur raakt (wat gedaagden betwisten). Dit is volgens [deskundige] in strijd met ‘geldende eisen in zake van geluidsnormen’. Er is naar zijn oordeel sprake van een bouwgebrek en het overschrijden van regels van het Bouwbesluit. Welke regels dat zijn staat echter niet in zijn rapport en eisers hebben daar zelf verder ook niets over gesteld. Gedaagden hebben betwist in overtreding te zijn. Volgens hen is [deskundige] ook geen bouwkundige.
2.15.4.
Dat de staalconstructie niet geheel losstaat van de scheidsmuur (zoals gedaagden aanvoeren) en daarmee contact kan worden opgemaakt uit een foto uit het rapport. De stalen ligger heeft een H-profiel, waarbij de ‘H’ op zijn kant ligt (en het hier liggende streepje ‘in’ de ‘H’ dus verticaal staat). Op de foto is te zien dat in ieder geval het onderste deel van het profiel – door [deskundige] de flens genoemd – door middel van stenen en cement fysiek is verbonden met de scheidsmuur (zie p. 8 van het geluidsonderzoek, productie 9 bij dagvaarding). Dat de staalconstructie volledig vrijstaat van de scheidsmuur, zoals gedaagden beweren, kan dan ook niet worden gevolgd. Een aanwijzing dat de kolom contact maakt met de scheidingsmuur kan ook worden gevonden in het productie 5 van gedaagden waaruit zij in de conclusie van antwoord citeren. Het betreft een rapport van constructeur [naam] . Gedaagden citeren onder meer: “
De kolommen zijn opgenomen in de muren, zijn aangemetseld.”
2.15.5.
[deskundige] heeft in zijn rapport echter niets gezegd over de aard en het geluidsniveau van het geluid dat als gevolg van dit gestelde geluidslek de woning van eisers bereikt. Eisers hebben dat naar het oordeel van de rechtbank zelf ook onvoldoende gedaan (anders dan dat het om leefgeluiden gaat). Dit geldt ook voor het benoemen van de momenten dat zij de hinder ervaren. Dat had wel van hen mogen worden verwacht nu zij volgens het rapport van [deskundige] vooral op de
eersteverdieping overlast ervaren en het gestelde geluidslek zich ter hoogte van de op de begane grond gelegen keuken bevindt.
Daarbij komt dat het gat in de scheidsmuur (in de keuken van eisers) niet – zoals eisers eerst stelden – bij het plaatsen van het stalen portaal in de scheidsmuur is ontstaan, maar door [eiser] zélf is gemaakt om de situatie te onderzoeken. Hij heeft ter zitting toegelicht het gat na het onderzoek van [deskundige] weer te hebben dichtgemaakt. Voor zover sprake is geweest van een feitelijk lek, dat wil zeggen een open verbinding tussen twee ruimten, dan hebben eisers dat zelf gecreëerd. De rechtbank begrijpt – anders dan gedaagden – eisers en [deskundige] overigens zo dat een geluidslek niet enkel een feitelijk lek zoals hiervoor beschreven hoeft in te houden, dat wil zeggen een gat in de muur waardoor de ruimten aan weerszijden daarvan in open verbinding met elkaar staan. Op grond van het rapport van [deskundige] kan dus niets worden vastgesteld over het geluidsniveau van het geluid dat zich uit de woning van gedaagden naar de woning van eisers voortbeweegt. Andere geluidsmetingen dan die van de hamertest en die van het mechanisch toilet (zie hierna) zijn er niet geweest, althans daarvan blijkt niets uit het rapport van [deskundige] .
2.15.6.
De verklaring van eisers die inhoudt dat de leefgeluiden van gedaagden
extreemgoed hoorbaar zijn vindt de rechtbank te algemeen, zeker nu niet in geschil is dat het om gebruikelijke leefgeluiden gaat en niet om, bijvoorbeeld, het midden in de nacht de stereo hard aanzetten, het houden van feestjes, of het gebruikmaken van (zware) apparatuur op minder gebruikelijke tijden enzovoorts. De rechtbank heeft voor deze stelling van gedaagden in het procesdossier ook geen verdere objectivering gevonden. Die objectivering volgt niet uit het rapport van [deskundige] , maar bijvoorbeeld ook niet uit het rapport van de gemeente. Daarin staat onder meer dat tijdens het bezoek op 1 maart 2019 is afgesproken om de normale leefgeluiden bij gedaagden na te bootsen en dat diverse malen het mechanische toilet is doorgespoeld, op alle slaapkamers en de zolder is gelopen en gesproken, dat deuren van kasten zijn geopend en gesloten en dat in de woonkamer de dagelijkse huishoudelijke geluiden zijn nagebootst. Volgens het rapport was het mechanische toilet hoorbaar middels een brommend geluid dat een tiental seconden aanhield en waren het trap op- en aflopen en de hierbij gevoerde gesprekken enigszins hoorbaar.
Ook op dit punt is onvoldoende onderbouwd gesteld om te komen tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatige hinder.
Het mechanisch toilet
2.15.7.
Uit de dagvaarding en de door eisers gegeven toelichting ter zitting leidt de rechtbank af dat eisers – en met name [eiseres] – vooral hinder ondervinden van het geluid dat het mechanisch toilet produceert.
Volgens het rapport van [deskundige] wordt tegenwoordig een maximaal geluidsniveau voor ‘installatiedelen’, waaronder het mechanisch toilet gehanteerd van 30 dB(A). [deskundige] heeft waarden van 46 en 51 dB(A) gemeten op de overloop van de eerste verdieping. [deskundige] concludeert: ‘Het geluid van de broyeur is duidelijk harder dan wenselijk’ en ‘het gemeten geluidsniveau is hoger dan functioneel is toegestaan’.
Eisers, althans [deskundige] (zie p.6 van het rapport), hebben in dit verband naar het Bouwbesluit verwezen (hoewel niet specifiek naar het hiernavolgende artikel) en een norm (30 dB) genoemd. De rechtbank begrijpt gelet op de inhoud het rapport dat eisers met de door hen genoemde norm artikel 3.8 lid 1 van het Bouwbesluit noemen:

Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een installatie voor warmte- of koudeopwekking, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift veroorzaakt in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB. Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.
Deze norm geldt sinds 1 april 2012. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat het mechanisch
naar zijn weten vijf jaar voor de koop in 2017 is geïnstalleerd door de vorige bewoners. Het zou dus kunnen zijn dat deze norm al gold toen het mechanisch toilet werd geïnstalleerd. Ook al zou deze norm op het moment van installatie nog niet toepasselijk zijn geweest, dan geldt dat voor de vaststelling van de feitelijk toegebrachte overlast mag worden aangeknoopt bij objectieve criteria, ook als deze criteria pas later zijn opgenomen in (publiekrechtelijke) regelgeving zijn opgenomen. De metingen door [deskundige] op de overloop van de eerste verdieping wijzen uit dat de norm van 30 dB wordt overschreden, waarbij de rechtbank opmerkt dat niet is gesteld of gebleken dat het onderzoek van [deskundige] is uitgevoerd conform NEN 5077. Los daarvan vindt de rechtbank deze overschrijding op zichzelf van onvoldoende doorslaggevend gewicht om te komen tot het oordeel dat de daardoor veroorzaakte geluidshinder als onrechtmatig in de zin van artikel 5:37 BW moet worden beschouwd. Daarvoor is het volgende redengevend.
2.15.8.
Het geluid wordt alleen veroorzaakt als het mechanisch toilet
in werkingwordt gezet en de vermaler en pomp worden geactiveerd. Volgens het rapport van de gemeente gaat het om een tiental seconden. Verder gaat het om een toilet. Een toilet in een woning wordt doorgaans niet voortdurend gebruikt. Het geluid is dus incidenteel van aard, anders dan bijvoorbeeld geluid afkomstig van een airco- of warmtepompunit die doorgaans langer in werking zijn. Gedaagden hebben onbetwist aangevoerd dat zij met eisers hebben afgesproken het mechanisch toilet niet ’s nachts te gebruiken (tussen 23.00 en 07.00 uur). Volgens eisers houden gedaagden zich niet aan die afspraak, maar dat hebben gedaagden betwist. De geluidshinder doet zich dan met name overdag en in de avond voor. Verder is van belang dat de meting is verricht op de overloop op de eerste verdieping van de woning van eisers. Dat zegt zonder nadere toelichting – en die is niet gegeven – weinig tot niets over het antwoord op de vraag welke geluidsniveau in de woonkamer – die overdag als belangrijkste leefruimte moet worden beschouwd – of de slaapkamer wordt behaald. Dit kan de rechtbank niet vaststellen..
Onder deze omstandigheden kan wat betreft het gebruik van het mechanisch toilet niet worden gesproken van jegens [eisers] onrechtmatige geluidshinder.
Huizen van nature al gehorig
2.15.9.
Bij het oordeel dat de onrechtmatigheid van de geluidshinder niet is komen vast te staan, is ook betrokken dat de woningen van nature, door de wijze van constructie, al gehorig zijn. Dat betekent dat eisers in dat opzicht ook meer geluid afkomstig van de buren zullen hebben te dulden dan in het geval sprake is van moderne, goed geïsoleerde woningen die zijn gebouwd in een tijd dat ter zake wel voorschriften gelden. De toezichthouders van de gemeente hebben na onderzoek van de oorspronkelijke bouwtekeningen gewezen op de invloed van het gebruik van (aan elkaar bevestigde) zogeheten holle kanaalplaatvloeren en de massieve scheidsmuur. Ook [deskundige] is tot de conclusie gekomen dat de woningen al van origine gehorig zijn. Verder hebben gedaagden onbetwist aangevoerd dat de vorige bewoners tapijt in de woning hadden en gedaagden beneden een pvc-vloer hebben aangebracht en boven een vloer van laminaat (op de slaapkamer van gedaagden) en vinyl. Bovendien vormen zij een gezin met jonge kinderen. Ook deze omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat eisers meer geluid horen dan dat zij gewend waren van hun vorige buren, maar dat maakt op zichzelf niet dat dit onrechtmatig is nu het om normale leefgeluiden gaat. Dat staat niet ter discussie.
2.15.10.
Bij de beoordeling van de onrechtmatigheid van hinder moet ook worden betrokken of eisers daardoor schade leiden. Gedaagden hebben de door eisers gestelde (im)materiële gemotiveerd betwist. Dat de woning onverkoopbaar is of sterk in waarde is gedaald is enkel gesteld, maar ondanks de betwisting van gedaagden niet onderbouwd. Dit element betrekt de rechtbank dus niet in zijn beoordeling Ter onderbouwing van de gestelde gezondheidsklachten van [eiseres] hebben eisers een uitdraai uit het journaal van haar huisarts en een korte brief van de huisarts overgelegd. Met gedaagden is de rechtbank van oordeel dat daaruit niet volgt dat de huisarts heeft vastgesteld dat de daar genoemde lichamelijk klachten worden veroorzaakt door de gestelde geluidsoverlast. Dat met name ten aanzien van [eiseres] sprake is van (enige) aantasting in haar woongenot wil de rechtbank wel aannemen, maar dat is, gelet op wat hiervoor is overwogen, onvoldoende om te komen tot het oordeel dat sprake is van onrechtmatige geluidshinder.
Tussenconclusie
2.16.
Er zijn geen feiten en omstandigheden komen vast te staan die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van aan gedaagden toe te rekenen, onrechtmatige geluidshinder. De daarop gebaseerde vorderingen van eisers zullen worden afgewezen.
Brandwerendheid
2.17.
Onderdeel van de vordering tot het realiseren van drie aanpassingen in de woning van gedaagden betreft het brandwerend afwerken van de staalconstructie. De rechtbank ziet niet in hoe die vordering zich verhoudt tot de gestelde onrechtmatige
geluidshinder. Dit zijn twee geheel andere zaken. Het is voor de rechtbank niet duidelijk wat de grondslag van deze vordering is. [deskundige] heeft bij zijn onderzoek geconcludeerd dat naar zijn oordeel het stalen portaal niet conform het Bouwbesluit brandwerend is afgewerkt. Gedaagden hebben dit gemotiveerd betwist. [deskundige] is niet ingeschakeld om te onderzoek of aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit is voldaan. Hij heeft ook niet geconcludeerd dat het niet voldoen aan die eisen tevens tot gevolg heeft dat meer geluid wordt overgedragen. Maar ook als de bevinding van [deskundige] juist is, dan hebben eisers niet uitgelegd op grond waarvan gedaagden dan tegenover hen gehouden zijn dit gebrek te herstellen. Ook deze vordering van eisers zal worden afgewezen.
De overige vorderingen
2.18.
Nu niet is komen vast te staan dat gedaagden onrechtmatige hinder veroorzaken, bestaat er ook geen grondslag de vordering tot het betalen van de kosten van het deskundigenbericht en een (voorschot) op de buitengerechtelijke kosten van gedaagden toe te wijzen. Een andere grondslag is niet door gedaagden gesteld. Ook deze vorderingen zullen worden afgewezen.
Proces- en nakosten
2.19.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden tot vandaag aan de zijde van gedaagden begroot op € 1.978,-- waarvan € 952,-- aan griffierecht en € 1.026,-- aan salaris advocaat (2 punten à € 513,-- conform liquidatietarief), te vermeerderen met wettelijke rente zoals in het dictum verteld. De door gedaagden gevorderde nakosten worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
2.20.
De rechtbank geeft partijen nadrukkelijk in overweging om opnieuw met elkaar in gesprek te gaan over een minnelijke oplossing. Tijdens de mondelinge behandeling is wel vast komen te staan dat eisers de meeste overlast van het mechanisch toilet ervaren, terwijl gedaagden in dat kader ter zitting hebben aangeboden dit toilet te vervangen door een ‘normaal’ toilet. De rechtbank realiseert zich dat voor gedaagden daartoe, gelet op dit vonnis, geen juridische verplichting bestaat. maar dat een dergelijke oplossing ook voor hen wel degelijk voordelen heeft. Het maakt een definitief einde aan de juridische strijd tussen partijen en (belangrijker nog) het kan wel het begin van weer genormaliseerde verhoudingen tussen partijen als buren van elkaar betekenen.

3.De beslissing

3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, die tot vandaag aan de zijde van gedaagden worden begroot op € 1.978,-- te vermeerderen met wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat het vonnis is betekend tot aan de dag van voldoening;
3.3.
veroordeelt gedaagden in de nakosten van € 163,-- zonder betekening van het vonnis en verhoogd met € 85,-- in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 248,-- vanaf de vijftiende dag nadat het vonnis is betekend tot aan de dag van voldoening;
3.4.
verklaart de veroordelingen onder 3.2 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op
3 augustus 2022.