In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiser had een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan de verplichtingen die in een eerdere tussenuitspraak waren opgelegd. Er was geen onderzoek uitgevoerd conform de richtlijnen van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), en verweerder had niet gemotiveerd welk uurtarief op de geleverde zorg van toepassing was. Ook was er geen adequate reactie gegeven op het verzoek van eiser om verhoging van het aantal uren voor externe begeleiding. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder werd opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank en de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank benadrukte dat het in het belang van eiser was dat het benodigde onderzoek alsnog zou plaatsvinden, gezien de afhankelijkheid van eiser van zijn curator. De rechtbank kende eiser het betaalde griffierecht toe, maar wees vergoeding van proceskosten af.