In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin appellanten, een samenwonend paar met psychische en somatische problematiek, in beroep gingen tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. Het college had hen per 1 oktober 2018 een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) verstrekt voor 14 uur en 10 minuten per week voor ondersteuning bij administratie, huishoudelijke hulp, sociaal functioneren en zelfzorg. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit van het college gegrond, maar wees extra uren begeleiding voor administratie toe. Appellanten waren van mening dat zij meer ondersteuning nodig hadden dan de toegekende uren en stelden dat de bestreden besluiten onvoldoende concreet waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellanten ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het college voldoende onderzoek had gedaan naar de benodigde ondersteuning en dat de omvang van de verstrekte ondersteuning van 14 uur en 10 minuten voldeed aan de eisen van de Wmo 2015. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de verstrekte ondersteuning en dat de verzoeken van appellanten om een vrouwelijke deskundige te benoemen niet werden ingewilligd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het college werd opgedragen om ervoor te zorgen dat de zorgaanbieder de toegekende uren daadwerkelijk zou leveren.