Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verder verloop van de procedure
- de nadere akte, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 2 november 2021;
- het F9-formulier, met bijlage, van de man van 4 november 2021;
- het F9-formulier van de vrouw van 5 november 2021;
- het e-mailbericht van de rechtbank aan partijen op 8 november 2021 (inhoudende – kort gezegd – de beslissing dat voornoemde nadere akte van de vrouw, ondanks het bezwaar van de man, is toegelaten tot het procesdossier);
- het F9-formulier, met bijlagen, van de man van 8 november 2021;
- de antwoordakte, met bijlagen, van de man, ingekomen op 9 november 2021;
- het F9-formulier, met bijlagen, van de vrouw van 11 november 2021 (eerder ook ingediend per e-mail op 10 november 2021);
- de mondelinge behandeling op 16 november 2021, waarbij zijn verschenen:
- de door de man met een F9-formulier op 26 november 2021 ingediende bankafschriften;
- de antwoordakte van de vrouw, ingediend met een F9-formulier op 6 december 2021;
- het F2-formulier van mr. Ray voornoemd van 7 december 2021, waarin deze zich onttrekt als advocaat van de man.
2.De verdere beoordeling
- het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de inboedel;
- de partnerbijdrage;
- de verrekening op grond van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap(pen).
- de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 1.079,- per maand (partijen zijn het daar over eens);
- woonlasten van € 1.009,- per maand (hoewel het debat ter zitting mogelijk anders doet vermoeden, zijn partijen het ook daar over eens. Dit bedrag komt tot stand door een aftrekbare hypotheekrente van € 749,- per maand, hypotheekaflossing / premie levensverzekering van € 400,- per maand en het forfait overige eigenaarslasten van € 95,- per maand, verminderd met de gemiddelde basishuur van € 235,- per maand);
- ziektekosten van € 128,- per maand (bestaande uit de premie van € 130,- per maand (zoals uit productie C van de man kan worden afgeleid en de vrouw heeft erkend) en het door beide partijen gehanteerde eigen risico van € 32,- per maand, minus het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW van € 34,- per maand).
- kosten kinderopvang van € 138,- per maand. De vrouw heeft die kosten betwist en de man heeft die kosten niet met stukken onderbouwd, zodat die kosten niet door de man zijn aangetoond;
- advocaatkosten van € 114,- per maand. De vrouw heeft ook deze kosten betwist en de rechtbank is van oordeel dat de man beschikt over spaargeld, waaruit hij deze kosten kan voldoen. Van een door de man gestelde uitzonderlijke situatie, waarin de advocaatkosten de pan uit rijzen, is de rechtbank bovendien niet gebleken, reeds omdat daarvan evenmin stukken zijn overgelegd.
- het aandeel van de man in de kosten van [minderjarige 1] is € 474,- per maand, zijnde de door de man te betalen bijdrage van € 440,- per maand en de zorgkorting van (0,05 x 682,50, zijnde de behoefte van [minderjarige 1] , is) € 34,- per maand;
- het aandeel van de man in de kosten van [minderjarige 2] is afgerond € 479,- per maand. [minderjarige 2] woont bij de man, zodat zijn behoefte van € 682,50 per maand voor zijn rekening komt, minus de bijdrage van de vrouw van € 102,- per maand en de zorgkorting van de vrouw van (0,15 x 682,50 is) eveneens € 102,- per maand;
- het aandeel van de vrouw in de kosten van [minderjarige 1] is afgerond € 209,- per maand. Dit is de behoefte van [minderjarige 1] van € 682,50 per maand minus de bijdrage van de man van € 440,- per maand en minus de zorgkorting van de man van € 34,- per maand;
- het aandeel van de vrouw in de kosten van [minderjarige 2] is € 204,- per maand, zijnde de door de vrouw te betalen bijdrage van € 102,- per maand en de zorgkorting van eveneens € 102,- per maand.
- met ingang van 11 mei 2021 (de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking) tot 1 januari 2022 een bedrag van € 567,- per maand, en
- met ingang van 1 januari 2022 een bedrag van € 783,- per maand zou moeten voldoen, maar omdat de draagkracht van de man is becijferd op € 689,- per maand, is de bijdrage tot dit bedrag begrensd en dient de man laatstgenoemd bedrag te betalen,
3.De beslissing
- € 567,- per maand met ingang van 11 mei 2021 tot 1 januari 2022, en
- € 689,- per maand met ingang van 1 januari 2022,
- dat bij de notariële verdeling met toedeling aan de man als waarde op de datum verdeling, zijnde de datum van deze beschikking, heeft te gelden € 775.000,-- ;
- dat de man aan de vrouw voor de toedeling van haar 1% in de eigendom van deze woning € 2.653,-- dient te betalen;
- dat de man aan de vrouw ten titel van voldoening van de vergoedingsrechten van de vrouw in verband met de nieuwe woning € 43.624,69 dient te betalen;
- dat de man moet zorgdragen, uiterlijk bij de notariële verdeling, dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de beide onder hypothecair verband gesloten geldleenschulden bij Munthypotheken (deel 101 en deel 102);