ECLI:NL:RBLIM:2022:5918

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
ROE 21/1810
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na herbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J. de Haan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. L. Wennekers. De eiser had een WIA-uitkering die per 2 april 2021 door het UWV was beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de procedure behandeld op een online zitting op 18 juli 2022, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser voerde aan dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig was en dat zijn klachten onvoldoende waren erkend. Hij stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische situatie, waaronder een beknelde zenuw, hernia, jicht, en andere ernstige gezondheidsproblemen. Eiser betoogde dat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de beëindiging van zijn uitkering onterecht was.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser op de datum van beëindiging van de uitkering voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig waren opgesteld en aan de vereisten voldeden. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om zijn klachten te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1810

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L. Wennekers).

Procesverloop

Met het besluit van 1 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiser per 2 april 2021 beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 18 juli 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als schilder. Hij heeft zich op 2 september 2015 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. Per 1 maart 2019 had eiser een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van eisers arbeidsgeschiktheid.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 68,01% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Dit betekent dat eiser 31,99% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is wordt de WIA-uitkering van eiser, rekening houdend met de uitlooptermijn van twee maanden, per 2 april 2021 beëindigd.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd, waardoor het in strijd is met het motiveringsbeginsel. Eiser is van mening dat zijn klachten worden gebagatelliseerd en dat hij meer lichamelijke hinder ondervindt van zijn lichamelijke klachten dan het UWV erkent. Er wordt onder andere geen rekening gehouden met een beknelde zenuw in het bekken van eiser, waardoor hij geen auto meer kan rijden. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de klachten ten gevolge van de dubbele hernia, jicht van de rechtervoet, artrose in de linkerschouder, het hartinfarct, de blaaskanker, de darmkanker en de chronische hoofdpijn die eiser ervaart. Tijdens het uitvoeren van de oefeningen, zoals gevraagd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, voelde eiser pijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de pijn niet geconstateerd, maar slechts het kunnen uitvoeren van de oefeningen. Ook voert eiser aan dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de gesteldheid van zijn vrouw en de zorg die eiser voor haar verleent. Eiser benoemt dat hij eind juli 2021 een longontsteking heeft opgelopen als gevolg van een legionellabacterie infectie. Hij ervaart hier in augustus 2021 nog fysieke klachten van. Eiser acht zich dan ook niet in staat om arbeid te verrichten. Volgens hem is er tenminste een verlies van 35% van het arbeidsvermogen. Hij onderbouwt zijn standpunt met medische informatie van de huisarts, waaronder brieven van de cardioloog en internist. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser en de vraag welke beperkingen daaruit volgen op 2 april 2021, de datum dat zijn WIA-uitkering is beëindigd.
6. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 2 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. De verzekeringsarts heeft informatie van de huisarts en de cardioloog van eiser betrokken in zijn beoordeling. Daarnaast heeft hij eiser tijdens een telefonisch spreekuur gesproken. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie ontvangen van de MDL-arts van 2 maart 2021. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting en vervolgens heeft een lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft het UWV gesteld dat de brieven van 16 juli 2021 en 28 augustus 2021 informatie van ver na de datum in geding 2 april 2021 bevatten. De andere brief betreft een uitdraai van de huisarts met de contacten die eiser heeft gehad. Deze informatie ziet deels ook niet op de datum in geding en voor het overige was dit al bekend bij het UWV en meegenomen in de beoordeling.
12. Eiser is van mening dat de onderzoeken onzorgvuldig zijn, omdat het onderzoek van de verzekeringsarts telefonisch heeft plaatsgevonden en er geen recente informatie is gebruikt in de beoordelingen.
13. De rechtbank stelt voorop dat niet het primaire besluit maar het besluit op bezwaar ter beoordeling voorligt. Aan beantwoording van de vraag of het primaire onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig tot stand gekomen is, komt de rechtbank dan ook niet toe. Een eventueel gebrek kan immers in bezwaar hersteld worden. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Zij heeft eiser gesproken op de hoorzitting en vervolgens lichamelijk onderzoek verricht. Verder behoort het in beginsel tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts heeft tijdens het primaire onderzoek informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tijdens de bezwaarprocedure een brief verkregen van de MDL-arts uit 2021. Daarnaast volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser op de hoorzitting heeft bevestigd dat de meest recente beschikbare informatie in het dossier aanwezig is. De toelichting van het UWV, dat de stukken die tijdens de beroepsprocedure zijn overgelegd niet op de datum in geding zien, is duidelijk voor de rechtbank. Ook volgt uit het rapport van de verzekeringsarts dat de informatie van de huisarts die ziet op de datum in geding al bekend was bij het UWV en is meegenomen in de beoordeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende recente informatie is gebruikt bij de beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overig perifeer zenuwletsel (meralgia paresthetica), diabetes mellitus, maligne nieuwvorming urinewegen, rugpijn aspecifiek chronisch en adipositas/obesitas. Vanwege recidief blaasproblematiek en hartklachten (en het hieraan verbonden revalidatietraject) ten tijde van herbeoordeling in september 2019 werd een volledige arbeidsongeschiktheid geconcludeerd. Er is geen sprake meer van een volledig onvermogen op basis waarvan een situatie van geen benutbare mogelijkheden dient te worden gesteld. Er is geen sprake van persoonlijk en sociaal disfunctioneren als gevolg van een ernstige psychische stoornis, eiser is niet opgenomen in een ziekenhuis of zorginstelling, niet bedlegerig, niet ADL-afhankelijk en er is geen sprake van verlies van mogelijkheden op korte termijn. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts heeft de medische situatie van eiser op adequate wijze vertaald naar beperkingen in de FML. Ten aanzien van de chronisch aspecifieke rugklachten bij status na HNP, bij mogelijk kleine HNP links en enige facetartrose lumbaal is fysiek zwaardere belasting voor de rug adequaat ingeperkt met beperkingen op het vlak van trillingsbelasting, duwen of trekken, tillen of dragen, lopen (tijdens het werk), traplopen, klimmen, zitten, staan (tijdens het werk) en gebogen en/of getordeerd actief zijn. De schouderbelasting links is adequaat ingeperkt door de beperkingen op het vlak van trillingsbelasting, gewicht hantering bij tillen, dragen, duwen, trekken en boven schouderhoogte werken. Ook is met de restklacht aan de voet na jicht rekening gehouden door beperkingen aan te nemen ten aanzien van gewicht hantering, lopen en staan. Met de diabetes mellitus is adequaat rekening gehouden door de beperkingen voor deadlines en piekbelasting, fysiek zwaar werk en nachtwerk. Met de cardiale situatie is adequaat rekening gehouden door de beperkingen ten aanzien van fysiek zwaarder werk en stresserend werk. Met de beperking voor deadlines, conflicthantering en leidinggevende aspecten is het werk ook niet te stresserend, passend bij zowel de cardiale situatie, de diabetes, de spanningsklachten bij de thuissituatie en het leven met klachten. Bij eiser zijn poliepen, met beginstadium van kanker, gevonden en verwijderd. Controlescopie vindt over twee tot vijf jaar plaats. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat een Hb van 7 aanleiding kan geven tot enige vermoeidheid, hoewel het nog laag normaal is. Eiser is al beperkt voor zwaardere fysieke belasting, waardoor een Hb van 7 en darmpoliepen niet leiden tot meer beperkingen dan al aangenomen. Daarbij mag verwacht worden dat dit, bij normaal dieet, inmiddels genormaliseerd is.
16. Ter aanvulling op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft het UWV aan dat noch bij de primaire beoordeling, noch tijdens de bezwaarprocedure eiser heeft gesproken over chronische hoofdpijnen. Evenmin blijkt uit de medische informatie dat eiser met dergelijke klachten een huisarts of medisch specialist heeft bezocht. Het UWV stelt dat dit maakt dat de grond onvoldoende medisch geobjectiveerd is. Met betrekking tot de longontsteking die eiser eind juli 2021 heeft gehad stelt het UWV dat de datum in geding 2 april 2021 is. De klachten die eiser ten gevolge van de longontsteking ervaart zijn van na 2 april 2021 en worden dan ook niet meegenomen in de beoordeling.
17. Eiser voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn lichamelijke klachten en zijn privésituatie, er sprake is van een gebrekkige motivering en hij niet in staat is om arbeid te verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Eisers privésituatie moet volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep buiten beschouwing blijven bij het vaststellen van de medische beperkingen en daarmee de beoordeling van het arbeidsongeschiktheidspercentage, omdat zorg voor bijvoorbeeld de huishouding niet tot de maatmanarbeid behoort en geen object van de verzekering ingevolgde de Wet WIA is. [1] Hoewel de rechtbank er, net als het UWV, begrip voor heeft dat eisers privésituatie impact op hem heeft, kan dit dus niet in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid worden betrokken. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 2 april 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (532040) Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank;
- (111180) Productiemedewerker industrie;
- (315120) Receptionist.
19. Eiser voert aan dat hij zich niet kan vinden in de geduide functies. De klachten in zijn schouder zijn verergerd en deze verergeren nog. Door de beperkingen aan zijn schouder vanwege de artrose zijn de functies niet geschikt. De functie Productiemedewerker industrie en de reserve functie Textielproductenmaker zijn volgens eiser niet verenigbaar met de recidiverende rugklachten. Tijdens de zitting heeft eiser kenbaar gemaakt dat hij al moeite heeft met blijven zitten en dat hij daardoor geen herhaalde werkzaamheden kan verrichten.
20. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft in het rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies verder in twijfel te trekken. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
21. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiser op 2 april 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 68,01% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als schilder, zodat eiser voor de overige 31,99% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 2 april 2021 terecht beëindigd, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 augustus 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 1 augustus 2022
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1942.