ECLI:NL:RBLIM:2022:5854

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
ROE AWB 21/1183
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arbeidsongeschiktheidspercentage door UWV wegens reformatio in peius

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.H.J.M. Dohmen, en het UWV. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin haar arbeidsongeschiktheidspercentage per 2 juni 2020 was vastgesteld op 41,14%. Eiseres stelde dat dit percentage met terugwerkende kracht was verlaagd, wat volgens haar in strijd was met het verbod op reformatio in peius. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte het arbeidsongeschiktheidspercentage met terugwerkende kracht had aangepast, en dat de juiste mate van arbeidsongeschiktheid 41,14% was per 18 maart 2021. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de vaststelling per 2 juni 2020 betrof en stelde de arbeidsongeschiktheid vast op 41,14% per 18 maart 2021. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 759,- en het griffierecht van € 49,- werd door het UWV vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE AWB 21/1183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. Dohmen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], uit [plaats 2] , de ex-werkgever
(gemachtigde: M. den Hertog).

Procesverloop

Met het besluit van 31 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres per
2 juni 2020 een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 50,52%.
Met het besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf 2 juni 2020 vastgesteld op 41,14%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Geen toestemming

De rechtbank stelt vast dat de ex-werkgever van eiseres heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan de ex-werkgever. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak slechts in algemene zin de medische gegevens van eiseres benoemen.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als magazijnmedewerker. Zij heeft zich op 5 juni 2018 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 49,48% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 50,52%.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep [1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmanloon en de maatmanomvang gewijzigd. Hij heeft de mate van arbeidsongeschiktheid hierdoor vastgesteld op 41,14%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert allereerst aan dat er sprake is van reformatio in peius omdat het UWV in het bestreden besluit het arbeidsongeschiktheidspercentage met terugwerkende kracht heeft gewijzigd in het nadeel van eiseres. Tevens voert eiseres aan dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Volgens eiseres heeft zij geen benutbare mogelijkheden, zoals bedoeld in artikel 2 lid 5 sub c en d van het Schattingsbesluit. Ook zou het UWV onvoldoende rekening hebben gehouden met de bijwerkingen van haar medicatiegebruik en de klachten aan haar zicht. Tot slot stelt eiseres dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd of onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 41,14% arbeidsongeschikt is en of het terecht is dat het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van
2 juni 2020 heeft gewijzigd. De rechtbank moet die vragen beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van artsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien. Zij heeft gemotiveerd waarom er geen meerwaarde werd verwacht van aanvullend lichamelijk onderzoek.
9. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 15 maart 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij geen noodzaak zag om eiseres voor een medisch spreekuur uit te nodigen en waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
11. De verzekeringsarts komt tot de conclusie dat de medische situatie zoals bekend ten tijde van de EZWB, nog steeds actueel is. De beperkingen die bij de EZWB aanwezig zijn geacht worden volledig overgenomen. De verzekeringsarts heeft beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
12
.De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 maart 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De arts bezwaar en beroep overweegt dat de verzekeringsarts met alle beperkingen van eiseres rekening heeft gehouden.
13. Eiseres voert aan dat het UWV de beperkingen heeft onderschat en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan is aangenomen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de brieven van artsen van 16 en 22 december 2020. Eiseres voert tevens aan dat zij gezien haar beperkingen volledig arbeidsongeschikt geacht moet worden.
14. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om aanvullende beperkingen aan te nemen. Op basis van de bestaande dossiergegevens en de ontvangen medische informatie stelt de arts bezwaar en beroep vast dat er geen sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’. De arts bezwaar en beroep merkt op dat niet de klachtenbeleving leidend is, maar slechts beperkingen die rechtstreeks en medisch objectief het gevolg zijn van ziekte/gebrek. Ook heeft de arts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. De arts bezwaar en beroep verwijst hierbij naar de brieven van de behandelend artsen van 16 december 2020 en 4 februari 2021.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing dat de klachten die eiseres ervaart op 2 juni 2020 onvoldoende in de beoordeling zijn betrokken.
De arbeidskundige beoordeling
16. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 59,86% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als magazijnmedewerker zodat eiseres voor de overige 41,14% arbeidsongeschikt is.
Reformatio in peius
18. Eiseres voert aan dat er sprake is van reformatio in peius doordat het arbeidsongeschiktheidspercentage in het nadeel van eiseres met terugwerkende kracht, namelijk vanaf 2 juni 2020, is verlaagd na het indienen van het bezwaar. Dit heeft tot gevolg gehad dat haar vervolguitkering met terugwerkende kracht is verlaagd.
19. Het UWV voert hiertegen aan dat er geen sprake is van reformatio in peius nu het deze beslissing ook had kunnen nemen zonder het bezwaar. Tevens merkt het UWV op zij in een eerdere beslissing op bezwaar van 28 januari 2020 al het gewijzigde maatmanloon en de gewijzigde maatmanomvang hadden medegedeeld. Bovendien is er geen sprake van negatieve gevolgen voor het eindresultaat aangezien de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering niet wijzigt.
20. Volgens vaste jurisprudentie [2] mag het indienen van een bezwaarschrift er niet toe leiden dat de indiener via de heroverweging door het bestuursorgaan in een slechtere positie raakt dan ingeval de indiener geen bezwaar had gemaakt. Dit verzet zich er niet tegen dat een intrekking of verlaging van de uitkering per toekomende datum mag worden vastgesteld, indien het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is de arbeidsongeschiktheidsuitkering per toekomstige datum in te trekken of te verlagen.
21. In het geval van eiseres is geen sprake van een verlaging van haar uitkering per toekomende datum, maar met terugwerkende kracht. Het bestreden besluit is genomen op
18 maart 2021 en het UWV heeft daarin het arbeidsongeschiktheidspercentage vanaf
2 juni 2020 verlaagd. Deze verlaging heeft geen gevolgen gehad voor de loongerelateerde uitkering van eiseres. Maar de hoogte van de vervolguitkering, die eiseres sinds
1 januari 2021 ontvangt, is hierdoor wel met terugwerkende kracht verlaagd. Op grond van het primaire besluit viel eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. Daardoor had zij recht op een vervolguitkering ter hoogte van 35% van het WIA-maandloon. Door het bestreden besluit is eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45% gekomen, waardoor de vervolguitkering nog maar 28% van het WIA-maandloon is. Het UWV was er zonder het ingediende bezwaar niet toe bevoegd om het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres met terugwerkende kracht te verlagen. Het bestreden besluit is op dit punt dus in strijd met het zogenoemde verbod op reformatio in peius.
22. Het UWV heeft naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 18 mei 2022 te kennen gegeven dat het heeft afgezien van de terugvordering over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Echter maakt het enkele feit dat is afgezien van de terugvordering de situatie niet anders. Nog steeds is er sprake van verslechtering met terugwerkende kracht nu de hoogte van de vervolguitkering per 1 januari 2021 is gewijzigd doordat eiseres bezwaar tegen het primaire besluit had ingesteld.
23. Ook de stelling van het UWV dat het maatmanloon en de maatmanomvang al eerder in 28 januari 2020 zijn bekendgemaakt maakt dit niet anders. Pas na de heroverweging in de bezwaarprocedure heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de fout van de arbeidsdeskundige opgemerkt en het maatmanloon en maatmanomvang aangepast. Doorslaggevend is niet of eiseres het al wist, maar dat eiseres niet in een nadeliger positie mag komen door het indienen van bezwaar.

De conclusie van de rechtbank

24. Het beroep van eiseres is gegrond. Dit betekent dat zij gelijk krijgt. Het UWV heeft in het bestreden besluit ten onrechte het arbeidsongeschiktheidspercentage met terugwerkende kracht aangepast. Zoals hiervoor is overwogen, is in het bestreden besluit wel juist vastgesteld dat eiseres voor 41,14% arbeidsongeschikt is. Het bestreden besluit moet dus enkel worden vernietigd voor zover daarin is bepaald dat deze mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2020 geldt. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de mate van arbeidsongeschiktheid vaststellen op 41,14% per 18 maart 2021
25. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 759,- voor verleende bijstand (één punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1). Ook bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2020 is vastgesteld en bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 41,14% geldt per 18 maart 2021;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49 aan eiseres vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juli 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 29 juli 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 15 maart 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.