ECLI:NL:RBLIM:2022:577

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
03/720795-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggevende rol in criminele organisatie voor hennepteelt met bewezen voorbereidingshandelingen en verkoop van hennepstekken

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte 1], die als leider van een criminele organisatie werd beschuldigd van de handel in hennepstekken en voorbereidingshandelingen voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 november 2018 samen met anderen grote hoeveelheden hennepstekken heeft verhandeld. De verdachte had een growshop en gebruikte verschillende loodsen voor de opslag en distributie van hennepstekken. Tijdens het onderzoek zijn er observaties en telefoontaps uitgevoerd, waaruit bleek dat de verdachte en zijn medeverdachten regelmatig contact hadden over de handel in hennepstekken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de goederen die hij verhandelde bestemd waren voor de illegale hennepteelt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 450 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de financiële gevolgen die deze strafzaak voor de verdachte had.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720795-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte 1]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1968,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen: [verdachte 1] .
[verdachte 1] wordt bijgestaan door mr. G .A.C. Beckers, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16, 17 en 22 november 2021. [verdachte 1] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 13 januari 2022, waarna op 27 januari 2022 uitspraak is gedaan.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - na wijziging van de tenlastelegging - kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte 1] :
Feit 1:in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, en/of artikel 11a van de Opiumwet, terwijl [verdachte 1] de leider was van deze organisatie;
Feit 2:op 20 november 2018 al dan niet samen met anderen stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden en voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren om beroepsmatig, bedrijfsmatig of op grote schaal hennep te telen;
Feit 3:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 november 2018 al dan niet samen met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, grote hoeveelheden hennepstekken heeft uitgevoerd, geteeld, dan wel daarin heeft gehandeld of deze aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft over het bewijs voor de feiten (in de volgorde van de feiten 3, 2 en als laatste 1) het volgende aangevoerd:
Feit 3:
[verdachte 1] heeft tezamen en in vereniging met de medeverdachten [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 5] , [verdachte 7] en [verdachte 4] [1] gehandeld in hennepstekken. Voor het bewijs heeft de officier van justitie zich gebaseerd op:
- de verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting dat hij heeft gehandeld in hennepstekken en dat de levering van de hennepstekken aanvankelijk bij hem thuis plaatsvond en later in de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld;
- de verklaring van [verdachte 6] dat hij 4 of 5 keer hennepstekken aan [verdachte 1] heeft verkocht;
- de tapgesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] ;
- de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dat zij hennepstekken hebben besteld bij [winkel] en dat zij de hennepstekken hebben opgehaald bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld;
- observaties die hebben plaatsgevonden in de maand juni 2018 bij de woning van [verdachte 1] , die passen bij de TCI-informatie over [verdachte 1] en [verdachte 2] en waarvan [verdachte 1] ter terechtzitting heeft verklaard dat deze waarnemingen van de politie de handel in hennepstekken betroffen;
- de bakengegevens van de auto van [verdachte 2] en een observatie waaruit blijkt dat [verdachte 2] naar een loods te Haarsteeg is gereden en op grond waarvan de politie vermoedt dat [verdachte 2] aldaar hennepstekken heeft opgehaald die [verdachte 1] had besteld bij [verdachte 3] ;
- de tapgesprekken en sms-berichten tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] ;
- de observaties bij de woning van de medeverdachte [verdachte 3] en de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, waarbij [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] zijn gezien;
- het aantreffen van 90 hennepstekken in de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld op 20 november 2018;
- de tapgesprekken tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] ;
- de tapgesprekken tussen [verdachte 7] en [verdachte 1] .
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen is dat [verdachte 1] hennepstekken heeft uitgevoerd naar België, zodat hij hiervan partieel tot vrijspraak heeft geconcludeerd.
Feit 2:
De officier van justitie acht bewezen dat [verdachte 1] zich tezamen en in vereniging met [verdachte 7] en [verdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet door voorwerpen en stoffen, waarvan zij wisten dat die bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige teelt van hennep, te koop aan te bieden en voorhanden te hebben op de in de tenlastelegging vermelde locaties. Voor het bewijs van zowel de bestemming als de wetenschap daarvan bij [verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 2] heeft de officier van justitie zich gebaseerd op:
- de aard en het samenstel van de goederen die zijn aangetroffen in de onderneming van [verdachte 1] ( [winkel] ) en in bij hem in gebruik zijnde loodsen aan de [adres loods 2] te Elsloo en [adres loods 3] en [adres loods 3] te Sittard, te weten onder andere hennepzaden, gripzakjes, strijkzakken en sporttassen, zware elektrische zekeringen, weegschalen, aftakklemmen, 5 en 10 liter verpakkingen met plantenvoeding (waarmee 87 tot 174 planten van voeding kunnen worden voorzien), ventilatoren, dompelpompen en watervaten, koolstoffilters, assimilatielampen, armaturen, schakelborden, groepenkasten, slakkenhuizen en transformatoren, grote hoeveelheden plastic potten, dozen met steenwolblokken en droogrekken, die zich lenen voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige teelt van hennep;
- het feit dat uit de verkoopadministratie van [winkel] de identiteit van afnemers niet blijkt;
- het feit dat in vergelijking met soortgelijke bedrijven in dezelfde (tuin)branche het contante deel van de omzet bijzonder hoog is, en veel branchevreemde producten worden verkocht;
- er codetaal in de omschrijvingen van de verkochte producten wordt gebruikt;
- het feit dat de grootste leverancier [bedrijf 2] ) nagenoeg geheel contant werd betaald;
- de contante stortingen van [verdachte 1] in biljetten van € 100,-, € 200,- en € 500,-;
- een tapgesprek van [verdachte 1] , waarin hij spreekt over een politie-inval bij een andere onderneming op grond van artikel 11a van de Opiumwet en waarin [verdachte 1] aangeeft dat hij een en ander zo georganiseerd heeft dat zijn zaak ‘schoon’ is;
- de werkzaamheden die [verdachte 2] verrichtte voor [winkel] waaraan geen formele werkrelatie ten grondslag lag en waarvoor geen legaal salaris werd uitgekeerd;
- het aantreffen van een notitie in de prullenbak bij [winkel] waarop een vrijwel complete inrichting van een hennepplantage staat omschreven, geschikt voor de teelt van circa 600 hennepplanten;
- de verklaring van getuige [getuige 1] dat hij hennepstekken en groeimiddel heeft gekocht bij [winkel] en de verklaring van getuige [getuige 2] dat hij hennepstekken heeft besteld bij [winkel] ;
-TCI-informatie waaruit blijkt dat vanuit [winkel] goederen worden verkocht voor het kweken van hennep.
Feit 1:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte 1] , samen met [verdachte 2] (werknemer bij [winkel] en vervoerder van hennepstekken), [verdachte 3] (leverancier van hennepstekken), [verdachte 4] (uitvoerder/tussenpersoon), [naam 2] (afnemer van hennepstekken), [verdachte 6] (leverancier van hennepstekken), [verdachte 5] (vervoerder van hennepstekken), [verdachte 7] (zzp’er bij [winkel] ) en [verdachte 9] (werkneemster bij [winkel] ), heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Er was sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. Door deze criminele organisatie werden verschillende diensten aangeboden. Eén onderdeel van de organisatie hield zich bezig met de handel in hennepstekken en het andere onderdeel van de organisatie hield zich bezig met het leveren van goederen en stoffen voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige teelt van hennep. Dat [verdachte 1] en voornoemde medeverdachten zich met die activiteiten bezighielden volgt reeds uit hetgeen door de officier van justitie ten aanzien van de feiten 2 en 3 is betoogd. Uit die bewijsmiddelen blijkt ook dat [verdachte 1] de leider was van de criminele organisatie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over feit 2, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, doel en strekking van artikel 11a van de Opiumwet, primair aangevoerd dat [verdachte 1] integraal moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de aangetroffen goederen van [winkel]
bestemd warenvoor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, of de teelt van grote hoeveelheden hennep en evenmin dat [verdachte 1] dit wist of ernstige redenen had dit te vermoeden.
Dat de door [winkel] te koop aangeboden goederen
gebruikt kunnen wordenvoor dergelijke bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt, is voor een bewezenverklaring onvoldoende. Om de illegale bestemming vast te stellen is aanvullend bewijs nodig dat volgens de verdediging ontbreekt. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging onder andere het volgende aangevoerd.
De voorbereiding van hennepteelt is niet onder alle omstandigheden strafbaar. De voorbereiding van hennepteelt voor eigen (medicinaal) gebruik valt niet onder de reikwijdte van artikel 11a van de Opiumwet.
Ook hobbytelers opereren graag in de anonimiteit, omdat zij niet in discussies met de gemeente en de verhuurder terecht willen komen. Zij betalen hun kweekspullen contant en vervoeren die in sporttassen en ‘
bigshoppers’. Ook zij willen stankoverlast voorkomen en gebruiken strijk- en gripzakken om de door hen geteelde hennep te verpakken.
In geen enkel winkelbedrijf worden namen en adresgegevens van particuliere kopers op verkoopbonnen vermeld. Een factureringsplicht geldt in het kader van de Wet op de omzetbelasting alleen voor verkoop aan ondernemers.
De politie heeft een berekening gemaakt over het aantal te kweken planten met door [winkel] aangeboden groeimiddelen en daaruit zou blijken dat die groeimiddelen voor grootschalige hennepteelt bestemd zijn. Die berekening is gebaseerd op aannames en wordt betwist.
Ook de vergelijking met andere zaken in dezelfde branche gaat mank. De politie had [winkel] moeten vergelijken met andere, op de hobbyteler gerichte ‘
growshops’ en niet met zaken zoals ‘Welkoop’ en ‘Hornbach’. Van gebruik van codetaal in de administratie van [winkel] is geen sprake. Een ‘
tumble trimmer’ is ook te koop op www.bol.com.
De rechtbank is niet gebonden aan de indicatoren die zijn genoemd in de Aanwijzing Opiumwet om vast te stellen of goederen bestemd zijn voor grootschalige hennepteelt, nu dit beleidsregels van het Openbaar Ministerie betreffen. Het doel van de teelt bepaalt of sprake is van handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het is niet volstrekt onaannemelijk dat de aangetroffen voorwerpen en stoffen worden gebruikt in kleinschalige en zelfs professioneel ingerichte hennepkwekerijen, waarbij de teelt uitsluitend gericht is op eigen (medicinaal) gebruik. [winkel] verkocht zaden en het is vrij algemeen bekend dat de telers die met hennepzaden werken doorgaans hobbytelers zijn. Een groot deel van de medicinale cannabisgebruikers maakt geen gebruik van de apotheek. Telers die veilig en zonder hinder voor hun omgeving hennep willen telen zullen gebruik moeten maken van apparatuur die voor het Openbaar Ministerie een indicatie vormt voor professionele hennepteelt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte 1] op de in de tenlastelegging vermelde datum van 20 november 2018 geen stoffen en voorwerpen heeft verkocht, vervoerd en afgeleverd, zodat hij hiervan partieel moet worden vrijgesproken. Op die dag was [winkel] immers gesloten vanwege de actiedag van de politie. Voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op de [adres 12] te Sittard moet [verdachte 1] partieel worden vrijgesproken, omdat deze loods niet in verband kan worden gebracht met [verdachte 1] . Dat geldt ook voor de [adres loods 1] te Schinveld, omdat de in die loods aangetroffen hennepstekken niet te beschouwen zijn als voorwerpen of stoffen zoals bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet.
Over feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte 1] in de periode van 1 juni 2018 tot 20 november 2018 hennepstekken heeft verkocht, maar dat [verdachte 1] zich niet schuldig heeft gemaakt aan het telen, bewerken en verwerken van hennep, zodat hij hiervan partieel moet worden vrijgesproken. Dat geldt ook voor het uitvoeren van hennepstekken naar België.
Ten aanzien van feit 1, de deelname aan een criminele organisatie, heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte 1] daarvan moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dat geldt voor zowel het verweten oogmerk op het handelen in hennepstekken als op het oogmerk tot het overtreden van artikel 11a van de Opiumwet. De hennepstekkenhandel binnen [winkel] heeft zich beperkt tot één persoon, te weten [verdachte 1] . Hij was persoonlijk de afnemer van verschillende hennepstekkenleveranciers. De afgenomen hennepstekken verkocht hij als tussenhandelaar door aan verschillende klanten. Van onderlinge relaties tussen de gestelde deelnemers was geen sprake. Er was geen situatie van ‘allen voor één’ waardoor een criminele organisatie zich onderscheidt van medeplegen. De leveranciers functioneerden volledig los van elkaar en handelden voor eigen rekening en risico. Dat geldt ook voor [verdachte 2] die door [verdachte 1] als chauffeur (‘manusje van alles’) werd ingezet. Voor zover [verdachte 2] niet als medeplichtige moet worden aangemerkt kan hij hooguit als medepleger van de handel in hennepstekken worden aangemerkt. Vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 2, acht de raadsman evenmin bewezen dat [verdachte 1] deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die het oogmerk had dit soort feiten (artikel 11a van de Opiumwet) te plegen.
3.3
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank [2]
Leeswijzer
Het onderzoek TOL46 heeft 11 verdachten opgeleverd die deel zouden uitmaken van een crimineel samenwerkingsverband. Bij het opstellen van de vonnissen van de verdachten heeft de rechtbank een overzicht van de bewijsmiddelen en bewezenverklaring opgesteld dat op meerdere verdachten betrekking heeft. Dat overzicht is hierna integraal opgenomen. Hieruit blijkt niet alleen de rol van [verdachte 1] , de verdachte in deze zaak, maar ook die van zijn medeverdachten.
Inleiding
In de periode tussen januari 2017 en maart 2018 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie binnengekomen die erop neer kwam dat [verdachte 1] vanuit zijn winkel [winkel] en vanuit een loods achter zijn woning op grote schaal hennepstekken verkocht. Deze TCI-informatie was aanleiding voor de politie om onderzoek te doen naar [verdachte 1] . In het kader daarvan hebben onder meer observaties plaatsgevonden, zijn telefoonlijnen afgeluisterd en hebben, op 20 november 2018, op diverse locaties doorzoekingen plaatsgevonden.
Handel in hennepstekken(feit 3)
De verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting
Ter terechtzitting van 16 november 2021 heeft [verdachte 1] een verklaring afgelegd. Daarin heeft hij onder meer verklaard dat hij hennepstekken is gaan (door)verkopen vanuit [winkel] , omdat er vanaf 2017 vraag naar was bij klanten van [winkel] . Hij heeft daarom verschillende personen benaderd om te bezien of die hem hennepstekken konden leveren. Aanvankelijk gebeurde het afleveren van de hennepstekken vanuit zijn woning, maar omdat hij op 20 september 2018 het idee had dat er iets niet in de haak was, heeft hij een nieuwe afleverlocatie gezocht. Dat was de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld.
Observaties van de woning van [verdachte 1] ( [adres 1] )
Naar aanleiding van de TCI-meldingen werden camera’s bij de woning van [verdachte 1] aan de [adres 1] geplaatst en werden de telefoons van [verdachte 1] en [verdachte 2] getapt. [3] Voorts werd [verdachte 2] geobserveerd en werd zijn voertuig, een Fiat Fiorino met kenteken [kenteken 1] , voorzien van een peilbaken. [4] Uit het peilbaken bleek dat [verdachte 2] zeer regelmatig de woning van [verdachte 1] bezocht. Uit de camera-observaties, die tussen 1 juni 2018 en 29 juni 2018 hebben plaatsgevonden, is gebleken dat er op dinsdag- en vrijdagavonden, soms meerdere keren per dag, auto’s het terrein van [verdachte 1] aan de [adres 1] op- en afreden. Tijdens de observaties werd gezien dat [verdachte 2] telkens zijn auto vanaf de openbare weg aan de voorzijde van de woning van [verdachte 1] naar de achterzijde van de woning reed, om zijn auto enkele minuten later weer op de openbare weg te parkeren. [5]
[verdachte 1] heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat (een deel van) wat tijdens deze observaties is gezien zag op hennepstekkenhandel.
Uit het peilbaken onder de auto van [verdachte 2] bleek dat [verdachte 2] op drie achtereenvolgende vrijdagen (31 augustus, 7 september en 14 september 2018) na een rit van ongeveer 100 kilometer steeds zeer kortstondig een caravanstalling aan de [adres 2] te Haarsteeg, nabij Den Bosch, heeft bezocht. Na een stop, die steeds ongeveer 5 minuten duurde, reed hij weer terug naar Limburg, naar de woning van [verdachte 1] . [6]
Op 18 en 19 september 2018 heeft [verdachte 1] via een sms-bericht en via de telefoon contact met een persoon met een Brabants accent. In het sms-bericht van 18 september schrijft [verdachte 1] : “1650”. In het telefoongesprek van 19 september zegt [verdachte 1] : “Ik had je wat doorgegeven he”, waarop de persoon met het Brabants accent antwoordt: “Ja 1650 he”. [7] In zijn verklaring ter terechtzitting heeft [verdachte 1] verklaard dat dit op 18 september 2018 verstuurde sms-bericht met de inhoud “1650” op hennepstekken zou kunnen zien.
Op 20 september 2018 vroeg [verdachte 1] aan hetzelfde contact om “1590”. [8]
Uit het tapgesprek tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” (de man met het Brabantse accent) van 19 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] in die twee weken ervoor ook bestellingen van “ [bijnaam verdachte 3] ” heeft ontvangen. Laatstgenoemde zegt in dat gesprek immers: “Vorige week, de week ervoor heb ik alles gegeven wat ik had die 1770”. [9]
“Paniek” op 20 en 21 september 2018 en identificatie van [bijnaam verdachte 3]
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat er op 20 september 2018 sprake was van onrust, omdat er rond werd verteld dat hij “in de hennepstekken zat”. Uit een tapgesprek op 20 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] zo spoedig mogelijk met “ [bijnaam verdachte 3] ” wil spreken, omdat “ [bijnaam verdachte 3] ” iets moest gaan veranderen. [verdachte 1] wilde geen uitleg via de telefoon geven. Voor “ [bijnaam verdachte 3] ” was het lastig om af te spreken, omdat zijn vrouw ieder moment kon bevallen. “ [bijnaam verdachte 3] ” stelde voor om de dag erna even af te spreken, omdat het die dag echt niet ging lukken. [10]
De dag erna, op vrijdag 21 september 2018 werd door het observatieteam gezien dat [verdachte 2] om 16.32 uur in een blauwe Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] het terrein van [adres 2] te Haarsteeg op reed en dat hij om 16.40 uur het terrein verliet. [11] Op diezelfde dag hoorde de politie in een tapgesprek tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” dat [verdachte 1] zijn zorgen uitte over het feit dat hij geen vertrouwen meer had “in die plaats” en “daar waar die auto staat”, dat het voor [verdachte 1] een probleem was dat “de taxi naar jou is”, dat hij, [verdachte 1] , “de taxi vandaag nog even moet doen” en dat ze dan zo spoedig mogelijk moesten praten. [12] Ongeveer een half uur later heeft [verdachte 1] telefonisch zijn nieuwe nummer aan “ [bijnaam verdachte 3] ” gegeven. [13] Vervolgens spraken ze af elkaar later die dag in de McDonald’s in Best te ontmoeten. [14] Ook stuurde [verdachte 1] diezelfde dag een sms-bericht aan al zijn contacten waarin hij voorstelt om over te stappen op ‘
chatten’ via Signal. [15]
Er zijn camerabeelden bekeken van de McDonald’s in Best van 21 september 2018 tussen 21.50 en 22.25 uur. Daarop is te zien dat [verdachte 1] op de parkeerplaats door een Volkswagen Polo werd afgezet naast een Hyundai. [verdachte 1] en de bestuurder van de Hyundai liepen naar de McDonald’s, namen plaats aan een tafel en verlieten later gezamenlijk de McDonald’s. [16]
Uit de camerabeelden van en de observatie bij de McDonald’s in Best op 25 september 2018 omstreeks 20.15 uur blijkt dat [verdachte 1] in zijn BMW X5 met kenteken [kenteken 3] de parkeerplaats van de McDonald’s op reed. Even later kwam een Hyundai met kenteken [kenteken 4] de parkeerplaats opgereden. [verdachte 1] liep samen met twee personen, waarvan één een camouflagejas droeg, de McDonald’s binnen. Zij gingen samen aan een tafeltje zitten en liepen even later gezamenlijk naar buiten. De twee personen stapten in de Hyundai. [17] Verbalisant L 117 herkende een van de mannen als [verdachte 3] . [18]
[bijnaam verdachte 3] is leverancier [verdachte 3]
Uit het onderzoek naar de identiteit van “ [bijnaam verdachte 3] ” is gebleken dat de providerpalen behorende bij de tapgesprekken lieten zien dat de eerste gesprekken tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” in de omgeving van Velddriel hebben plaatsgevonden. Rond de afspraak van 21 september 2018 vonden deze plaats in omgeving Best, en daarna weer in de omgeving van Velddriel. Op 25 september 2018 zag het observatieteam dat de man die [verdachte 1] ontmoette reed in de auto met kenteken [kenteken 4] op naam van [naam 1] heeft een dochter die staat ingeschreven op het adres [adres 3] te Velddriel, net als [verdachte 3] (geboren op [geboortedatum 2] 1977 en in 2018 dus 40-41 jaar oud). De man op de camerabeelden bij de McDonald’s past in het signalement van een persoon van 40 jaar. De pasfoto van [verdachte 3] , opgevraagd bij gemeente Maasdriel, komt overeen met de persoon die te zien is op de camerabeelden. Ook volgens het observatieteam komt de persoon op de pasfoto overeen met de man die aanwezig was in de McDonald’s op 21 september 2018. [19]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd door de politie geïdentificeerd als ‘dealtelefoon’ van [verdachte 1] . [20] [verdachte 3] gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [21] Uit de historische belgegevens van de ‘deal’-telefoon van [verdachte 1] over de periode 15 maart 2018 tot en met 9 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] en [verdachte 3] iedere week, vaak meerdere malen, contact hadden en dat zij in deze periode in totaal 184 keer contact hadden via sms-berichten of telefoongesprekken. Gegevens van vóór 15 maart konden niet worden verkregen. In de tapgesprekken worden getallen zoals “1650”, “1770” en “1590” genoemd. [22]
Tussenconclusies
Op grond van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf zijn woonadres in hennepstekken heeft gehandeld. Op basis van de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [verdachte 1] in combinatie met de uitgevoerde observaties kan worden vastgesteld dat de afnemers in ieder geval vanaf 1 juni 2018 (toen de observaties begonnen) bij de woning van [verdachte 1] moesten zijn voor het ophalen van de bestelde hennepstekken en dat [verdachte 2] daaraan meewerkte. Gelet op de telefoontaps tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] , en de zeer kortstondige bezoeken van [verdachte 2] aan Haarsteeg die “passen” bij de inhoud van die telefoontaps, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de vrijdagmiddagritjes van [verdachte 2] naar Haarsteeg werden afgelegd om aldaar hennepstekken voor [verdachte 1] op te halen. De rechtbank merkt op dat Velddriel, de woonplaats van [verdachte 3] , volgens ‘
Google Maps’ ongeveer 15 minuten rijden met de auto van Haarsteeg ligt. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 3] “ [bijnaam verdachte 3] ” is en dat hij de leverancier van die hennepstekken was, aangezien hij in het tapgesprek van 19 september 2018 zei dat hij “
vorige week, de week ervoor”(naar de rechtbank begrijpt:
én de week ervoor) alles had gegeven en [verdachte 2] in die weken naar Haarsteeg is gereden. [verdachte 2] zorgde er aldus voor dat de bij [verdachte 3] bestelde hennepstekken werden opgehaald en uiteindelijk bij de afnemers van [verdachte 1] terecht kwamen, waarbij de uitlevering plaatsvond bij de woning van [verdachte 1] . Uit de inhoud van de telefoontaps en sms-berichten kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat [verdachte 1] ongeveer 1500 hennepstekken per week bij [verdachte 3] bestelde. Uit de historische belgegevens van de telefoon van [verdachte 1] met het telefoonnummer van [verdachte 3] is, zeker nu er geen andere verklaring is gegeven over de aard en inhoud van deze veelvuldige contacten, naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat [verdachte 1] en [verdachte 3] in ieder geval al vanaf 15 maart 2018 iedere week op dezelfde voet zaken met elkaar deden.
Handel in hennepstekken vanuit loods [adres loods 1] te Schinveld
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard, dat de hennepstekken in [winkel] werden besteld en aanvankelijk vanuit de woning van [verdachte 1] in Sittard werden geleverd. Naar aanleiding van de onrust op 20 september 2018 is de afleverplek van de hennepstekken veranderd van de woning van [verdachte 1] naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld.
Op 1 oktober 2018 heeft [verdachte 3] telefonisch aan [verdachte 1] gevraagd of het uit kwam om een dag later omstreeks 19.15 uur naar het adres te komen dat [verdachte 1] op een briefje had gegeven. [verdachte 3] zou met een chauffeur komen waarmee [verdachte 1] verder zou kunnen. [verdachte 1] wilde liever niet naar die locatie komen en zou ervoor zorgen dat “die ene jongen” daar zou zijn, zodat [verdachte 3] met hem kon praten. [23]
Een dag later, op 2 oktober 2018, werd de woning van [verdachte 3] aan de [adres 3] te Velddriel geobserveerd. Om 17.43 uur reed een Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] – met daarin (de later door verbalisanten herkende) [verdachte 5] als chauffeur en [verdachte 3] als bijrijder – de oprit van de woning af. [24] In een telefoongesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] die dag om 18.28 uur zei [verdachte 3] dat hij nog 50 kilometer moest afleggen en dat hij verwachtte binnen een half uur á 3 kwartier te arriveren. [25] Om 19.04 uur stopte de Kia voor een loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Om 19.06 uur stopte een Citroën Saxo [kenteken 6] naast de Kia. De bestuurder van de Citroën werd door verbalisant L119 herkend als [verdachte 4] . [verdachte 4] liep in de richting van de Kia en was via het geopende raam van de Kia in gesprek met [verdachte 5] en [verdachte 3] . [verdachte 4] stak een wit papiertje door het geopende bestuurdersportier van de Kia, liep zonder het papiertje terug naar zijn auto en reed om 19.21 uur weg. De Kia bleef staan. Om 19.22 uur arriveerde [verdachte 1] in zijn Peugeot Expert met [kenteken 7] en ging met [verdachte 5] en [verdachte 3] in gesprek. [26] Later die avond, om 19.44 uur, belde [verdachte 1] naar [verdachte 4] en zei dat [verdachte 4] op hem had kunnen wachten. [verdachte 1] zei dat hij wat later was gearriveerd en dat hij “hem” (een derde) nog even heeft gezien. [27]
Tussen 26 oktober 2018 en 16 november 2018 werd de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en de woning van [verdachte 4] aan de [adres 4] te Schinveld geobserveerd. Uit de observaties op de vrijdagen 26 oktober 2018, 2 november 2018 en 9 november 2018 bleek dat [verdachte 5] telkens omstreeks 17.00 uur aankwam bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en korte tijd later weer vertrok. [28]
Op 2 november 2018 is door het observatieteam waargenomen dat, vlak voor het binnenrijden van de loods, de gehele ruimte van de achterbank en kofferbak van de auto van [verdachte 5] vol lag met – door dekens afgedekte – kratten en dozen, die er na het vertrek van de auto uit de loods niet meer in lagen. [29]
Op 9 november 2018 werd tevens waargenomen dat [verdachte 6] om 18.03 uur met zijn voertuig de loods in reed en korte tijd later weer vertrok [30] . Dat bezoek past bij het tapgesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] waarin zij spraken over het aanleveren van “1030” door [verdachte 6] om 18.00 uur. [31] Op alle genoemde vrijdagen is vanaf 19.00 uur waargenomen dat er verschillende auto’s bij de loods arriveerden, dat de auto’s achteruit de loods in reden en dat deze enkele minuten later weer wegreden. Hierbij werd steeds gezien dat [verdachte 4] vanuit de woning aan de [adres 4] naar de loods aan de [adres loods 1] liep, de schuifdeuren van de loods voor de gearriveerde auto’s opende en de schuifdeuren na het vertrek van de auto’s ook weer afsloot. [32]
Tijdens de observatie op 16 november 2018 werd waargenomen dat [verdachte 4] om 15.49 uur in een stilstaande Citroën Saxo met kenteken [kenteken 6] op de Provinciale weg in Kerkdriel zat te bellen. Eerder die dag was [verdachte 5] naar (de plaats) Zeeland gereden. Zijn Kia arriveerde rond 16.00 uur bij het adres [adres 5] te Kerkdriel, waar [verdachte 5] woont. [33] Omstreeks 16.22 uur reed [verdachte 4] in de Citroën Saxo vanuit Kerkdriel weer in de richting van de A2 en om 18.38 uur stond de Citroën voor de woning van [verdachte 4] aan de [adres 4] te Schinveld. Het observatieteam heeft die avond nog een aantal voertuigen bij de loods gezien, waarvan 2 voertuigen de loods inreden en korte tijd later weer vertrokken. [34]
De politie heeft de telefoons met de nummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] getapt. Deze waren in gebruik bij [verdachte 4] . Over de getapte telefoonlijnen kwamen enkele telefoongesprekken voor waarin Van de Berg en [verdachte 4] onder meer spraken over de verkoop van “grote honden” en “kleine honden”. [35]
Op 20 november 2018 werd tijdens de doorzoeking van de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld een doos in beslag genomen met daarin in totaal 90 hennepstekken van 17 centimeter lang. [36] De verbalisant rook de bij hem ambtshalve bekende geur van hennep en de MMC-test reageerde positief op hennep. [37]
Leverancier [verdachte 6]
In de tapgesprekken van de telefoon van [verdachte 1] is naar voren gekomen dat [verdachte 1] na 1 september 2018 regelmatig telefonisch contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] Nadat dit telefoonnummer werd getapt, kon de gebruiker worden geïdentificeerd als [verdachte 6] . [38] Uit de inhoud van de tapgesprekken bleek dat [verdachte 1] bestellingen bij [verdachte 6] plaatste. In de tapgesprekken is gesproken over hoeveelheden van 380 stuks, 400 stuks, 850 stuks, 600 stuks, 700 à 800 stuks en 1030 stuks. [39]
Hiervoor is al gerefereerd aan het bezoek van [verdachte 6] aan de loods op 9 november 2018. In een op die dag opgenomen tapgesprek om 15.06 uur spreken hij en [verdachte 1] over een hoeveelheid van “1030” voor vandaag om 18.00 uur. [40] Even later, om 18.03 uur, is een Volvo V40 met kenteken [kenteken 8] op naam van [verdachte 6] geobserveerd als hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld binnenrijdt. [41] Ook op 14 november 2018 is er een tapgesprek tussen beiden, waarin een afspraak wordt gemaakt voor de dag erna, waarna op 15 november 2018 [verdachte 6] om 19.00 uur geobserveerd wordt als hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld binnenrijdt. [42]
[verdachte 6] heeft ter terechtzitting op 16 en 17 november 2021 verklaard dat hij meermaals hennepstekken aan [verdachte 1] heeft verkocht. [43]
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 van de woning van [verdachte 6] aan de [adres 6] te Grevenbicht werden een hennepkwekerij en hennepstekkerij aangetroffen in zijn woning en bijbehorende schuur. In de eerste kweekruimte, gelegen op de zolder van de woning, werden 51 moederplanten en 1848 hennepstekken aangetroffen. In de tweede en derde kweekruimte, gelegen in de schuur naast de woning, werden 145 (kweekruimte 2) en 251 (kweekruimte 3) moederplanten aangetroffen. [44]
Tussenconclusies
Uit de genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af, dat na de “paniekdagen” op 20 en 21 september 2018 door [verdachte 1] een nieuwe plek werd gezocht én gevonden voor de leveranties van de hennepstekken. Daar waar deze aanvankelijk iedere vrijdag door [verdachte 2] werden opgehaald in Haarsteeg en werden uitgeleverd bij de woning van [verdachte 1] , vond de uitlevering van die hennepstekken, zoals valt af te leiden uit tapgesprekken en observaties, vanaf vrijdag 26 oktober 2018 wekelijks plaats vanuit een nieuwe locatie, zijnde de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Dat de afleverplek van de hennepstekken op enig moment is verplaatst naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, werd ook door [verdachte 1] ter terechtzitting verklaard.
[verdachte 2] verdween na 21 september 2021 uit beeld voor wat betreft de handel in hennepstekken. Daar waar aanvankelijk een rol was weggelegd voor [verdachte 2] in het ophalen en vervoeren van de hennepstekken vanuit Haarsteeg en de uitlevering daarvan bij de woning van [verdachte 1] , is zijn rol in het vervoer van de hennepstekken daarna overgenomen door de chauffeur van [verdachte 3] , [verdachte 5] . De hennepstekken die [verdachte 1] bij [verdachte 3] bestelde werden door [verdachte 5] telkens op vrijdag omstreeks 17.00 uur bij de loods aan de [adres loods 1] afgeleverd voordat de afnemers deze vanaf omstreeks 19.00 uur kwamen ophalen.
[verdachte 4] speelde vanaf 26 oktober 2018 een rol in de aflevering van de hennepstekken aan de verschillende afnemers daarvan vanuit de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Hij stelde de loods daarvoor ter beschikking en zorgde ervoor dat de leveranciers en afnemers van de hennepstekken toegang hadden tot die loods. De rechtbank ziet de gesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] over “grote honden” en “kleine honden” als codetaal, bedoeld om te verhullen dat de gesprekken over hennep gingen.
Een andere leverancier van hennepstekken naast [verdachte 3] , was [verdachte 6] . [verdachte 6] heeft in de periode van 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 meermaals hennepstekken aan [verdachte 1] geleverd, die hij zelf had geteeld. Aan de hand van de inhoud van de tapgesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] vanaf september 2018 valt af te leiden dat er wordt gesproken over hoeveelheden van enkele honderden hennepstekken. Gelet op de genoemde aantallen in de tapgesprekken gaat de rechtbank uit van gemiddeld 500 hennepstekken per week, die door [verdachte 6] werden afgeleverd bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [verdachte 6] op bestelling van [verdachte 1] hoeveelheden van gemiddeld 500 hennepstekken per week bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld afleverde.
Afnemers van hennepstekken
Uit de telefoontaps bleek dat [verdachte 1] contact had met een afnemer van hennepstekken, die gebruik maakte van de telefoonnummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] . [45] Op 18 september 2018 ging het gesprek over een partij van 1050 die stond voor vrijdag. [46] Op 20 september 2018 werd aan [verdachte 1] om “300 van die gewone” gevraagd. [47] In het daarop volgende telefoongesprek die dag werd “voor volgende week nog een keer 300” gevraagd. [48] Op 3 oktober 2018 om 09.17 uur werd via de telefoon aan [verdachte 1] doorgegeven dat er nog een lijstje voor hem was. [49] Op 3 oktober 2018 werd om 14.54 uur een tapgesprek opgenomen en beluisterd waarin de gebruiker van dat telefoonnummer begon met “Ja met [naam 2] ” en waaruit bleek dat hij en [verdachte 1] elkaar “zo” gingen zien. [50] Die dag reed om 15.05 uur een Peugeot Partner [kenteken 9] de parkeerplaats bij [winkel] (de winkel van [verdachte 1] ) op. De BMW X5 van [verdachte 1] stond al op de parkeerplaats. Het kenteken van de Peugeot staat op naam van [bedrijf 1] te Limbricht en [naam 2] is daarvan de enige aandeelhouder en bestuurder. [51] Uit deze combinatie van gegevens kon worden vastgesteld dat [naam 2] de afnemer is aan wie de telefoonnummers toebehoren. [verdachte 1] belde diezelfde dag om 15.40 uur naar [naam 2] met de mededeling dat wat was opgeschreven, “die 950 he”, gewoon eerder kon. [52]
Op vrijdag 9 november 2018 werd bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld gezien dat de Peugeot Partner met kenteken [kenteken 9] om 19.19 uur achteruit de loods in reed en 6 minuten later weer vertrok.
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 van de woning van [naam 2] , gelegen aan de [adres 7] te Limbricht, werden onder andere een niet in gebruik zijnde hennepkwekerij en ruim 1,1 kilogram henneptoppen aangetroffen. [53]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2018 bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld 120 hennepstekken heeft opgehaald. Hij had deze 3 weken eerder bij [winkel] besteld. [54] Dit bezoek is door het observatieteam omstreeks 19.00 uur die avond waargenomen. [55] Tijdens een doorzoeking op 20 november 2018 is in de garage van de woning van [getuige 2] , gelegen aan de [adres 8] te Munstergeleen, een hennepkwekerij met daarin 140 hennepplanten aangetroffen. [56]
Getuige [getuige 1] heeft op 21 november 2018 verklaard dat hij 340 hennepstekken bij [winkel] heeft besteld en dat hij deze 4 weken geleden bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld heeft opgehaald. [57] Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 is in de garage van [getuige 1] , gelegen op [adres 9] te Sittard, een hennepkwekerij met daarin 323 hennepplanten aangetroffen. [58]
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3 (hennepstekkenhandel)
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, voldoende om te kunnen spreken van medeplegen, tussen in ieder geval [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 6] , [verdachte 4] en [verdachte 5] die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de teelt van en handel in hennepstekken.
[verdachte 1] verkocht vanuit [winkel] de hennepstekken en regelde vanaf welke locatie die konden worden opgehaald. [verdachte 3] en [verdachte 6] waren de vaste leveranciers en hadden rechtstreeks contact met [verdachte 1] , die de bestellingen doorgaf. [verdachte 2] haalde aanvankelijk de bij [verdachte 3] bestelde hennepstekken op in Haarsteeg en zorgde in het begin (toen de klanten van [verdachte 1] de hennepstekken nog bij diens woning konden ophalen) steeds voor het verplaatsen van de bestelbus met daarin de hennepstekken op en van het terrein van [verdachte 1] , zodat diens bedrijf en de woning “schoon” bleven. Later, vanaf 26 oktober 2018, werd [verdachte 5] ingezet als chauffeur die de bij [verdachte 3] bestelde hennepstekken naar Schinveld bracht en het was [verdachte 4] die regelde dat die konden worden afgeleverd in de loods aan de [adres loods 1] en daar ook konden worden opgehaald door de klanten van [verdachte 1] .
De verklaring van [verdachte 1] dat het slechts om kleinere hoeveelheden hennepstekken ging, acht de rechtbank onaannemelijk. Uit de getapte telefoongesprekken en sms-berichten blijkt dat het om grote hoeveelheden van ongeveer 2000 hennepstekken per week ging: ongeveer 1500 van [verdachte 3] en nog eens 500 van [verdachte 6] . De rechtbank ziet, gezien de inhoud van de bewijsmiddelen, geen reden om van andere hoeveelheden uit te gaan.
Nu er sprake is geweest van een langere periode waarin vrijwel wekelijks hennepstekken werden verkocht, vervoerd en geleverd, en door in ieder geval [verdachte 6] hennepstekken zijn geteeld, wordt eveneens bewezen geacht dat deze hennepstekkenproductie- en handel een beroeps- of bedrijfsmatig karakter had.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] in de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 november 2018 in de uitoefening van een beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met anderen grote hoeveelheden hennepstekken heeft geteeld, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Partiële vrijspraak feit 1
Het onder feit 3 eveneens tenlastegelegde verwijt dat [verdachte 1] op 4 september 2018 omstreeks 16.52 uur tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid hennepstekken buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, acht de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen.
Middels de getapte lijn van [verdachte 2] werd een gesprek onderschept tussen [verdachte 2] en [verdachte 7] , waarin [verdachte 7] vraagt of [verdachte 2] “120 stuks buiten kan zetten” zodat deze zo meteen opgehaald kunnen worden. Het observatieteam nam vervolgens waar dat er een aantal voertuigen bij de loods aan de [adres loods 3] te Sittard stond, waaronder twee voertuigen met Belgische kentekenplaten. Voorts werd waargenomen dat [verdachte 2] vanaf die loods vertrok. De twee voertuigen met de Belgische kentekens zijn later die dag waargenomen bij een woonhuis in België. De rechtbank acht niet bewezen dat er die dag 120 hennepstekken zijn uitgevoerd vanuit de loods aan de [adres loods 3] te Sittard. Zoals hiervoor is uiteengezet, werden in de betreffende periode de hennepstekken volgens vaste werkwijze vanaf het woonadres van [verdachte 1] geleverd. Er zijn geen aanwijzingen dat er ook hennepstekken werden geleverd vanuit de loods aan de [adres loods 3] te Sittard. Er zijn die dag ook geen hennepstekken waargenomen. Het enkele feit dat er over de telefoon is gesproken over het “buiten zetten van 120 stuks” is dan ook onvoldoende om bewezen te achten dat dit over hennepstekken ging. De rechtbank zal [verdachte 1] van dat onderdeel van feit 3 vrijspreken.
Voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet(feit 2)
De strafbaarstelling van artikel 11a van de Opiumwet
[verdachte 1] en de medeverdachten [verdachte 9] , [verdachte 2] en [verdachte 7] worden verdacht van het (gezamenlijk) overtreden van artikel 11a van de Opiumwet, zoals dit artikel sinds 1 maart 2015 luidt. Dat artikel stelt strafbaar hij die ‘
stoffen of voorwerpen (...) voorhanden heeft (...), waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten’. Artikel 11, derde lid, van de Opiumwet stelt strafbaar hij die ‘
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod’. Het vijfde lid van dat artikel houdt in dat indien ‘
een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel’ een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt opgelegd. Onder een grote hoeveelheid wordt verstaan ‘
een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.’ Die algemene maatregel van bestuur is het Opiumwetbesluit. Op grond van artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit betreft een grote hoeveelheid, voor zover hier relevant, meer dan 500 gram hennep of 200 hennepplanten.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat tot de invoering van artikel 11a van de Opiumwet leidde, is door de wetgever uitgebreid ingegaan op de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 11a van de Opiumwet.
In de Nota naar aanleiding van het Verslag is daarover onder meer het volgende aangegeven:

Voor een veroordeling ter zake van overtreding van het nieuwe artikel 11a zal het Openbaar Ministerie moeten bewijzen dat betrokkene wist dat of ernstige redenen had om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van lijst II middelen of van grote hoeveelheden van die middelen. (…) Van strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de dader wetenschap of een ernstig vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van de genoemde illegale hennepteelt. Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen. De werking van deze bestanddelen is vergelijkbaar met communicerende vaten. Indien de verrichte handeling onmiskenbaar bestemd is voor de hennepteelt zal de criminele intentie grotendeels kunnen worden afgeleid uit aard en bedoeling van die handeling, terwijl wanneer de handeling meer alledaags is, hogere eisen zullen gelden voor het bewijs van hetgeen de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden over het uiteindelijk doel ten behoeve waarvan de handeling werd verricht. [59]
In de brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 7 december 2012 met een schriftelijke reactie op de in eerste termijn bij de plenaire behandeling in de Tweede Kamer gestelde vragen schrijft de minister over de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid verder onder meer nog:

Het gaat in dit wetsvoorstel in het geheel niet om een omslag van legale producten in illegale producten. Het gaat erom dat voorwerpen (…) ter beschikking worden gesteld terwijl men ernstige redenen heeft om te vermoeden of weet dat met die voorwerpen of legale producten strafbare handelingen zullen worden begaan. Het gaat dus om het “ter beschikking stellen van de voorwerpen” en niet om de voorwerpen die ter beschikking worden gesteld. De kern van de strafbare voorbereiding is de verstrekking onder bepaalde omstandigheden. De verstrekking onder die omstandigheden is strafbaar, maar de voorwerpen blijven doorgaans legaal. [60]
De wetgever heeft tijdens de parlementaire behandeling voor de vraag wanneer sprake is van beroepsmatige of bedrijfsmatige teelt van hennepplanten verwezen naar wat hierover staat in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. In de Nota naar aanleiding van het Verslag staat:

Bij beroeps- en bedrijfsmatige teelt wordt gekeken naar de wijze van telen, zoals blijkt uit de Aanwijzing Opiumwet van het OM (Staatscourant 2011, nr. 11 134 van 27 juni 2011), paragraaf 3.2.1 en bijlage 1. Paragraaf 3.2.1 vermeldt, voor zover hier van belang, dat voor de beoordeling van het al dan niet beroeps- of bedrijfsmatige karakter van teelt wordt gekeken naar de omstandigheden waaronder de teelt plaatsvindt. Bij het aantreffen van een hoeveelheid van vijf planten of minder wordt in het algemeen aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Het aantal planten is echter niet altijd de doorslaggevende factor voor het bepalen van het al dan niet beroeps- of bedrijfsmatige karakter van de teelt. Ook bij vijf planten of minder kan sprake zijn van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Dit geldt in situaties waarin aan twee of meer indicatoren voor professionele teelt, zoals opgenomen in bijlage I van de Aanwijzing is voldaan en indien er sprake is van teelt voor geldelijk gewin. [61]
In de Aanwijzing Opiumwet wordt aangegeven dat aan de hand van doel en mate van professionaliteit moet worden beoordeeld of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt, waarbij bij een schaalgrootte van vijf planten of minder in beginsel aangenomen kan worden dat geen sprake is beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Doel (geldelijk gewin) en mate van professionaliteit van de teelt van een hoeveelheid kan echter maken dat ook in een dergelijk geval sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet bevat een niet-limitatieve opsomming van indicatoren om de mate van professionaliteit van de hennepkweek te beoordelen.
Het bewijs voor voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet
De verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting
De verklaring die [verdachte 1] ter terechtzitting heeft afgelegd, ziet ook op de handel in ‘
growshop’-goederen. Volgens hem verkocht hij in [winkel] materialen die gebruikt kunnen worden om hennep te kweken, maar dat was volgens hem slechts kleinschalig. Hij wist dat hij goederen verkocht die bestemd waren voor hennepteelt. Dat deed hij al vanaf het jaar 1998 en hij was zich bewust van de wetswijziging van 2015 ten aanzien van ‘
growshops’. De koolstoffilters, lampen, enzovoorts, wilde hij niet op de zaak hebben, omdat dat in strijd is met de wet. Het klopt dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd over welke spullen wel en niet in een zaak mochten staan. Na de wetswijziging van 2015 heeft hij de bedrijfsvoering van [winkel] aangepast. De winkel is hetzelfde gebleven, maar sindsdien had hij geen lampen, koolstoffilters en schakelborden meer in de winkel. Hij bewaarde die elders. In één van de loodsen (
rechtbank: de hierna te bespreken loods in Elsloo) had hij een voorraad, zo verklaarde [verdachte 1] , en uit die voorraad heeft hij nog een aantal dingen verkocht.
Telefoonnummers en tapgesprekken
[verdachte 1] maakte (onder meer) gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 8] [62] . [verdachte 2] maakte (onder meer) gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 9] . [63] [verdachte 9] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] . [64]
Uit opgenomen tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] meermaals telefonische instructies gaf aan [verdachte 2] om met zijn bestelbus spullen, zoals kannen groeimiddelen of droognetten, op te halen uit loodsen of het magazijn en dat [verdachte 1] aan [verdachte 2] mededeelde dat hij bepaalde zaken niet goed deed. [65] Ook blijkt uit de telefonische gesprekken tussen beiden en tussen [verdachte 1] en [verdachte 9] dat [verdachte 2] ook opdrachten kreeg van [verdachte 9] , waarbij [verdachte 1] uiteindelijk bepaalde wat er gebeurde. [66]
[verdachte 1] gaf, blijkens de tapgesprekken, ook instructies aan [verdachte 9] en zij hadden contact over (betalingen van) bestellingen van klanten die [verdachte 9] zag in de winkel en over het naar de bank gaan. [67] Bij de bestellingen gaat het onder andere om ‘filters’ en om een ‘RVK’; de politie merkt hierover op dat dit een aanduiding is van type ventilator dat in de hennepteelt gebruikt wordt. [68]
Observatie
[verdachte 2] maakt gebruik van een Fiat Fiorino met het kenteken [kenteken 1] . [69] Op 6 september 2018 werd gezien dat [verdachte 2] vanuit de [adres 1] (de woning van [verdachte 1] ) in de Fiat vertrok en dat hij vervolgens ter hoogte van de loods aan [adres loods 3] te Sittard parkeerde. De rolpoort van deze loods stond open en [verdachte 2] liep met een grote kartonnen doos de loods uit. [70]
Doorzoekingen
Op 20 november 2018 heeft een doorzoeking plaatsgehad van het pand aan de [adres 10] te Geleen alwaar [winkel] is gelegen, waarvan [verdachte 1] de eigenaar is. In het winkelgedeelte achter de kassa zijn onder meer klappers met inkoopprijzen en informatie over cannabiszaden, diverse cannabiszaden, gripzakjes in diverse formaten, strijkzakken, sporttassen en ‘
bigshoppers’ aangetroffen. In de stellingen achter de balie werden onder meer schakelklokken, contactdozen, kabels, stekkers, zware zekeringen en aftakklemmen aangetroffen. In het achterdeel van de winkelruimte werden op stellingen groeimiddelen met een inhoud van 1, 5 en 10 liter, ventilatoren, dompelpompen en opvouwbare watervaten aangetroffen. In de loods naast het winkelgedeelte zijn dozen met zwarte strijkzakken, zwarte bloempotten, diverse rollen vijverfolie, watervaten, isolatiefolie, 3 pallets met kweekmedium, luchtvoeronderdelen, flexibele slangen en koolstoffilters aangetroffen. [71]
Verbalisant [Verbalisant 1] heeft in de periode van 2015 tot en met 2018 tientallen grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepplantages ontmanteld en heeft over de bij [winkel] aangetroffen goederen gerelateerd dat deze goederen veelvuldig gebruikt worden bij grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepplantages. [72]
In de vuilnisbak in het kantoorgedeelte van [winkel] is een verscheurde notitie aangetroffen waarop volgens verbalisant [verbalisant 2] nagenoeg een complete inrichting (
hardware) voor een hennepplantage met een capaciteit van circa 600 planten was vermeld. Willems is ambtshalve bekend met dergelijke inrichtingen uit eerdere opsporingsonderzoeken naar de georganiseerde hennepteelt. [73]
Op 20 november 2018 vond een doorzoeking in de loods aan de [adres loods 3] te Sittard plaats. Het betreft een grote opslagruimte met rekken en pallets waarop plastic potten, dozen met steenwolblokken, watertonnen, lege jerrycans, droogrekken en jerrycans met groeimiddelen stonden. [74]
Op diezelfde dag vond een doorzoeking plaats in de loods aan de [adres loods 3] te Sittard. Er zijn onder meer, plastic bakken, groene watertonnen, 9 pallets met elk 60 zakken met opschrift “janero professional” met als inhoud potgrond (inhoud 50 liter) en [adres loods 3] pallets met elk 70 zakken met opschrift “Ata Wilma Cocos Substract” (inhoud 50 liter) aangetroffen. Op de zakken was een sticker aangebracht met [winkel] en de adressering [adres loods 3] te Sittard. Tijdens de doorzoeking verscheen onder meer [verdachte 9] aan de deur. [75]
Ook in de bedrijfsgebouwen aan de [adres loods 2] te Elsloo vond op 20 november 2018 een doorzoeking plaats. Getuige [getuige 3] , de eigenaar van de bedrijfsgebouwen, heeft verklaard dat de goederen in gang T van [verdachte 1] waren. Het betroffen onder meer grote en kleine koolstoffilters, ventilatoren met diverse capaciteit, assimilatielampen, armaturen voor assimilatielampen, schakelkasten en groepenkasten met tijdklok en wandcontactdozen, voorschakelapparaten/transformatoren, slakkenhuizen, dozen met groeimiddelen en een groeistimulator. Verbalisant [verbalisant 3] heeft tientallen grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepplantages ontmanteld en heeft over deze aangetroffen goederen gerelateerd dat deze goederen veelvuldig gebruikt worden bij grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepplantages. [76]
Getuige [verbalisant 3] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte 1] de opslagruimte ongeveer 2 jaar huurde en dat een man genaamd [verdachte 2] zijn vaste contactpersoon was. [77] [verbalisant 3] heeft voorts verklaard dat [verdachte 2] de chauffeur van [verdachte 1] was en dat deze de spullen naar het gebouw bracht. [verbalisant 3] kwam 1 of 2 keer per week in zijn bedrijfsgebouwen. [78]
Klanten van [winkel]
Getuige [getuige 1] heeft op 21 november 2018 verklaard dat hij 4 of 5 weken geleden een kannetje van 5 liter groeimiddel bij [winkel] heeft gekocht. [79]
Getuige [getuige 2] heeft op 21 november 2018 verklaard dat hij 2 weken geleden plantenvoeding bij [winkel] heeft gekocht. [80]
Op 20 november 2018 zijn in de woning van [getuige 1] op het adres [adres 9] te Sittard en in de woning van [getuige 2] aan de [adres 8] te Munstergeleen in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen met 323, respectievelijk 140 hennepplanten. [81]
Onderzoek verkoopadministratie [winkel]
Uit onderzoek naar de verkoopadministratie van [winkel] is gebleken dat de omzet van [winkel] nagenoeg geheel bestond uit contante omzet. [82] Uit de administratie van [bedrijf 2] , een van de grootste leveranciers van [winkel] , blijkt dat alle inkoopfacturen contant werden betaald door [winkel] . [83]
Hebben [verdachte 1] en zijn medeverdachten [verdachte 2] , [verdachte 7] en [verdachte 9] zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet?
[verdachte 1] had de bij de doorzoeking aangetroffen voorwerpen en stoffen in zijn bedrijfspand aan de [adres 10] te Geleen, de bedrijfsgebouwen aan de [adres loods 2] te Elsloo en de loodsen aan de [adres loods 3] en [adres loods 3] te Sittard voorhanden ten behoeve van de verkoop. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat de opgeslagen goederen vanuit de bedrijfsgebouwen en de loodsen naar de winkel werden vervoerd ten behoeve van de verkoop vanuit [winkel] . De in voornoemde panden/loodsen aangetroffen voorwerpen en stoffen zijn naar het oordeel van de rechtbank vanwege hun aard en functie, en gelet op de gezamenlijkheid van de goederen, bestemd voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt, dan wel voor het telen van grote hoeveelheden hennep. Dat betekent dat de rechtbank de verklaring van [verdachte 1] , dat hij slechts goederen verkocht met het oog op kleinschalige hennepteelt, niet gelooft.
Voor de beantwoording van de vraag wanneer er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, zoekt de rechtbank aansluiting bij de Aanwijzing Opiumwet. Dit is weliswaar een beleidsstuk van het Openbaar Ministerie en dus geen ‘recht’, maar uit de parlementaire geschiedenis, zoals hierboven is geciteerd, blijkt wel degelijk dat de wetgever de in deze Aanwijzing genoemde criteria ook toepasbaar heeft geacht bij het beantwoorden van de vraag wanneer sprake is beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt als bedoeld in artikel 11a, juncto artikel 11 lid 3 van de Opiumwet. Daarvan is – de Aanwijzing Opiumwet indachtig – sprake bij het telen van meer dan 5 planten of (indien er minder dan 5 planten worden geteeld) de mate waarin deze teelt professioneel wordt aangepakt, dus met gebruik van meer dan 2 “hulpmiddelen” zoals onder andere lampen, koolstoffilters, groeimiddelen, enzovoorts, met het doel om met de teelt geld te verdienen.
De goederen die zijn beschreven op de kavellijsten en in beslag genomen zijn in het bedrijfspand van [winkel] , de loodsen aan de [adres loods 3] en [adres loods 3] in Sittard en in de door [verdachte 1] gehuurde ruimte aan de [adres loods 2] in Elsloo, en de goederen die door [verdachte 1] werden verkocht aan zijn afnemers, kunnen allemaal gebruikt worden voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
Uit het dossier blijkt voorts ook dat door [verdachte 1] verkochte goederen hun bestemming hebben gevonden in de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, nu bij klanten van hem, te weten [getuige 1] en [getuige 2] , hennepkwekerijen zijn aangetroffen met respectievelijk 323 en 140 planten.
Deze klanten hebben tevens hun hennepstekken bij [verdachte 1] gekocht, zodat [verdachte 1] ook – in ieder geval van deze klanten – wist dat het geen hobbykwekers waren.
Gelet op de aard en het samenstel van de goederen die door [verdachte 1] werden verkocht, is het voorts onaannemelijk dat dit alleen of zelfs voornamelijk gebeurde aan hobbykwekers, die niet meer dan 5 planten voor eigen (al dan niet medicinaal) gebruik teelden, zoals de verdediging heeft betoogd. De goederen op de kavellijsten, waaronder grote sporttassen en strijkzakken, meerdere lampen, slakkenhuizen, groepenkasten, schakelborden, armaturen voor meerdere assimilatielampen, koolstoffilters met zeer grote capaciteit, grote opvouwbare watervaten voor 500 of 750 liter water, de grootverpakking van de aangeboden groeimiddelen, maken dat scenario volstrekt onwaarschijnlijk.
De stelling dat ook hobbykwekers de door hen geteelde hennep vervoeren in sporttassen en bewaren in strijkzakken, wordt bovendien door de rechtbank niet gevolgd. De hoeveelheid hennep die een hobbykweker kan produceren met het maximaal toegestane aantal van 5 planten, behoeft geen sporttas als verpakking, nog afgezien van de vraag waarom een hobbykweker zijn oogst überhaupt zou moeten vervoeren. Zodra hij immers zijn hennep verkoopt, is er sprake van een bedrijfsmatig aspect en valt zijn activiteit onder de werking van artikel 11 derde lid, van de Opiumwet.
Daar komt bij dat [verdachte 1] heeft verklaard dat hij is begonnen met de handel in hennepstekken naar aanleiding van veelvuldige vraag van klanten van zijn zaak. Gelet op de aantallen hennepstekken die vervolgens door diezelfde klanten werden besteld, kan niet worden volgehouden dat deze klanten zich bezig hielden met de hobbymatige hennepteelt van maximaal 5 planten. Alleen al van deze klanten wist [verdachte 1] dus dat zij zich niet bezighielden met hobbykweken, maar dat zij zich bezighielden met illegale, grootschalige hennepteelt. Daarmee wist [verdachte 1] dus dat de overige producten die hij leverde aan die klanten ook daarvoor bestemd waren.
Die bestemming, en de wetenschap van [verdachte 1] daarvan, blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het feit dat in de vuilnisbak van de winkel een verscheurde notitie is gevonden met daarop nagenoeg een complete inrichting voor een hennepkwekerij van circa 600 hennepplanten, die kennelijk is opgesteld voor een (potentiële) koper van die goederen.
[verdachte 1] had onder meer koolstoffilters, lampen en schakelkasten, ten behoeve van de verkoop opgeslagen in het bedrijfspand aan de [adres loods 2] te Elsloo; producten waarvan hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij die na wetswijziging in 2015 van artikel 11a van de Opiumwet niet meer in zijn winkel wilde hebben. Blijkens zijn verklaring was hij zich bewust van het risico van een verdenking van het plegen van voorbereidingshandelingen. Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 1] wist dat de aangetroffen goederen op 20 november 2018 op de [adres 10] te Geleen (adres [winkel] ), de [adres loods 3] en [adres loods 3] te Sittard en de [adres loods 2] te Elsloo bestemd waren voor de beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt, zoals ten laste is gelegd onder feit 2. De op de verschillende locaties aangetroffen goederen zijn vermeld op de lijsten met betrekking tot inbeslagneming op de pagina’s genoemd in de tenlastelegging, met dien verstande dat pagina 849 betrekking heeft op de [adres loods 3] en de pagina’s 832-835 betrekking hebben op [adres loods 3] . De rechtbank leest dit verbeterd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat [verdachte 1] dit feit tezamen en in vereniging met [verdachte 2] en [verdachte 9] heeft gepleegd. [verdachte 2] was een werknemer van [verdachte 1] , blijkt uit de verklaring van [verdachte 1] en uit het politieonderzoek. Uit de tapgesprekken blijkt dat [verdachte 2] in opdracht van [verdachte 1] goederen vervoerde van de loodsen naar [winkel] en andersom. Volgens getuige [verbalisant 3] is ( [verdachte 2] ) [verdachte 2] zijn vaste contactpersoon en de chauffeur van [verdachte 1] die alle spullen naar het bedrijfsgebouw van [verbalisant 3] bracht. [verdachte 2] was bovendien tot 20 september 2018 betrokken bij de aan- en aflevering van hennepstekken. Gelet op deze omstandigheden was [verdachte 2] op de hoogte van de goederen die ten behoeve van de verkoop van [winkel] waren opgeslagen op voornoemde locaties. De aangetroffen voorwerpen en stoffen waren naar het oordeel van de rechtbank, zoals gezegd, bestemd voor grootschalige hennepteelt en/of bedrijfsmatig gebruik. Dat voorwerpen zoals in de loodsen/panden aangetroffen voor professionele hennepteelt plegen te worden gebruikt acht de rechtbank een feit van algemene bekendheid. [verdachte 2] heeft daarom in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze voorwerpen daarvoor ook bestemd waren.
[verdachte 9] was een werkneemster van [verdachte 1] . Uit de tapgesprekken blijkt dat zij haar werkzaamheden in opdracht van [verdachte 1] uitvoerde en dat zij (na overleg met [verdachte 1] ) soms ook [verdachte 2] opdracht gaf goederen op te halen bij de loodsen en naar [winkel] te brengen ten behoeve van de verkoop, alwaar zij zich dan bevond. Ook blijkt uit de tapgesprekken dat zij zelfstandig (financiële) zaken regelde met klanten. Uit de taps over bestellingen blijkt dat de aard van de goederen bij haar bekend was: filters, grond, pluggen en de RVK. Gelet op haar aanwezigheid in de winkel, maar ook in de loods aan de [adres loods 3] te Sittard op de dag van de doorzoeking, was zij naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte van de voorwerpen en stoffen die te koop werden aangeboden door [winkel] en moet zij ook hebben geweten dat deze goederen voor het overgrote deel contant werden betaald. Onder deze omstandigheden is het onaannemelijk dat zij niet wist dat zij en haar medeverdachten de bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt faciliteerden. In ieder geval heeft zij door haar handelswijze bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit het geval was.
De rechtbank acht voorts bewezen dat [verdachte 1] tezamen en in vereniging met [verdachte 4] voorwerpen en stoffen bestemd voor de beroepsmatige- of bedrijfsmatige hennepteelt voorhanden heeft gehad op de [adres loods 1] te Schinveld, te weten 90 hennepstekken, zoals vermeld op de lijst op pagina 816 van het beslagdossier. [verdachte 1] heeft immers verklaard dat hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, in gebruik bij [verdachte 4] , gebruikte bij zijn handel in hennepstekken. De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat [verdachte 4] de hennepstekken op voornoemde locatie voorhanden had ten behoeve van de hennepstekkenhandel van [verdachte 1] op die locatie. Dat de hennepstekken die op de [adres loods 1] te Schinveld werden verhandeld ook daadwerkelijk werden gebruikt voor de beroepsmatige- of bedrijfsmatige hennepteelt blijkt immers uit het feit dat afnemers hebben verklaard dat zij hennepstekken op die locatie hebben gekocht en dat bij hen ook hennepplantages zijn aangetroffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het voorhanden hebben van hennepstekken een voorbereidingshandeling voor hennepteelt oplevert. [84]
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat [verdachte 1] dit feit tezamen en vereniging met [verdachte 7] heeft gepleegd, nu het procesdossier onvoldoende informatie bevat over de aard van de werkzaamheden van [verdachte 7] voor [verdachte 1] , zodat zijn bijdrage aan het bewezenverklaarde niet kan worden vastgesteld.
Uit het procesdossier blijkt ook niet dat de voorwerpen in de loods aan de [adres 12] te Sittard van [verdachte 1] waren, zodat [verdachte 1] van het voorhanden hebben hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
Deelname aan een criminele organisatie(feit 1)
In artikel 11b van de Opiumwet is deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet strafbaar gesteld. Dit artikel is een
specialis(verbijzondering) van de
generalis(algemene bepaling) uit artikel 140 Wetboek van Strafrecht. Voor de betekenis van de verschillende bestanddelen moet dan ook aansluiting gezocht worden bij de jurisprudentie betreffende artikel 140 Wetboek van Strafrecht.
Oogmerk
Om van een ‘criminele’ organisatie te kunnen spreken, moet die organisatie het doel hebben misdrijven te plegen. Daarbij is niet nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. De misdrijven hoeven nog niet te zijn begaan. Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
In deze zaak is ten laste gelegd het oogmerk tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde, vijfde lid en/of 11a van de Opiumwet.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, waarop de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 is gebaseerd, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De criminele organisatie ziet in de eerste plaats op het plegen van voorbereidingshandelingen voor Opiumwetdelicten. [verdachte 1] was eigenaar van [winkel] en heeft, zoals reeds is vastgesteld door de rechtbank, samen met de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 9] voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet gepleegd door voorwerpen en stoffen te koop aan te bieden en voorhanden te hebben die bestemd waren voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. [verdachte 1] was de werkgever van [verdachte 2] . Ook was hij de werkgever van [verdachte 9] . Vanuit die rol stuurde [verdachte 1] hen aan. [verdachte 2] was zijn vaste chauffeur die de goederen van de loodsen naar [winkel] bracht en andersom. [verdachte 9] was werkzaam in de winkel, regelde (financiële) zaken met klanten en stuurde [verdachte 2] in opdracht van [verdachte 1] soms ook aan. Gelet op hun strafbare voorbereidingshandelingen als werknemers voor [verdachte 1] was sprake van een duurzame samenwerking. Ook hadden de verdachten, gelet op de beschreven werkzaamheden, een vaste rol bij het plegen van dit strafbaar feit.
In de tweede plaats ziet de criminele organisatie op de handel in hennepstekken. Ook die handel vond plaats vanuit [winkel] . Daarover heeft de rechtbank al geoordeeld dat het medeplegen van de handel in hennepstekken bewezen wordt geacht voor de periode van 1 juni 2018, het moment dat de observaties begonnen, tot en met 20 november 2018. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid.
Klanten konden in de winkel hennepstekken bestellen, die zij vervolgens konden afhalen bij de woning van [verdachte 1] , waarbij de hennepstekken tot 21 september 2018 door [verdachte 2] werden vervoerd. Nadien is de afleverplek gewijzigd en konden de hennepstekken worden opgehaald bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Deze loods was in gebruik bij [verdachte 4] en hij was degene die de afnemers en leveranciers van hennepstekken bij zijn loods ontving. [verdachte 3] en [verdachte 6] waren de vaste leveranciers van [verdachte 1] en [verdachte 5] was vanaf 26 oktober 2018 de vervoerder van de hennepstekken naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [naam 2] bestelde met enige regelmaat hennepstekken bij [verdachte 1] en ondersteunde daarmee de criminele activiteiten van diens organisatie, in die zin dat de organisatie van [verdachte 1] zich verzekerd wist van een afzetmarkt.
[verdachte 1] bepaalde de gang van zaken in zijn bedrijf, alwaar hij goederen bestemd voor de illegale hennepteelt ten behoeve van de verkoop voorhanden had en hij bracht de vraag en het aanbod in de hennepstekkenhandel samen. Hij onderhield de contacten met afnemers en leveranciers en zorgde dat de hennepstekken van de leveranciers bij de klanten terecht kwamen. Alle verdachten hadden aldus een vaste rol bij de handel in de hennepstekken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 1] samen met [verdachte 2] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 6] , [verdachte 5] , [verdachte 4] en [naam 2] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en dat [verdachte 1] daarvan de leider was.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen zij eerder heeft overwogen over [verdachte 7] bij feit 2, niet bewezen dat [verdachte 7] deel uit maakte van de criminele organisatie.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1]
1.
in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en in het arrondissement Oost-Brabant en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere):
- [verdachte 2] en
- [verdachte 3] en
- [verdachte 4] en
- [naam 2] en
- [verdachte 6] en
- [verdachte 5] en
- [verdachte 9] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vijfde lid en 11a Opiumwet terwijl [verdachte 1] van voornoemde organisatie de oprichter en/of leider is;
2.
op of omstreeks 20 november 2018 in meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen stoffen en voorwerpen heeft te koop aangeboden en voorhanden gehad, te weten (al dan niet in verband met de handel in growshopgoederen):
- voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres 10] ( [adres 10] ) te Geleen (dossier, p. 909-913), en
- voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 3] ( [adres loods 2] ) te Sittard (dossier, p. 832-835), en
- voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 3] ( [adres loods 2] ) te Sittard (dossier, p. 849), en
- voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 2] ( [adres loods 2] ) te Elsloo (dossier, p. 984-988), en
(in verband met de handel in hennepstekken)
- voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 1] ( [adres loods 1] ) te Schinveld (dossier, p. 816)
waarvan hij en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
in de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en in het arrondissement Oost-Brabant en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen
- in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en
- in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten grote hoeveelheden hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. [verdachte 1] moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid en vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet;
t.a.v. feit 2:
medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden en voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
t.a.v. feit 3:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte 1] is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan [verdachte 1] een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 2 jaar met aftrek van het reeds door hem ondergane voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie de strafzaak van [verdachte 1] heeft opgeklopt. Hij heeft verwezen naar rechtspraak van diverse rechtbanken, waarin aan verdachten van vergelijkbare feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. De officier van justitie gaat er ten onrechte van uit dat sprake is van recidive, nu hij dit baseert op een strafbaar feit dat [verdachte 1] op 1 april 2011 heeft gepleegd. Bij het bepalen van de strafmaat moet in aanmerking worden genomen dat [verdachte 1] zijn winkel als gevolg van deze strafzaak gedwongen heeft moeten sluiten, een huurprocedure aanhangig is over de sluiting van het winkelpand, aan hem aanslagen inkomensbelasting met forse vergrijpboeten, gebaseerd op het financieel rapport van de politie, zijn opgelegd en het feit dat de overheid met toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur stokoude verbouwingen weigert te legaliseren, waardoor het pand moet worden gesloten omdat de middelen om te verbouwen ontbreken en de waarde van het pand daardoor enorm daalt. Gelet op het voorgaande is sprake van disproportioneel handelen door de samenwerkende overheden. Voorts moet rekening worden gehouden met het feit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. Gelet op al het voorgaande verzoekt de raadsman aan [verdachte 1] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het reeds ondergane voorarrest en aan hem daarnaast een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, hetgeen met zich brengt dat het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van [verdachte 1] , zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[verdachte 1] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan handel in hennepstekken en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Hij was de leider van de criminele organisatie die deze strafbare feiten pleegde.
Hij was eigenaar van [winkel] en had op die manier ‘de touwtjes in handen’ bij het voorhanden hebben en het in zijn winkel te koop aanbieden van goederen voor de illegale hennepteelt. Ook bij de handel in hennepstekken had hij een sturende en bepalende rol. Hij zorgde ervoor dat hij zoveel mogelijk buiten beeld van de politie kon opereren. Hij was immers niet de persoon die de hennepstekken vervoerde en afleverde. Dat liet hij aan anderen over. Hij profiteerde van zowel afnemers van hennepstekken die deze nodig hadden voor hun hennepplantages als ook van leveranciers die hennepstekken leverden (al dan niet afkomstig uit hun eigen hennepstekkerijen), terwijl zij de daarbij behorende risico’s liepen. Het kan niet anders zijn dan dat hij door zijn handel veel geld heeft verdiend en dat dit financiële gewin ook zijn drijfveer was.
Hennep bevat de voor de gezondheid van personen schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep worden grote illegale winsten behaald. De verspreiding van en handel in hennep gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, zoals witwassen. [verdachte 1] en zijn medeverdachten zijn hieraan voorbij gegaan en hebben slechts hun eigen financieel gewin voorop gesteld.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ten gunste van [verdachte 1] rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven over de wijze waarop met een dergelijke overschrijding moet worden omgegaan. Uitgangspunt hierbij is dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen 2 jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De doorzoeking van [winkel] , de inbeslagname van aangetroffen goederen en de aanhouding van [verdachte 1] hebben op 20 november 2018 plaatsgehad. De redelijke termijn is dan ook op die dag gaan lopen. De zaak is voor het eerst op 20 februari 2019 ter terechtzitting aangebracht en dit vonnis wordt op 27 januari 2022 gewezen. De redelijke termijn is daarmee met ruim 14 maanden overschreden.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met het strafblad van [verdachte 1] , waaruit blijkt dat hij in 2012 in Duitsland is veroordeeld in verband met hennepteelt.
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting een zichtbaar aangeslagen indruk gemaakt. De invallen op 20 november 2018, de gevolgen van deze strafzaak voor zijn onderneming, zijn gezin en hemzelf, zijn hard aangekomen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht met die gevolgen rekening te houden. De rechtbank wil niets afdoen aan de gevolgen die [verdachte 1] reeds heeft ondervonden na 20 november 2018. De rechtbank heeft echter uit het dossier de indruk gekregen dat [verdachte 1] , in de tijd dat hij in het kader van het opsporingsonderzoek werd getapt en geobserveerd, zich steeds bewust was van de strafbaarheid van zijn handelen, dat hij voorzichtig was om niet gezien te worden met bepaalde mensen op bepaalde locaties, dat hij probeerde zijn zaak “schoon” te houden door een deel van de goederen bestemd voor de hennepteelt bewust op een andere locatie onder te brengen en dat hij, toen hij eind september 2018 vermoedde dat de politie hem in het vizier had, de werkwijze met betrekking tot de hennepstekkenhandel wijzigde om met die handel vervolgens gewoon door te gaan. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [verdachte 1] er keer op keer zelf voor heeft gekozen om zijn illegale praktijken voort te zetten, ondanks de mogelijke consequenties daarvan. Dat hij uiteindelijk is aangehouden, strafrechtelijk is vervolgd en ook fiscale en bestuursrechtelijke consequenties ondervindt, is het gevolg van deze keuzes. De rechtbank zal daarmee in strafverminderende zin dan ook slechts in beperkte mate rekening te houden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat één van de strafdoelen is om een preventieve werking te bewerkstelligen. Van de op te leggen straf dient een afschrikkende werking uit te gaan, ook om anderen ervan te weerhouden zich met dit soort misdrijven in te laten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare gevallen en acht geslagen op de straffen die in die zaken zijn opgelegd. Doorgaans worden onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de door [verdachte 1] gepleegde feiten opgelegd. Gelet op de eerder beschreven rol van [verdachte 1] in de criminele organisatie en de hoeveelheid verhandelde hennepstekken, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 540 dagen (18 maanden) gerechtvaardigd. In de overschrijding van de redelijke termijn en de financiële gevolgen die deze strafzaak al voor [verdachte 1] hebben gehad, ziet de rechtbank aanleiding deze gevangenisstraf te matigen tot 450 dagen (15 maanden). Behalve de hiervoor genoemde generale preventie is ook de speciale preventie een strafdoel; anders gezegd, niet alleen moet de straf voor anderen afschrikwekkend zijn, de straf moet ook geschikt zijn om [verdachte 1] ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Gelet op het feit dat [verdachte 1] eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en gelet op de door hem gestelde financiële problemen als gevolg van deze strafzaak, waardoor de rechtbank vreest dat hij mogelijk wederom in de verleiding komt om strafbare feiten te plegen, acht de rechtbank het van belang dat een deel van de aan [verdachte 1] op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf, te weten 180 dagen (6 maanden), voorwaardelijk opleggen met een langere proeftijd dan gebruikelijk, te weten 3 jaar.

7.Het beslag

Op de op de beslaglijst genoemde goederen rust conservatoir beslag door het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal hier nu geen beslissing over nemen en het conservatoir beslag hierop laten rusten.
De voorwerpen die in beslag zijn genomen op de locaties [adres 10] te Sittard, [adres loods 3] en [adres loods 3] te Sittard en [adres loods 2] te Elsloo, die te vinden zijn op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijsten, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen betreft die aan [verdachte 1] toebehoren en met behulp van welke feit 2 is begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van het Strafrecht en de artikelen 3, 11, 11a en 11b van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt [verdachte 1] vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart [verdachte 1] strafbaar;
Straf
  • veroordeelt [verdachte 1] tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan het vonnis gehechte beslaglijsten zijn vermeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. C. G .A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. J .A. Colen en mr. S.A. J . Wenders, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere):
- [verdachte 2] en/of
- [verdachte 3] en/of
- [verdachte 4] en/of
- [naam 2] en/of
- [verdachte 6] en/of
- [verdachte 5] en/of
- [verdachte 7] en/of
- [verdachte 9] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet terwijl verdachte van voernoemde organisatie de oprichter en/of leider en/of bestuurder is;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten (al dan niet in verband met de handel in growshopgoederen):
- alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres 10] ( [adres 10] ) te Geleen (dossier, p. 909-913), en/of
- alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 3] ( [adres loods 2] ) te Sittard (dossier, p. 849), en/of
- alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 3] ( [adres loods 2] ) te Sittard (dossier, p. 832-835), en/of
- alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres 12] ( [adres loods 2] ) te Sittard (dossier, p. 870), en/of
- alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 2] ( [adres loods 2] ) te Elsloo (dossier, p. 984-988), en/of
(al dan niet in verband met de handel in hennepstekken)
- alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 1] ( [adres loods 1] ) te Schinveld (dossier, p. 816)
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland en/of in België,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- op 4 september 2018 omstreeks 16:52 opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en/of
- in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of
- in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten, één (grote) hoeveelheid of meer (grote) hoeveelheden hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Indien in dit vonnis personen worden genoemd, worden zij de eerste keer met de volledige initialen van hun voornamen vermeld, en de keren daarna alleen met hun achternaam.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit zaaksdossier 1, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK1-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 888, zaaksdossier 3, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK3-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 230, zaaksdossier 4, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK4-LBRAA18007, gesloten d.d. 1 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 223, zaaksdossier 5, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK5-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 209, zaaksdossier 7, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK7-LBRAA18007, gesloten d.d. 15 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 31, zaaksdossier 8 , een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK1-LBRAA18007, gesloten d.d. 30 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 704, Inleiding en Algemeen dossier, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer LBRAA18007-ALG, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 162, en Beslagdossier, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, gesloten d.d. 25 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1024.
3.Zaaksdossier 1, proces-verbaal camerabeelden 26 en 29 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 10 juli 2018, pagina’s 82 tot en met 89.
4.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal d.d. 12 april 2019, pagina 15, en het bevel observatie d.d. 5 juli 2018, pagina’s 64 en 65.
5.Zaaksdossier 1, proces-verbaal camerabeelden 1 en 5 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 3 juli 2018, pagina’s 72 tot en met 81 en het proces-verbaal camerabeelden 26 en 29 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 10 juli 2018, pagina’s 82 tot en met 89.
6.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen loodsen, pagina 207.
7.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5..
8.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 6.
9.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
10.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 8 en 9.
11.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie vrijdag 21 september 2018 d.d. 16 oktober 2018, pagina 32.
12.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 9 en 10.
13.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
14.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 11 en 12.
15.Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 23 en 24.
16.Zaaksdossier 3, proces-verbaal camerabeelden McDonald’s Best (1e) d.d. 26 september 2018, pagina’s 34 tot en met 39.
17.Zaaksdossier 3, proces-verbaal camerabeelden McDonald’s Best (2e) d.d. 29 september 2018, pagina’s 40 tot en met 47.
18.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 23 oktober 2018, pagina 48.
19.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2018, pagina’s 51 en 52.
20.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 4.
21.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
22.Zaaksdossier 3, proces-verbaal stekkenhandel Doremaele d.d. 22 januari 2019, pagina’s 216 tot en met 219, met als bijlage de lijst historische verkeersgegevens, pagina’s 220 tot en met 223, en zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 5 en 6.
23.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 16.
24.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 4 oktober 2018, pagina’s 56 en 57.
25.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 17.
26.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 4 oktober 2018, pagina 58 en 59.
27.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 18.
28.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 30 oktober 2018, pagina 64, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina 73.
29.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71.
30.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 22.
31.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
32.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 30 oktober 2018, pagina’s 64 en 65, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina’s 73 en 74.
33.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 22 november 2018, pagina 77, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van aanhouding d.d. 20 november 2018, pagina 104.
34.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 22 november 2018, pagina’s 77 tot en met 79.
35.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 19 tot en met 21.
36.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen doos met hennepstekken [adres loods 1] Schinveld d.d. 27 november 2018, pagina’s 202 tot en met 204, en zaaksdossier 3, kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 november 2018, pagina 172.
37.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen doos met hennepstekken [adres loods 1] Schinveld d.d. 27 november 2018, pagina 202.
38.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal Pv stemherkenning [verdachte 6] d.d. 13 maart 2019, pagina 142.
39.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 5 tot en met 11.
40.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
41.Zaaksdossier 4, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina’s 81 en 82.
42.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 12, en zaaksdossier 5, proces-verbaal van observatie d.d. 5 december 2018, pagina 34.
43.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 6] .
44.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 24 november 2018, pagina 46 tot en met 51, met als bijlagen een fotomap, pagina’s 52 tot en met 70, en kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 71 tot en met 76, en een ruimlijst, pagina 77.
45.Zaaksdossier 4, proces-verbaal ID [naam 2] d.d. 3 oktober 2018, pagina’s 30 en 31, en zaaksdossier 4, een ander geschrift, zijnde proces-verbaal Lokale Politie te Genk, eerste verhoor tijdens arrestatietermijn d.d. 16 oktober 2018, pagina 79, en zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina’s 5 tot en met 12 en 18.
46.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 5.
47.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 7.
48.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 8 .
49.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 10.
50.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 11.
51.Zaaksdossier 4, proces-verbaal ID [naam 2] d.d. 3 oktober 2018, pagina’s 30 en 31.
52.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 12.
53.Beslagdossier, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 21 november 2018, pagina’s 471 en 472, met als bijlage een kavellijst, pagina 477 en 478.
54.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 21 november 2018, pagina’s 603 en 604.
55.Zaaksdossier 7, proces-verbaal van bevindingen stekkenhandel [verdachte 1] d.d. 27 november 2018, pagina’s 12 tot en met 27.
56.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 december 2018, pagina’s 569 tot en met 571.
57.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 21 november 2018, pagina’s 241 en 242.
58.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 januari 2019, pagina’s 210 tot en met 215.
59.TK 2011-2012, 32 842, nr. 6, pagina’s 2 en 3; aangehaald in ECLI:NL:PHR:2019:1143, r.o. 10.
60.TK 2012-2013, 32 842, nr. 13, pagina 6.
61.TK 2011-2012, 32 842, nr. 6, pagina 9.
62.Zaaksdossier 1, proces-verbaal [telefoonnummer 8] igb [verdachte 1] d.d. 4 juni 2018, pagina’s 93 en 94, zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] [verbalisant 3] d.d. 20 november 2018, pagina 196, en Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal van bevindingen stemherkenning [verdachte 1] d.d. 4 december 2018, pagina 133.
63.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal stemherkenning d.d. 3 december 2018, pagina 134.
64.Zaaksdossier 1, proces-verbaal nummers [verdachte 2] , pagina’s 96 en 97.
65.Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 9 tot en met 13, 15 ,17, en 20 tot en met 22, zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 12 en 26.
66..Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 17 en 26.
67.Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 14, 16, 23 en 26.
68.Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 26.
69.Zaaksdossier 1, proces-verbaal (stem)herkenning [verdachte 2] d.d. 30 augustus 2018, pagina 106.
70.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van observatie d.d.6 september 2018, pagina 119.
71.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen [winkel] [adres 10] d.d. 13 december 2018, pagina’s 158 tot en met 165, en beslagdossier, proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 6 maart 2019, pagina’s 883 tot en met 887, en bijlage II, de lijst van in beslag genomen goederen op de [adres 10] te Geleen.
72.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2018, pagina’s 159 tot en met 164.
73.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen bescheiden uit vuilnisbak kantoorgedeelte [adres 10] Geleen d.d. 3 december 2018, pagina’s 166 en 167.
74.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 november 2018, pagina 170, en beslagdossier, proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 19 februari 2019, pagina 826 tot en met 828, en bijlage II, de lijst van in beslag genomen goederen op de [adres loods 3] te Sittard.
75.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 november 2018, pagina’s 172 en 173, en beslagdossier, proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 19 februari 2019, pagina’s 844 en 845, en bijlage II, de lijst van in beslag genomen goederen op de [adres loods 3] te Sittard.
76.Zaaksdossier 1, proces-verbaal Elsloo [adres loods 2] d.d. 21 november 2018, pagina’s 174 tot en met 194, en beslagdossier, proces-verbaal van bevindingen binnentreden loods d.d. 20 november 2018, pagina’s 982 en 983, met als bijlage een kavellijst, pagina’s 984 tot en met 988 (zie bijlage II).
77.Zaaksdossier 1, , proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] [verbalisant 3] d.d. 23 januari 2019, pagina 199.
78.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] . [getuige 3] . [verbalisant 3] d.d. 20 november 2018, pagina 196.
79.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 21 november 2018, pagina 241.
80.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 21 november 2018, pagina 602.
81.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 januari 2019, pagina’s 210 tot en met 214, en zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 december 2018, pagina’s 569 en 570.
82.Zaaksdossier 8 , proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de verkoopadministratie (i.c. afnemers goederen [winkel] ) d.d. 11 maart 2019, pagina’s 203 en 204.
83.Zaaksdossier 8 , proces-verbaal van bevindingen administratie [bedrijf 2] d.d. 14 maart 2019, pagina’s 366 tot en met 388.
84.Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5003.