ECLI:NL:RBLIM:2022:572

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
03/721489-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van hennepteelt, hennepstekkenhandel en deelname aan een criminele organisatie met illegale stroomafname

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte 6], die beschuldigd werd van het hebben van een hennepkwekerij en hennepstekkerij in zijn woning en schuur, het illegaal aftappen van stroom, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 samen met anderen grote hoeveelheden hennepstekken heeft geteeld, verkocht en vervoerd. De verdachte had een actieve rol in de criminele organisatie die zich bezighield met de handel in hennepstekken, waarbij hij gemiddeld 500 stekken per week aan [verdachte 1] leverde. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 20 november 2018 drie busjes pepperspray voorhanden had en dat hij in de periode van 13 tot en met 20 november 2018 elektrische energie van Enexis Netbeheer B.V. had gestolen door middel van een illegale aansluiting. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721489-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte 6] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1970,
wonende te [woonplaats] , [adres 6] ,
hierna te noemen: [verdachte 6] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16, 17, 22 en 23 november 2021. [verdachte 6] is ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en [verdachte 6] hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 13 januari 2022, waarna op 27 januari 2022 uitspraak is gedaan.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte 6] :
Feit 1:in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 al dan niet samen met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk grote hoeveelheden hennepstekken heeft geteeld, dan wel daarin heeft gehandeld of deze opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 al dan niet samen met anderen stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden en voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren om beroepsmatig, bedrijfsmatig, of op grote schaal hennep te telen;
Feit 3:in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, en/of artikel 11a Opiumwet;
Feit 4:op 20 november 2018 al dan niet samen met een ander 3 busjes pepperspray voorhanden heeft gehad;
Feit 5:in de periode van 13 november 2018 tot en met 20 november 2018 al dan niet samen met een ander elektrische energie van Enexis Netbeheer B.V. heeft gestolen;
Feit 6:op 20 november 2018 al dan niet samen met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten en/of hennepstekken heeft geteeld dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft over het bewijs voor de feiten het volgende aangevoerd:
Feit 1:
[verdachte 6] heeft tezamen en in vereniging met de medeverdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 5] , [verdachte 7] en [verdachte 4] [1] gehandeld in hennepstekken. Voor het bewijs heeft de officier van justitie zich gebaseerd op:
- de verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting dat hij heeft gehandeld in hennepstekken en dat de levering van de hennepstekken aanvankelijk bij hem thuis plaats vond en later in de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld;
- de verklaring van [verdachte 6] dat hij 4 of 5 keer hennepstekken aan [verdachte 1] heeft verkocht;
-de tapgesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] ;
- de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dat zij hennepstekken hebben besteld bij [winkel] en de stekken hebben opgehaald bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld;
- observaties die hebben plaatsgevonden in de maand juni 2018 bij de woning van [verdachte 1] , die passen bij de TCI-informatie over [verdachte 1] en [verdachte 2] en waarvan [verdachte 1] ter terechtzitting heeft verklaard dat deze waarnemingen van de politie de handel in hennepstekken betrof;
- de bakengegevens van de auto van [verdachte 2] en een observatie waaruit blijkt dat [verdachte 2] naar een loods te Haarsteeg is gereden en op grond waarvan de politie vermoedt dat [verdachte 2] aldaar hennepstekken heeft opgehaald die [verdachte 1] had besteld bij [verdachte 3] ;
- de tapgesprekken en sms-berichten tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] ;
- de observaties bij de woning van de medeverdachte [verdachte 3] en de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, waarbij [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] zijn gezien;
- het aantreffen van 90 hennepstekken in de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld op 20 november 2018;
- de tapgesprekken tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] ;
- de tapgesprekken tussen [verdachte 7] en [verdachte 1] .
Feit 2:
De officier van justitie acht bewezen dat [verdachte 6] zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. De officier van justitie merkt het gebruik en het voorhanden hebben van een auto, zijnde een Volvo met het kenteken [kenteken 8] , bestemd voor het vervoeren van hennepstekken, aan als een voorbereidingshandeling in de zin van de Opiumwet.
Feit 3:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte 6] , samen met [verdachte 1] (eigenaar van [winkel] en leider van de organisatie), [verdachte 2] (werknemer bij [winkel] en vervoerder van hennepstekken), [verdachte 3] (leverancier van stekken), [verdachte 4] (uitvoerder/tussenpersoon), [naam 2] (afnemer van stekken), [verdachte 5] (vervoerder van stekken), [verdachte 7] (zzp’er bij [winkel] ) en [medeverdachte 1] (werkneemster bij [winkel] ) heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Er was sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. Door deze criminele organisatie werden verschillende diensten aangeboden. Eén onderdeel van de organisatie hield zich bezig met de handel in hennepstekken en het andere onderdeel van de organisatie hield zich bezig met het leveren van goederen en stoffen voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige teelt van hennep. Dat [verdachte 6] en voornoemde medeverdachten zich met die activiteiten bezig hielden, zij voor wat [verdachte 6] betreft uitsluitend de handel in hennepstekken, volgt reeds uit hetgeen door de officier van justitie ten aanzien van feit 1 is betoogd. Uit die bewijsmiddelen blijkt ook dat [verdachte 6] als leverancier van hennepstekken onderdeel uitmaakte van de criminele organisatie.
Feit 4:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] samen met zijn echtgenote en medeverdachte [medeverdachte 2] 3 busjes pepperspray voorhanden heeft gehad. De busjes pepperspray zijn tijdens de doorzoeking in hun echtelijke woning aangetroffen.
Feit 5:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] elektrische energie heeft gestolen door middel van verbreking. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte van Enexis Netbeheer B.V. en het proces-verbaal van bevindingen, waarin is geconstateerd dat de elektrische energie wederrechtelijk werd afgenomen. Voorts heeft de officier verwezen naar de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [verdachte 6] , inhoudende dat hij zelf de stroomafname gemanipuleerd had.
Feit 6:
De officier van justitie acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] in zijn woning met bijbehorende schuur een hennepstekkerij en hennepkwekerij had. De officier van justitie heeft zich gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen omtrent het aantreffen van de hennepstekkerij en hennepkwekerij, die verdeeld waren over 3 kweekruimtes: in kweekruimte 1 en 2 stonden in totaal 196 moederplanten, in kweekruimte 1 stonden 1848 hennepstekken en in kweekruimte 3 stonden 251 hennepplanten. Voorts is in de schuur behorende bij de woning van [verdachte 6] 1042 gram hennepgruis aangetroffen. De officier van justitie heeft bovendien verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen, waarin de verbalisanten hebben gerelateerd dat zij [verdachte 6] tegen zijn echtgenote en kinderen hoorde zeggen dat hij meerdere keren met ‘
weed’ had gereden en dat hij er al twee jaren mee bezig was.
3.2
Het standpunt van de verdediging
[verdachte 6] heeft zich conform de door hem overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde perioden van feit 1, feit 5 en feit 6 onjuist zijn. Hij heeft aangevoerd dat hij pas ná de installatie van de slimme meter door Enexis Netbeheer B.V. op 27 april 2018 heeft geprobeerd om voor eigen consumptie hennep uit zaad te telen. [verdachte 6] heeft hiertoe verwezen naar de correspondentie met Enexis Netbeheer B.V. over de installatie van de slimme meter, de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring van [getuige 4] en de als bijlage aan de pleitnota gevoegde aankoopbonnen van diverse artikelen ten behoeve van “kweekruimte 3”. Pas in september 2018 is hij stekken gaan telen. [verdachte 6] bepleit ten aanzien van feit 1, feit 5 en feit 6 dan ook partiële vrijspraak voor de tenlastegelegde perioden, voor feit 1 voor de periode gelegen vóór september 2018, voor de feiten 5 en 6 voor de periode gelegen vóór 28 april 2018.
Ten aanzien van feit 2 heeft [verdachte 6] aangevoerd dat hij noch met de Volvo V40 met het kenteken [kenteken 8] noch met een andere auto hennepstekken heeft vervoerd. Voornoemde Volvo V40 betrof een bedrijfsauto van zijn vorige werkgever die ten behoeve van zijn toenmalige werkzaamheden dagelijks (vol)beladen was met onder andere monstermateriaal, technische meetapparatuur, een gereedschapskist en bouw gerelateerde kleding.
Ten aanzien van feit 3 heeft [verdachte 6] aangevoerd dat hij geen deel uitmaakte van een criminele organisatie, omdat er nooit sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Hij leverde niet op bestelling en zijn aanbod van hennepstekken was slechts van tijdelijke aard. Voorts ontkent hij wetenschap te hebben gehad van een bredere organisatiestructuur.
Ten aanzien van feit 4 heeft [verdachte 6] aangevoerd dat hij weliswaar toegang had tot de busjes pepperspray dan wel deze voorhanden had kunnen hebben, maar dat hij geen wetenschap had van de inhoud van de busjes. Hij kan zich enkel een soort deodorant flesjes herinneren. Volgens [verdachte 6] is niet onderzocht of de inhoud van de busjes daadwerkelijk pepperspray betrof en kan niet worden uitgesloten dat het deodorant busjes waren.
Ten aanzien van feit 5 heeft [verdachte 6] aangevoerd dat de tenlastegelegde hoeveelheid wederrechtelijk weggenomen elektrische energie onjuist is. [verdachte 6] heeft aan de hand van de aangesloten armaturen berekend dat een hoeveelheid van 3.780 kWh aan elektrische energie wederrechtelijk is weggenomen.
Ten aanzien van feit 6 heeft [verdachte 6] aangevoerd dat de tenlastegelegde hoeveelheden hennepstekken en hennepplanten onjuist zijn. [verdachte 6] heeft aangevoerd dat er in totaal 304 hennepplanten en ongeveer 1250 hennepstekken aanwezig waren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Vrijspraak (feit 2)
[verdachte 6] wordt verweten dat hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 tezamen en in vereniging voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet heeft gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet is vereist dat bewezen moet kunnen worden dat [verdachte 6] en zijn eventuele medeverdachten de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen voorhanden had(den), dat die voorwerpen bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt of -handel én dat [verdachte 6] dit wist of in ieder geval ernstige reden had dit te vermoeden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat [verdachte 6] enige beschikkingsmacht had over de in de tenlastelegging vermelde voorwerpen, met uitzondering van de Volvo V40 met kenteken [kenteken 8] . Ten aanzien van deze voorwerpen dient derhalve in ieder geval vrijspraak te volgen.
Wat betreft de Volvo dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of die
bestemdwas tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Vast staat dat deze Volvo tijdens de observaties op 9 en 15 november 2018 bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld is gezien, alwaar in die periode hennepstekken werden verhandeld. Zoals hierna zal blijken, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 6] met deze Volvo door hem gekweekte hennepstekken naar deze loods heeft vervoerd. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat deze Volvo daarmee ook bestemd was voor de beroeps- of bedrijfsmatige, dan wel grootschalige teelt en handel in hennep.
Naar het oordeel van de rechtbank was de Volvo een voor [verdachte 6] alledaags gebruiksvoorwerp – namelijk een bedrijfsauto, ter beschikking gesteld door zijn toenmalige werkgever – die voor het grootste deel van de tijd niet werd gebruikt voor criminele doeleinden. De rechtbank acht bewezen dat er een aantal keer hennepstekken met dit voertuig zijn vervoerd, maar dat maakt niet dat de bestemming van het voertuig is gewijzigd. Dat zou naar het oordeel van de rechtbank een te ruime uitleg zijn van het bepaalde in artikel 11a van de Opiumwet en niet stroken met het doel en strekking van deze strafbepaling. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Dit leidt ertoe dat [verdachte 6] van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen overige feiten
Leeswijzer
Het onderzoek TOL46 heeft 11 verdachten opgeleverd die deel zouden uitmaken van een crimineel samenwerkingsverband. Bij het opstellen van de vonnissen van de verdachten heeft de rechtbank een overzicht van de bewijsmiddelen en bewezenverklaring opgesteld dat op meerdere verdachten betrekking heeft. Een deel van dat overzicht is hierna integraal opgenomen. Hieruit blijkt niet alleen de rol van [verdachte 6] , de verdachte in deze zaak, maar ook die van zijn medeverdachten. Bij het lezen van dit vonnis en het volgen van de motivering zijn sommige onderdelen van minder of geen belang voor [verdachte 6] .
Inleiding
In de periode tussen januari 2017 en maart 2018 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie binnengekomen die erop neer kwam dat [verdachte 1] vanuit zijn winkel [winkel] en vanuit een loods achter zijn woning op grote schaal hennepstekken verkocht. Deze TCI-informatie was aanleiding voor de politie om onderzoek te doen naar [verdachte 1] . In het kader daarvan hebben onder meer observaties plaatsgevonden, zijn telefoonlijnen afgeluisterd en hebben, op 20 november 2018, op diverse locaties doorzoekingen plaatsgevonden.
Handel in hennepstekken(feit 1)
De verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting
Ter terechtzitting van 16 november 2021 heeft [verdachte 1] een verklaring afgelegd. Daarin heeft hij onder meer verklaard dat hij hennepstekken is gaan (door)verkopen vanuit [winkel] , omdat er vanaf 2017 vraag naar was bij klanten van [winkel] . Hij heeft daarom verschillende personen benaderd om te bezien of die hem hennepstekken konden leveren. Aanvankelijk gebeurde het afleveren van de hennepstekken vanuit zijn woning, maar omdat hij op 20 september 2018 het idee had dat er iets niet in de haak was, heeft hij een nieuwe afleverlocatie gezocht. Dat was de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [3]
Observaties van de woning van [verdachte 1] ( [adres 1] te Sittard)
Naar aanleiding van de TCI-meldingen werden camera’s bij de woning van [verdachte 1] aan de [adres 1] te Sittard geplaatst en werden de telefoons van [verdachte 1] en [verdachte 2] getapt. [4] Voorts werd [verdachte 2] geobserveerd en werd zijn voertuig, een Fiat Fiorino met kenteken [kenteken 1] , voorzien van een peilbaken. [5] Uit het peilbaken bleek dat [verdachte 2] zeer regelmatig de woning van [verdachte 1] bezocht. Uit de camera-observaties, die tussen 1 juni 2018 en 29 juni 2018 hebben plaatsgevonden, is gebleken dat er op dinsdag- en vrijdagavonden, soms meerdere keren per dag, auto’s het terrein van [verdachte 1] aan de [adres 1] te Sittard op- en afreden. Tijdens de observaties werd gezien dat [verdachte 2] telkens zijn auto vanaf de openbare weg aan de voorzijde van de woning van [verdachte 1] naar de achterzijde van de woning reed, om zijn auto enkele minuten later weer op de openbare weg te parkeren. [6]
[verdachte 1] heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat (een deel van) wat tijdens deze observaties is gezien zag op hennepstekkenhandel. [7]
Uit het peilbaken onder de auto van [verdachte 2] bleek dat [verdachte 2] op drie achtereenvolgende vrijdagen (31 augustus, 7 september en 14 september 2018) na een rit van ongeveer 100 kilometer steeds zeer kortstondig een caravanstalling aan de [adres 2] te Haarsteeg, nabij Den Bosch, heeft bezocht. Na een stop, die steeds ongeveer 5 minuten duurde, reed hij weer terug naar Limburg, naar de woning van [verdachte 1] . [8]
Op 18 en 19 september 2018 heeft [verdachte 1] via een sms-bericht en via de telefoon contact met een persoon met een Brabants accent. In het sms-bericht van 18 september schrijft [verdachte 1] : “1650”. In het telefoongesprek van 19 september zegt [verdachte 1] : “Ik had je wat doorgegeven he”, waarop de persoon met het Brabants accent antwoordt: “Ja 1650 he”. [9] In zijn verklaring ter terechtzitting heeft [verdachte 1] verklaard dat dit op 18 september 2018 verstuurde sms-bericht met de inhoud “1650” op hennepstekken zou kunnen zien. [10]
Op 20 september 2018 vroeg [verdachte 1] aan hetzelfde contact om “1590”. [11]
Uit het tapgesprek tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” (de man met het Brabantse accent) van 19 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] in die twee weken ervoor ook bestellingen van “ [bijnaam verdachte 3] ” heeft ontvangen. Laatstgenoemde zegt in dat gesprek immers: “Vorige week, de week ervoor heb ik alles gegeven wat ik had die 1770”. [12]
“Paniek” op 20 en 21 september 2018 en identificatie van [bijnaam verdachte 3]
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat er op 20 september 2018 sprake was van onrust, omdat er rond werd verteld dat hij “in de hennepstekken zat”. [13] Uit een tapgesprek op 20 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] zo spoedig mogelijk met “ [bijnaam verdachte 3] ” wil spreken, omdat “ [bijnaam verdachte 3] ” iets moest gaan veranderen. [verdachte 1] wilde geen uitleg via de telefoon geven. Voor “ [bijnaam verdachte 3] ” was het lastig om af te spreken, omdat zijn vrouw ieder moment kon bevallen. “ [bijnaam verdachte 3] ” stelde voor om de dag erna even af te spreken, omdat het die dag echt niet ging lukken. [14]
De dag erna, op vrijdag 21 september 2018 werd door het observatieteam gezien dat [verdachte 2] om 16.32 uur in een blauwe Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] het terrein van [adres 2] te Haarsteeg op reed en dat hij om 16.40 uur het terrein verliet. [15] Op diezelfde dag hoorde de politie in een tapgesprek tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” dat [verdachte 1] zijn zorgen uitte over het feit dat hij geen vertrouwen meer had “in die plaats” en “daar waar die auto staat”, dat het voor [verdachte 1] een probleem was dat “de taxi naar jou is”, dat hij, [verdachte 1] , “de taxi vandaag nog even moet doen” en dat ze dan zo spoedig mogelijk moesten praten. [16] Ongeveer een half uur later heeft [verdachte 1] telefonisch zijn nieuwe nummer aan “ [bijnaam verdachte 3] ” gegeven. [17] Vervolgens spraken ze af elkaar later die dag in de McDonald’s in Best te ontmoeten. [18] Ook stuurde [verdachte 1] diezelfde dag een sms-bericht aan al zijn contacten waarin hij voorstelt om over te stappen op ‘
chatten’ via Signal. [19]
Er zijn camerabeelden bekeken van de McDonald’s in Best van 21 september 2018 tussen 21.50 en 22.25 uur. Daarop is te zien dat [verdachte 1] op de parkeerplaats door een Volkswagen Polo werd afgezet naast een Hyundai. [verdachte 1] en de bestuurder van de Hyundai liepen naar de McDonald’s, namen plaats aan een tafel en verlieten later gezamenlijk de McDonald’s. [20]
Uit de camerabeelden van en de observatie bij de McDonald’s in Best op 25 september 2018 omstreeks 20.15 uur blijkt dat [verdachte 1] in zijn BMW X5 met kenteken [kenteken 3] de parkeerplaats van de McDonald’s op reed. Even later kwam een Hyundai met kenteken [kenteken 4] de parkeerplaats opgereden. [verdachte 1] liep samen met twee personen, waarvan één een camouflagejas droeg, de McDonald’s binnen. Zij gingen samen aan een tafeltje zitten en liepen even later gezamenlijk naar buiten. De twee personen stapten in de Hyundai. [21] Verbalisant L 117 herkende een van de mannen als [verdachte 3] . [22]
[bijnaam verdachte 3] is leverancier [verdachte 3]
Uit het onderzoek naar de identiteit van “ [bijnaam verdachte 3] ” is gebleken dat de providerpalen behorende bij de tapgesprekken lieten zien dat de eerste gesprekken tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” in de omgeving van Velddriel hebben plaatsgevonden. Rond de afspraak van 21 september 2018 vonden deze plaats in omgeving Best, en daarna weer in de omgeving van Velddriel. Op 25 september 2018 zag het observatieteam dat de man die [verdachte 1] ontmoette reed in de auto met kenteken [kenteken 4] op naam van [naam 1] . [naam 1] heeft een dochter die staat ingeschreven op het adres [adres 3] te Velddriel, net als [verdachte 3] (geboren op [geboortedatum 2] en in 2018 dus 40-41 jaar oud). De man op de camerabeelden bij de McDonald’s past in het signalement van een persoon van 40 jaar. De pasfoto van [verdachte 3] , opgevraagd bij gemeente Maasdriel, komt overeen met de persoon die te zien is op de camerabeelden. Ook volgens het observatieteam komt de persoon op de pasfoto overeen met de man die aanwezig was in de McDonald’s op 21 september 2018. [23]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd door de politie geïdentificeerd als ‘dealtelefoon’ van [verdachte 1] . [24] [verdachte 3] gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [25] Uit de historische belgegevens van de ‘deal’-telefoon van [verdachte 1] over de periode 15 maart 2018 tot en met 9 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] en [verdachte 3] iedere week, vaak meerdere malen, contact hadden en dat zij in deze periode in totaal 184 keer contact hadden via sms-berichten of telefoongesprekken. Gegevens van vóór 15 maart konden niet worden verkregen. In de tapgesprekken worden getallen zoals “1650”, “1770” en “1590” genoemd. [26]
Tussenconclusies
Op grond van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf zijn woonadres in hennepstekken heeft gehandeld. Op basis van de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [verdachte 1] in combinatie met de uitgevoerde observaties kan worden vastgesteld dat de afnemers in ieder geval vanaf 1 juni 2018 (toen de observaties begonnen) bij de woning van [verdachte 1] moesten zijn voor het ophalen van de bestelde hennepstekken en dat [verdachte 2] daaraan meewerkte. Gelet op de telefoontaps tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] , en de zeer kortstondige bezoeken van [verdachte 2] aan Haarsteeg die “passen” bij de inhoud van die telefoontaps, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de vrijdagmiddagritjes van [verdachte 2] naar Haarsteeg werden afgelegd om aldaar hennepstekken voor [verdachte 1] op te halen. De rechtbank merkt op dat Velddriel, de woonplaats van [verdachte 3] , volgens ‘
Google Maps’ ongeveer 15 minuten rijden met de auto van Haarsteeg ligt. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 3] “ [bijnaam verdachte 3] ” is en dat hij de leverancier van die hennepstekken was, aangezien hij in het tapgesprek van 19 september 2018 zei dat hij “
vorige week, de week ervoor”(naar de rechtbank begrijpt:
én de week ervoor) alles had gegeven en [verdachte 2] in die weken naar Haarsteeg is gereden. [verdachte 2] zorgde er aldus voor dat de bij [verdachte 3] bestelde hennepstekken werden opgehaald en uiteindelijk bij de afnemers van [verdachte 1] terecht kwamen, waarbij de uitlevering plaatsvond bij de woning van [verdachte 1] . Uit de inhoud van de telefoontaps en sms-berichten kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat [verdachte 1] ongeveer 1500 hennepstekken per week bij [verdachte 3] bestelde. Uit de historische belgegevens van de telefoon van [verdachte 1] met het telefoonnummer van [verdachte 3] is, zeker nu er geen andere verklaring is gegeven over de aard en inhoud van deze veelvuldige contacten, naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat [verdachte 1] en [verdachte 3] in ieder geval al vanaf 15 maart 2018 iedere week op dezelfde voet zaken met elkaar deden.
Handel in hennepstekken vanuit loods [adres loods 1] te Schinveld
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard, dat de hennepstekken in [winkel] werden besteld en aanvankelijk vanuit de woning van [verdachte 1] in Sittard werden geleverd. Naar aanleiding van de onrust op 20 september 2018 is de afleverplek van de hennepstekken veranderd van de woning van [verdachte 1] naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [27]
Op 1 oktober 2018 heeft [verdachte 3] telefonisch aan [verdachte 1] gevraagd of het uit kwam om een dag later omstreeks 19.15 uur naar het adres te komen dat [verdachte 1] op een briefje had gegeven. [verdachte 3] zou met een chauffeur komen waarmee [verdachte 1] verder zou kunnen. [verdachte 1] wilde liever niet naar die locatie komen en zou ervoor zorgen dat “die ene jongen” daar zou zijn, zodat [verdachte 3] met hem kon praten. [28]
Een dag later, op 2 oktober 2018, werd de woning van [verdachte 3] aan de [adres 3] te Velddriel geobserveerd. Om 17.43 uur reed een Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] – met daarin (de later door verbalisanten herkende) [verdachte 5] als chauffeur en [verdachte 3] als bijrijder – de oprit van de woning af. [29] In een telefoongesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] die dag om 18.28 uur zei [verdachte 3] dat hij nog 50 kilometer moest afleggen en dat hij verwachtte binnen een half uur á 3 kwartier te arriveren. [30] Om 19.04 uur stopte de Kia voor een loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Om 19.06 uur stopte een Citroën Saxo [kenteken 6] naast de Kia. De bestuurder van de Citroën werd door verbalisant L119 herkend als [verdachte 4] . [verdachte 4] liep in de richting van de Kia en was via het geopende raam van de Kia in gesprek met [verdachte 5] en [verdachte 3] . [verdachte 4] stak een wit papiertje door het geopende bestuurdersportier van de Kia, liep zonder het papiertje terug naar zijn auto en reed om 19.21 uur weg. De Kia bleef staan. Om 19.22 uur arriveerde [verdachte 1] in zijn Peugeot Expert met kenteken [kenteken 7] en ging met [verdachte 5] en [verdachte 3] in gesprek. [31] Later die avond, om 19.44 uur, belde [verdachte 1] naar [verdachte 4] en zei dat [verdachte 4] op hem had kunnen wachten. [verdachte 1] zei dat hij wat later was gearriveerd en dat hij “hem” (een derde) nog even heeft gezien. [32]
Tussen 26 oktober 2018 en 16 november 2018 werd de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en de woning van [verdachte 4] aan de [adres 4] te Schinveld geobserveerd. Uit de observaties op de vrijdagen 26 oktober 2018, 2 november 2018 en 9 november 2018 bleek dat [verdachte 5] telkens omstreeks 17.00 uur aankwam bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en korte tijd later weer vertrok. [33]
Op 2 november 2018 is door het observatieteam waargenomen dat, vlak voor het binnenrijden van de loods, de gehele ruimte van de achterbank en kofferbak van de auto van [verdachte 5] vol lag met – door dekens afgedekte – kratten en dozen, die er na het vertrek van de auto uit de loods niet meer in lagen. [34]
Op 9 november 2018 werd tevens waargenomen dat [verdachte 6] om 18.03 uur met zijn voertuig de loods in reed en korte tijd later weer vertrok [35] . Dat bezoek past bij het tapgesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] waarin zij spraken over het aanleveren van “1030” door [verdachte 6] om 18.00 uur. [36] Op alle genoemde vrijdagen is vanaf 19.00 uur waargenomen dat er verschillende auto’s bij de loods arriveerden, dat de auto’s achteruit de loods in reden en dat deze enkele minuten later weer wegreden. Hierbij werd steeds gezien dat [verdachte 4] vanuit de woning aan de [adres 4] naar de loods aan de [adres loods 1] liep, de schuifdeuren van de loods voor de gearriveerde auto’s opende en de schuifdeuren na het vertrek van de auto’s ook weer afsloot. [37]
Tijdens de observatie op 16 november 2018 werd waargenomen dat [verdachte 4] om 15.49 uur in een stilstaande Citroën Saxo met kenteken [kenteken 6] op de Provinciale weg in Kerkdriel zat te bellen. Eerder die dag was [verdachte 5] naar (de plaats) Zeeland gereden. Zijn Kia arriveerde rond 16.00 uur bij het adres [adres 5] te Kerkdriel, waar [verdachte 5] woont. [38] Omstreeks 16.22 uur reed [verdachte 4] in de Citroën Saxo vanuit Kerkdriel weer in de richting van de A2 en om 18.38 uur stond de Citroën voor de woning van [verdachte 4] aan de [adres 4] te Schinveld. Het observatieteam heeft die avond nog een aantal voertuigen bij de loods gezien, waarvan 2 voertuigen de loods inreden en korte tijd later weer vertrokken. [39]
De politie heeft de telefoons met de nummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] getapt. Deze waren in gebruik bij [verdachte 4] . Over de getapte telefoonlijnen kwamen enkele telefoongesprekken voor waarin [verdachte 1] en [verdachte 4] onder meer spraken over de verkoop van “grote honden” en “kleine honden”. [40]
Op 20 november 2018 werd tijdens de doorzoeking van de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld een doos in beslag genomen met daarin in totaal 90 hennepstekken van 17 centimeter lang. [41] De verbalisant rook de bij hem ambtshalve bekende geur van hennep en de MMC-test reageerde positief op hennep. [42]
Leverancier [verdachte 6]
In de tapgesprekken van de telefoon van [verdachte 1] is naar voren gekomen dat [verdachte 1] na 1 september 2018 regelmatig telefonisch contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Nadat dit telefoonnummer werd getapt, kon de gebruiker worden geïdentificeerd als [verdachte 6] . [43] Uit de inhoud van de tapgesprekken bleek dat [verdachte 1] bestellingen bij [verdachte 6] plaatste. In de tapgesprekken is gesproken over hoeveelheden van 380 stuks, 400 stuks, 850 stuks, 600 stuks, 700 à 800 stuks en 1030 stuks. [44]
Hiervoor is al gerefereerd aan het bezoek van [verdachte 6] aan de loods op 9 november 2018. In een op die dag opgenomen tapgesprek om 15.06 uur spreken hij en [verdachte 1] over een hoeveelheid van “1030” voor vandaag om 18.00 uur. [45] Even later, om 18.03 uur, is een Volvo V40 met kenteken [kenteken 8] op naam van [verdachte 6] geobserveerd als hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld binnenrijdt. [46] Ook op 14 november 2018 is er een tapgesprek tussen beiden, waarin een afspraak wordt gemaakt voor de dag erna, waarna op 15 november 2018 [verdachte 6] om 19.00 uur geobserveerd wordt als hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld binnenrijdt. [47]
[verdachte 6] heeft ter terechtzitting op 16 en 17 november 2021 verklaard dat hij meermaals hennepstekken aan [verdachte 1] heeft verkocht.
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 van de woning van [verdachte 6] aan de [adres 6] te Grevenbicht werden een hennepkwekerij en hennepstekkerij aangetroffen in zijn woning en bijbehorende schuur. In de eerste kweekruimte, gelegen op de zolder van de woning, werden 51 moederplanten en 1848 hennepstekken aangetroffen. In de tweede en derde kweekruimte, gelegen in de schuur naast de woning, werden 145 (kweekruimte 2) en 251 (kweekruimte 3) moederplanten aangetroffen. [48]
Tussenconclusies
Uit de genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af, dat na de “paniekdagen” op 20 en 21 september 2018 door [verdachte 1] een nieuwe plek werd gezocht én gevonden voor de leveranties van de hennepstekken. Daar waar deze aanvankelijk iedere vrijdag door [verdachte 2] werden opgehaald in Haarsteeg en werden uitgeleverd bij de woning van [verdachte 1] , vond de uitlevering van die hennepstekken, zoals valt af te leiden uit tapgesprekken en observaties, vanaf vrijdag 26 oktober 2018 wekelijks plaats vanuit een nieuwe locatie, zijnde de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Dat de afleverplek van de hennepstekken op enig moment is verplaatst naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, werd ook door [verdachte 1] ter terechtzitting verklaard.
[verdachte 2] verdween na 21 september 2021 uit beeld voor wat betreft de handel in hennepstekken. Daar waar aanvankelijk een rol was weggelegd voor [verdachte 2] in het ophalen en vervoeren van de hennepstekken vanuit Haarsteeg en de uitlevering daarvan bij de woning van [verdachte 1] , is zijn rol in het vervoer van de hennepstekken daarna overgenomen door de chauffeur van [verdachte 3] , [verdachte 5] . De hennepstekken die [verdachte 1] bij [verdachte 3] bestelde werden door [verdachte 5] telkens op vrijdag omstreeks 17.00 uur bij de loods aan de Jabeekerstraat afgeleverd voordat de afnemers deze vanaf omstreeks 19.00 uur kwamen ophalen.
[verdachte 4] speelde vanaf 26 oktober 2018 een rol in de aflevering van de hennepstekken aan de verschillende afnemers daarvan vanuit de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Hij stelde de loods daarvoor ter beschikking en zorgde ervoor dat de leveranciers en afnemers van de hennepstekken toegang hadden tot die loods. De rechtbank ziet de gesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] over “grote honden” en “kleine honden” als codetaal, bedoeld om te verhullen dat de gesprekken over hennep gingen.
Een andere leverancier van hennepstekken naast [verdachte 3] , was [verdachte 6] . [verdachte 6] heeft in de periode van 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 meermaals hennepstekken aan [verdachte 1] geleverd, die hij zelf had geteeld. Aan de hand van de inhoud van de tapgesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] vanaf september 2018 valt af te leiden dat er wordt gesproken over hoeveelheden van enkele honderden hennepstekken. Gelet op de genoemde aantallen in de tapgesprekken gaat de rechtbank uit van gemiddeld 500 hennepstekken per week, die door [verdachte 6] werden afgeleverd bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [verdachte 6] op bestelling van [verdachte 1] hoeveelheden van gemiddeld 500 hennepstekken per week bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld afleverde.
Afnemers van hennepstekken
Uit de telefoontaps bleek dat [verdachte 1] contact had met een afnemer van hennepstekken, die gebruik maakte van de telefoonnummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] . [49] Op 18 september 2018 ging het gesprek over een partij van 1050 die stond voor vrijdag. [50] Op 20 september 2018 werd aan [verdachte 1] om “300 van die gewone” gevraagd. [51] In het daarop volgende telefoongesprek die dag werd “voor volgende week nog een keer 300” gevraagd. [52] Op 3 oktober 2018 om 09.17 uur werd via de telefoon aan [verdachte 1] doorgegeven dat er nog een lijstje voor hem was. [53] Op 3 oktober 2018 werd om 14.54 uur een tapgesprek opgenomen en beluisterd waarin de gebruiker van dat telefoonnummer begon met “Ja met Ivo” en waaruit bleek dat hij en [verdachte 1] elkaar “zo” gingen zien. [54] Die dag reed om 15.05 uur een Peugeot Partner [kenteken 9] de parkeerplaats bij [winkel] (de winkel van [verdachte 1] ) op. De BMW X5 van [verdachte 1] stond al op de parkeerplaats. Het kenteken van de Peugeot staat op naam van [bedrijf 1] te Limbricht en [naam 2] is daarvan de enige aandeelhouder en bestuurder. [55] Uit deze combinatie van gegevens kon worden vastgesteld dat [naam 2] de afnemer is aan wie de telefoonnummers toebehoren. [verdachte 1] belde diezelfde dag om 15.40 uur naar [naam 2] met de mededeling dat wat was opgeschreven, “die 950 he”, gewoon eerder kon. [56]
Op vrijdag 9 november 2018 werd bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld gezien dat de Peugeot Partner met kenteken [kenteken 9] om 19.19 uur achteruit de loods in reed en 6 minuten later weer vertrok.
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 van de woning van [naam 2] , gelegen aan de [adres 7] te Limbricht, werden onder andere een niet in gebruik zijnde hennepkwekerij en ruim 1,1 kilogram henneptoppen aangetroffen. [57]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2018 bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld 120 hennepstekken heeft opgehaald. Hij had deze 3 weken eerder bij [winkel] besteld. [58] Dit bezoek is door het observatieteam omstreeks 19.00 uur die avond waargenomen. [59] Tijdens een doorzoeking op 20 november 2018 is in de garage van de woning van [getuige 2] , gelegen aan de [adres 8] te Munstergeleen, een hennepkwekerij met daarin 140 hennepplanten aangetroffen. [60]
Getuige [getuige 1] heeft op 21 november 2018 verklaard dat hij 340 hennepstekken bij [winkel] heeft besteld en dat hij deze 4 weken geleden bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld heeft opgehaald. [61] Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 is in de garage van [getuige 1] , gelegen op [adres 9] te Sittard, een hennepkwekerij met daarin 323 hennepplanten aangetroffen. [62]
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 (hennepstekkenhandel)
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, voldoende om te kunnen spreken van medeplegen, tussen in ieder geval [verdachte 6] , [verdachte 1] en [verdachte 4] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de teelt van en handel in hennepstekken.
[verdachte 1] verkocht vanuit [winkel] de hennepstekken en regelde vanaf welke locatie die konden worden opgehaald. [verdachte 6] was vanaf september één van de vaste leveranciers van door hemzelf geteelde hennepstekken en had rechtstreeks contact met [verdachte 1] , die de bestellingen doorgaf. [verdachte 6] bracht de door hem geteelde hennepstekken zelf naar Schinveld waar [verdachte 4] ze in ontvangst nam en zorgde voor de verdere distributie aan de klanten van [verdachte 1] .
De rechtbank acht ook bewezen dat het om grote hoeveelheden hennepstekken ging. De verklaring van [verdachte 1] dat het slechts om kleinere hoeveelheden hennepstekken ging, acht de rechtbank onaannemelijk. Uit de getapte telefoongesprekken en sms-berichten blijkt dat [verdachte 6] gemiddeld 500 stekken per week leverde. De rechtbank ziet, gezien de inhoud van de bewijsmiddelen, geen reden om van andere hoeveelheden uit te gaan.
Nu er sprake is geweest van een langere periode waarin vrijwel wekelijks hennepstekken werden verkocht, vervoerd en geleverd, en door [verdachte 6] zijn geteeld, wordt eveneens bewezen geacht dat deze hennepstekkenproductie- en handel een beroeps- of bedrijfsmatig karakter had.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] in de periode van 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 in de uitoefening van een beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met anderen grote hoeveelheden hennepstekken heeft geteeld, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Deelname aan een criminele organisatie(feit 3)
In artikel 11b van de Opiumwet is deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet strafbaar gesteld. Dit artikel is een
specialis(verbijzondering) van de
generalis(algemene bepaling) uit artikel 140 Wetboek van Strafrecht. Voor de betekenis van de verschillende bestanddelen moet dan ook aansluiting gezocht worden bij de jurisprudentie betreffende artikel 140 Wetboek van Strafrecht.
Oogmerk
Om van een ‘criminele’ organisatie te kunnen spreken, moet die organisatie het doel hebben misdrijven te plegen. Daarbij is niet nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. De misdrijven hoeven nog niet te zijn begaan. Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
In deze zaak is ten laste gelegd het oogmerk tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde, vijfde lid en/of 11a van de Opiumwet.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, waarop de bewezenverklaring van de feit 1 is gebaseerd, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De criminele organisatie ziet in de eerste plaats op het plegen van voorbereidingshandelingen voor Opiumwetdelicten, die gepleegd zouden zijn door [verdachte 1] , [verdachte 2] en [medeverdachte 1] die gezamenlijk een growshop runden in [winkel] .
In de tweede plaats ziet de criminele organisatie op de handel in hennepstekken. Ook die handel vond plaats vanuit [winkel] . Daarover heeft de rechtbank al geoordeeld dat het medeplegen van de handel in hennepstekken bewezen wordt geacht voor de periode van (voor [verdachte 6] ) 1 september 2018 tot en met 20 november 2018. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid.
Klanten konden in de winkel hennepstekken bestellen, die zij vervolgens konden afhalen bij de woning van [verdachte 1] , waarbij de hennepstekken tot 21 september 2018 door [verdachte 2] werden vervoerd. Nadien is de afleverplek gewijzigd en konden de hennepstekken worden opgehaald bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Deze loods was in gebruik bij [verdachte 4] en hij was degene die de afnemers en leveranciers van hennepstekken bij zijn loods ontving. [verdachte 3] en [verdachte 6] waren de vaste leveranciers van [verdachte 1] en [verdachte 5] was vanaf 26 oktober 2018 de vervoerder van de hennepstekken naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [naam 2] bestelde met enige regelmaat hennepstekken bij [verdachte 1] en ondersteunde daarmee de criminele activiteiten van diens organisatie, in die zin dat de organisatie van [verdachte 1] zich verzekerd wist van een afzetmarkt.
[verdachte 1] bepaalde de gang van zaken in zijn bedrijf, alwaar hij goederen bestemd voor de illegale hennepteelt ten behoeve van de verkoop voorhanden had en hij bracht de vraag en het aanbod in de hennepstekkenhandel samen. Hij onderhield de contacten met afnemers en leveranciers en zorgde dat de hennepstekken van de leveranciers bij de klanten terecht kwamen. Alle verdachten hadden aldus een vaste rol bij de handel in de hennepstekken.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3
Zoals eerder vermeld heeft de criminele organisatie, als ten laste gelegd, tot oogmerk het plegen van twee soorten misdrijven, namelijk de handel in hennepstekken en het plegen van voorbereidingshandelingen. Bij dit laatste heeft de officier van justitie zich beperkt tot de ‘
growshop’ [winkel] . Uit de bovenstaande bewijsmiddelen, waarop de bewezenverklaring van feit 1 is gebaseerd, volgt de deelneming van [verdachte 6] aan de criminele organisatie, voor zover deze gericht is op de handel in hennepstekken. Er is geen bewijs dat [verdachte 6] bovendien bij voorbereidingshandelingen van de ‘
growshop’ was betrokken. Nu daarmee het deelnemen van [verdachte 6] aan de criminele organisatie bewezen is, zal de rechtbank bewijs dat de organisatie daarnaast het oogmerk van het plegen van voorbereidingshandelingen had buiten beschouwing laten, omdat dit voor de bewezenverklaring overbodig is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 6] in elk geval samen met [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 5] , [verdachte 4] en [naam 2] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en dat [verdachte 1] daarvan de leider was.
[verdachte 7] is door de rechtbank vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat hij deel uitmaakte van de criminele organisatie.
Voorhanden hebben busjes pepperspray(feit 4)
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 6] aan de [adres 6] te Grevenbicht op 20 november 2018 zijn in een ladekast op de ouderslaapkamer op de eerste etage van de woning 3 busjes pepperspray aangetroffen. [63] Op dit adres wonen [verdachte 6] en zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte 2] . [64]
[medeverdachte 2] heeft tijdens haar verhoor bij de politie verklaard dat zij altijd een busje pepperspray bij zich heeft als ze gaat hardlopen. Zij heeft verder verklaard dat zij de busjes pepperspray al zeker 10 jaar hebben. [65]
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat het busjes pepperspray betrof en dat de busjes geheel gevuld waren. [66] Een busje pepperspray is een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof en betreft een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie II onder 6, van de Wet wapens en munitie. [67]
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] op 20 november 2018 te Grevenbicht tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] 3 busjes pepperspray voorhanden heeft gehad. [verdachte 6] heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de inhoud van de aangetroffen busjes niet is onderzocht en dat deze evengoed busjes deodorant hadden kunnen zijn. De rechtbank overweegt dat de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen het verweer van [verdachte 6] weerlegt. De inhoud van de busjes is immers wel degelijk onderzocht en er is vastgesteld dat het pepperspray betrof. Voorts stond op de busjes de, naar het oordeel van de rechtbank, niets aan de verbeelding overlatende tekst: “
Pfeffer ko jet”. Het verweer van [verdachte 6] wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Diefstal elektrische energie(feit 5) enhennepteelt(feit 6)
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 6] aan de [adres 6] te Grevenbicht zijn op 20 november een hennepkwekerij (bestaande uit 3 kweekruimten) en een hennepstekkerij aangetroffen. Op de zolder van de woning bevond zich kweekruimte 1 die middels gipsplaten was opgedeeld in gescheiden ruimten waarbij in de ene ruimte 51 moederplanten stonden en in de andere ruimte 1848 hennepstekken. Boven de moederplanten hingen 2 assimilatielampen en boven de hennepstekken hingen in totaal 18 TL-lampen. Verder was de hennepkwekerij voorzien van een irrigatiesysteem, een koolstoffilter, een aan- en afzuiginstallatie en een vloeistofvat met een dompelpomp. Ook stonden er dozen met trays van het merk ‘
Eazy Plug’ om nieuwe stekken in te plaatsen. In de in de schuur gelegen kweekruimte 2 stonden in een kweektent 145 hennepplanten. In deze kweekruimte hingen 9 assimilatielampen en waren er eveneens een irrigatiesysteem, 2 koolstoffilters, een aan- en afzuiginstallatie en vloeistofvaten aanwezig. Verderop in de schuur bevond zich kweekruimte 3, met daarin 251 hennepplanten, 11 assimilatielampen, een irrigatiesysteem, 2 koolstoffilters en een aan- en afzuiginstallatie. Op de werkbank in de gang tussen kweekruimte 2 en 3 stond groeimiddel. Aan de linkerzijde van de gang stond een kast bekleed met gaas, waar doorheen te zien was dat op de schappen onder andere een cannacutter en 3 emmers stonden. De emmers bleken gevuld te zijn met hennepgruis met een totaal netto gewicht van 1042 gram. Op de deuren van de kweekruimtes hingen kalenders en handgetekende kweekschema’s. Op het kweekschema van kweekruimte 2 stonden onder andere de woorden: “
luz” en “
secare”, Portugees voor de woorden ‘licht’ en ‘drogen’. De stroom voor de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. [68]
Gevolmachtigde [naam gevolmachtigde] heeft namens Enexis Netbeheer B.V. aangifte gedaan van de diefstal van elektrische energie. De elektriciteit is weggenomen middels een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om naar de elektrische installatie in het pand liep en de aangesloten installatie van elektriciteit voorzag. Om deze aftakking te realiseren is het noodzakelijk geweest dat de door Enexis Netbeheer verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is geweest. De zegels waren gemanipuleerd. [69]
[verdachte 6] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij enige tijd hennep heeft geteeld, eerst voor eigen gebruik en later voor de verkoop ervan. Verder heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij het hennephok zelf heeft gebouwd en dat hij de verzegelde deksel van de elektra zelf heeft gedemonteerd. Na het maken van ‘beginnersfouten’, zoals het gebruik van zaden, begon hij met het kweken van eigen hennepstekken.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 6] op 20 november 2018 opzettelijk een grote hoeveelheid (in de zin van artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit) hennep heeft geteeld en een grote hoeveelheid hennepgruis aanwezig heeft gehad. De rechtbank gaat daarbij uit van de bevindingen van de verbalisanten die de hennepkwekerij en hennepstekkerij hebben aangetroffen en in het proces-verbaal van bevindingen de aantallen aangetroffen hennepplanten en hennepstekken hebben beschreven. De rechtbank heeft geen reden om aan die door de politie omschreven aantallen te twijfelen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat ten behoeve van die hennepteelt in ieder geval gedurende de periode van 13 november 2018 tot en met 20 november 2018 elektrische energie is gestolen en dat hiertoe de verzegeling van de deksel door [verdachte 6] is verbroken. De rechtbank komt, op basis van de tenlastelegging, tot een andere bewezenverklaarde periode van stroomdiefstal dan waarmee kennelijk rekening is gehouden bij de berekening van de hoeveelheid gestolen energie. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen hoeveel stroom precies is weggenomen, zodat zij de diefstal van ‘een hoeveelheid elektrische energie’ bewezen zal verklaren.
De betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 2]
De rechtbank dient, voor het bewijs van het tenlastegelegde medeplegen, vast te stellen of [medeverdachte 2] betrokken was bij de aangetroffen hennepkwekerij en hennepstekkerij en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektrische energie. Bij het beantwoorden van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat het vaste jurisprudentie is dat de bewoner van een woning bekend mag worden verondersteld met (en dus opzet te hebben op) al hetgeen zich in die woning bevindt, behoudens feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt. Dergelijke feiten en omstandigheden ten aanzien van de hennepkwekerij en hennepstekkerij zijn door [medeverdachte 2] niet gesteld, noch is de rechtbank hiervan gebleken. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] , dat zij niet wist dat er een hennepkwekerij en hennepstekkerij in haar woning en schuur aanwezig waren, hoogst onwaarschijnlijk. Zo heeft [medeverdachte 2] ter terechtzitting verklaard dat zij regelmatig in de schuur kwam om haar fiets te pakken. De geluiden en geuren die verband houden met een hennepkwekerij – hetgeen óók geldt voor die op de zolder van de woning waarin zij leefde – kunnen haar niet zijn ontgaan. Daarenboven merkt de rechtbank op dat op een van de kweekschema’s Portugese woorden voor ‘licht’ en ‘drogen’ stonden en dat [medeverdachte 2] van Portugese afkomst is en blijkens haar eigen verklaring ter terechtzitting niet goed Nederlands leest. De rechtbank vindt daarom bewezen dat [verdachte 6] tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] hennep heeft geteeld.
Ten aanzien van de diefstal van elektrische energie is de rechtbank van oordeel dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat [medeverdachte 2] wetenschap had van de illegale stroomafname. [verdachte 6] heeft immers verklaard dat hij degene was die de verzegeling heeft verbroken. De rechtbank is, evenals de officier van justitie, dan ook van oordeel dat alleen [verdachte 6] verantwoordelijk is voor de diefstal van elektrische energie.
Was er sprake van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt?
Voor de beantwoording van de vraag wanneer er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, dus teelt anders dan voor eigen gebruik, zoekt de rechtbank aansluiting bij de Aanwijzing Opiumwet. Op basis daarvan wordt onder meer bij een hoeveelheid van meer dan 5 hennepplanten of als er sprake is van het telen van hennep voor geldelijk gewin in beginsel aangenomen dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De politie heeft in het proces-verbaal van aantreffen van de hennepkwekerij en de hennepstekkerij vermeld dat er in kweekruimte 151 moederplanten en 1848 hennepstekken stonden, in kweekruimte 2 waren dat 145 moederplanten en in kweekruimte 3 stonden 251 hennepplanten. Met dergelijke hoeveelheden kan een aanzienlijke omzet worden gegenereerd. Daar komt bij dat in de aangetroffen hennepkwekerij en hennepstekkerij meerdere indicatoren aanwezig waren die duiden op een hoge mate van professionaliteit als bedoeld in paragraaf 3.2.1. van de Aanwijzing Opiumwet en de bijbehorende bijlage 1, hetgeen eveneens duidt op beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 5 en feit 6
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] op 20 november 2018 te Grevenbicht tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld en opzettelijk een grote hoeveelheid hennepgruis voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht eveneens bewezen dat [verdachte 6] in de periode van 13 november 2018 tot en met 20 november 2018 te Grevenbicht elektrische energie van Enexis Netbeheer B.V. heeft gestolen door middel van verbreking.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 6]
1.
in de periode 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 in meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, verkocht, afgeleverd en vervoerd, en
-in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, verkocht, afgeleverd en vervoerd een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten grote hoeveelheden hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
3.
in de periode 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 in meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en in het arrondissement Oost-Brabant en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere):
- [verdachte 1] en
- [verdachte 2] en
- [verdachte 3] en
- [verdachte 4] en
- [naam 2] en
- [verdachte 5] en/of
- [medeverdachte 1] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
4.
hij op 20 november 2018 te Grevenbicht tezamen en in vereniging met één ander, drie wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten busjes pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, terwijl het niet betreft medische hulpmiddelen of vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen, bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of
traanverwekkende stof, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode 13 november 2018 tot en met 20 november 2018 te Grevenbicht een
hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektrische energie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
6.
hij op 20 november 2018 te Grevenbicht, tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid als
bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 51
moederplanten en 1848 hennepstekken (in kweekruimte 1) en 145 moederplanten (in kweekruimte 2) en 251 hennepplanten en opzettelijk aanwezig heeft gehad 1042 gram hennepgruis (in kweekruimte 3), zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. [verdachte 6] moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Hierdoor is [verdachte 6] niet in zijn belangen geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
t.a.v. feit 3:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid en vijfde lid/artikel 11a van de Opiumwet;
t.a.v. feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 5:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
t.a.v. feit 6:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van [verdachte 6]

is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan [verdachte 6] een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
[verdachte 6] heeft verzocht om bij de oplegging van een straf rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden, de overschrijding van de redelijke termijn en de psychische en financiële gevolgen die deze strafzaak reeds voor hem heeft gehad. Zo heeft het tenlastegelegde geleid tot een tijdelijke woningsluiting en heeft hij door de dubbele woonlasten financieel nadeel geleden. Ook heeft hij – met zijn gezin – ernstige overlast ondervonden van de media-aandacht in deze zaak.
[verdachte 6] heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan hem op te leggen, omdat dit zou betekenen dat hij zijn werk alsmede zijn werk gerelateerde toekomstperspectieven zou verliezen. Een inkomstenvermindering dan wel ontslag door zijn werkgevers zou het voldoen van zijn betalingsverplichtingen in de weg staan. Hij heeft de rechtbank verzocht om een milde of voorwaardelijke straf aan hem op te leggen, dan wel te beslissen tot een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van [verdachte 6] , zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[verdachte 6] had in zijn woning en de bijbehorende schuur een hennepkwekerij en hennepstekkerij met daarin grote hoeveelheden moederplanten, hennepplanten, hennepstekken en hennepgruis. Voor het telen van de hennep en het in stand houden van de hennepkwekerij en hennepstekkerij heeft [verdachte 6] gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening. Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, kan het ook gevaarlijke situaties – zoals brandgevaar – opleveren. Voorts heeft [verdachte 6] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepstekkenhandel door gedurende ruim 11 weken grote hoeveelheden hennepstekken aan [verdachte 1] te leveren. [verdachte 6] heeft deze feiten gepleegd als lid van een criminele organisatie. In deze criminele organisatie had hij de rol van leverancier van hennepstekken.
Hennep bevat de voor de gezondheid van personen schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep worden grote illegale winsten behaald. Het kan niet anders zijn dan dat [verdachte 6] door zijn handel in grote hoeveelheden hennepstekken veel geld heeft verdiend en dat dit financiële gewin ook zijn drijfveer was. De verspreiding van en handel in hennep gaan tevens gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder witwassen en ripdeals. [verdachte 6] en zijn medeverdachten zijn hieraan voorbij gegaan en hebben slechts hun eigen financieel gewin voorop gesteld.
Bovendien heeft [verdachte 6] in zijn woning 3 busjes pepperspray voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen. Daarenboven brengt het voorhanden zijn van wapens in een woning waar ook kinderen aanwezig zijn een bijzonder risico met zich. Hiervoor hebben [verdachte 6] en zijn mededader kennelijk geen oog gehad.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ten gunste van [verdachte 6] rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven over de wijze waarop met een dergelijke overschrijding moet worden omgegaan. Uitgangspunt hierbij is dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen 2 jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
[verdachte 6] werd op 20 november 2018 aangehouden en in verzekering gesteld. De redelijke termijn is dan ook op die dag gaan lopen. De zaak is eerst op 16 november 2021 ter terechtzitting aangebracht en dit vonnis wordt op 27 januari 2022 gewezen. De redelijke termijn is daarmee met ruim 14 maanden overschreden.
Uit het strafblad van [verdachte 6] blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
[verdachte 6] heeft ter terechtzitting een zichtbaar aangeslagen indruk gemaakt. De inval op 20 november 2018 en de gevolgen van deze strafzaak voor zijn gezin en hemzelf zijn hard aangekomen. [verdachte 6] heeft de rechtbank verzocht met die gevolgen rekening te houden. De rechtbank wil niets afdoen aan de gevolgen die [verdachte 6] reeds heeft ondervonden na 20 november 2018. De rechtbank heeft echter uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de indruk gekregen dat [verdachte 6] goed besefte dat hij met illegale praktijken bezig was, maar dat hij – ondanks de mogelijke consequenties daarvan – de verleiding van het grote geld gewoonweg niet kon weerstaan. Dat hij uiteindelijk is aangehouden, strafrechtelijk is vervolgd en ook financiële consequenties ondervindt en dat ook zijn kinderen daar de pijnlijke gevolgen van moeten ondervinden, is het gevolg van de eigen keuze van [verdachte 6] . De rechtbank zal daarmee in strafverminderende zin dan ook slechts in beperkte mate rekening houden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare gevallen en acht geslagen op de straffen die in die zaken zijn opgelegd. Doorgaans worden onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd voor de door [verdachte 6] gepleegde feiten. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de eerder beschreven (relatief kleine) rol van [verdachte 6] in de criminele organisatie, de relatief korte periode waarin hij hennepstekken heeft geleverd aan [verdachte 1] en de grote gevolgen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor [verdachte 6] zou hebben, zal de rechtbank de op te leggen gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen en zal zij daarnaast een taakstraf opleggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gerechtvaardigd gelet op de ernst van de feiten. In de overschrijding van de redelijke termijn en de financiële gevolgen die deze strafzaak reeds voor [verdachte 6] heeft gehad, ziet de rechtbank aanleiding deze straf te matigen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Met de oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf benadrukt de rechtbank enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde en wil zij anderzijds [verdachte 6] ervan doordringen dat hij niet nog eens strafbare feiten mag plegen. De rechtbank acht een substantiële voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur, gelet op de door [verdachte 6] gestelde financiële problemen als gevolg van deze strafzaak en de op grond daarvan ontstane vrees van de rechtbank dat [verdachte 6] mogelijk wederom in de verleiding komt om zich met dit soort illegale praktijken in te laten. Daarnaast zal [verdachte 6] worden veroordeeld tot een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren, met aftrek van de tijd die [verdachte 6] in voorarrest heeft doorgebracht met een maatstaf van 2 uren per dag.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt [verdachte 6] vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt [verdachte 6] vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart [verdachte 6] strafbaar;
Straf
  • veroordeelt [verdachte 6] voor de feiten 1, 3, 4, 5 en 6 tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
  • veroordeelt [verdachte 6] voor de feiten 1, 3, 4, 5 en 6 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.A. Colen en mr. S.A.J. Wenders, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere
gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement
Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland en/of in België tezamen en in
vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt
en/of vervoerd, en/of
-in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5
van de Opiumwet, te weten,
één (grote) hoeveelheid of meer (grote) hoeveelheden hennepstekken, in elk
geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij
die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere
gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement
Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met één of
meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden,
verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad,
te weten alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met
betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 1] te
Schinveld (dossier, p. 816), dan wel
vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens
voorhanden heeft gehad, te weten:
- een pand gelegen aan de [adres 1] te Sittard, en/of
- een voertuig van het merk/type Peugeot Partner met kenteken [kenteken 10] , en/of
- een voertuig van het merk/type Fiat Fiorino met kenteken [kenteken 1] , en/of
- een voertuig van het merk/type Citroen Saxo met kenteken [kenteken 6] , en/of
- een voertuig van het merk/type Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 11] , en/of
- een voertuig van het merk/type Volvo V40 met kenteken [kenteken 8] , en/of
- een voertuig van het merk/type Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] ,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11,
derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere
gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement
Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een
organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen,
te weten (onder andere):
- [verdachte 1] en/of
- [verdachte 2] en/of
- [verdachte 3] en/of
- [verdachte 4] en/of
- [naam 2] en/of
- [verdachte 5] en/of
- [verdachte 7] en/of
- [medeverdachte 1] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
4.
hij op 20 november 2018 te Grevenbicht tezamen en in vereniging met één ander,
althans alleen, drie wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en
munitie, te weten busjes pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het
treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende,
traanverwekkende en soortgelijke stoffen, terwijl het niet betreft medische
hulpmiddelen of vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen,
bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of
traanverwekkende stof, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode 13 november 2018 tot en met 20 november 2018 te Grevenbicht,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een
hoeveelheid elektrische energie (174.119 KWH), toebehorende aan ENEXIS
Netbeheer B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektrische energie onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
6.
hij op 20 november 2018 te Grevenbicht, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of
bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als
bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet een hoeveelheid van (ongeveer) 51
moederplanten en/of 1848 hennepstekken (in kweekruimte 1), en/of 145
moederplanten (in kweekruimte 2), en/of 251 hennepplanten en/of 1042 gram
hennepgruis (in kweekruimte 3), althans een groot aantal hennepplanten en/of
delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II.

Voetnoten

1.Indien in dit vonnis personen worden genoemd, worden zij de eerste keer met de volledige initialen van hun voornamen vermeld, en de keren daarna alleen met hun achternaam.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit zaaksdossier 1, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK1-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 888, zaaksdossier 3, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK3-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 230, zaaksdossier 4, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK4-LBRAA18007, gesloten d.d. 1 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 223, zaaksdossier 5, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK5-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 209, zaaksdossier 7, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK7-LBRAA18007, gesloten d.d. 15 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 31, zaaksdossier 8, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK1-LBRAA18007, gesloten d.d. 30 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 704, Inleiding en Algemeen dossier, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer LBRAA18007-ALG, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 162, en Beslagdossier, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, gesloten d.d. 25 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1024.
3.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
4.Zaaksdossier 1, proces-verbaal camerabeelden 26 en 29 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 10 juli 2018, pagina’s 82 tot en met 89.
5.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal d.d. 12 april 2019, pagina 15, en het bevel observatie d.d. 5 juli 2018, pagina’s 64 en 65.
6.Zaaksdossier 1, proces-verbaal camerabeelden 1 en 5 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 3 juli 2018, pagina’s 72 tot en met 81 en het proces-verbaal camerabeelden 26 en 29 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 10 juli 2018, pagina’s 82 tot en met 89.
7.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
8.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen loodsen, pagina 207.
9.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5..
10.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
11.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 6.
12.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
13.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
14.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 8 en 9.
15.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie vrijdag 21 september 2018 d.d. 16 oktober 2018, pagina 32.
16.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 9 en 10.
17.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
18.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 11 en 12.
19.Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 23 en 24.
20.Zaaksdossier 3, proces-verbaal camerabeelden McDonald’s Best (1e) d.d. 26 september 2018, pagina’s 34 tot en met 39.
21.Zaaksdossier 3, proces-verbaal camerabeelden McDonald’s Best (2e) d.d. 29 september 2018, pagina’s 40 tot en met 47.
22.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 23 oktober 2018, pagina 48.
23.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2018, pagina’s 51 en 52.
24.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 4.
25.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
26.Zaaksdossier 3, proces-verbaal stekkenhandel [verdachte 3] d.d. 22 januari 2019, pagina’s 216 tot en met 219, met als bijlage de lijst historische verkeersgegevens, pagina’s 220 tot en met 223, en zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 5 en 6.
27.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
28.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 16.
29.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 4 oktober 2018, pagina’s 56 en 57.
30.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 17.
31.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 4 oktober 2018, pagina 58 en 59.
32.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 18.
33.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 30 oktober 2018, pagina 64, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina 73.
34.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71.
35.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 22.
36.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
37.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 30 oktober 2018, pagina’s 64 en 65, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina’s 73 en 74.
38.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 22 november 2018, pagina 77, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van aanhouding d.d. 20 november 2018, pagina 104.
39.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 22 november 2018, pagina’s 77 tot en met 79.
40.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 19 tot en met 21.
41.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen doos met hennepstekken [adres loods 1] Schinveld d.d. 27 november 2018, pagina’s 202 tot en met 204, en zaaksdossier 3, kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 november 2018, pagina 172.
42.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen doos met hennepstekken [adres loods 1] Schinveld d.d. 27 november 2018, pagina 202.
43.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal Pv stemherkenning [verdachte 6] d.d. 13 maart 2019, pagina 142.
44.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 5 tot en met 11.
45.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
46.Zaaksdossier 4, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina’s 81 en 82.
47.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 12, en zaaksdossier 5, proces-verbaal van observatie d.d. 5 december 2018, pagina 34.
48.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 24 november 2018, pagina 46 tot en met 51, met als bijlagen een fotomap, pagina’s 52 tot en met 70, en kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 71 tot en met 76, en een ruimlijst, pagina 77.
49.Zaaksdossier 4, proces-verbaal ID [naam 2] d.d. 3 oktober 2018, pagina’s 30 en 31, en zaaksdossier 4, een ander geschrift, zijnde proces-verbaal Lokale Politie te Genk, eerste verhoor tijdens arrestatietermijn d.d. 16 oktober 2018, pagina 79, en zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina’s 5 tot en met 12 en 18.
50.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 5.
51.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 7.
52.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 8.
53.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 10.
54.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 11.
55.Zaaksdossier 4, proces-verbaal ID [naam 2] d.d. 3 oktober 2018, pagina’s 30 en 31.
56.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 12.
57.Beslagdossier, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 21 november 2018, pagina’s 471 en 472, met als bijlage een kavellijst, pagina 477 en 478.
58.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 21 november 2018, pagina’s 603 en 604.
59.Zaaksdossier 7, proces-verbaal van bevindingen stekkenhandel [verdachte 1] d.d. 27 november 2018, pagina 12’s tot en met 27.
60.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 december 2018, pagina’s 569 tot en met 571.
61.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 21 november 2018, pagina’s 241 en 242.
62.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 januari 2019, pagina’s 210 tot en met 215.
63.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 14, en zaaksdossier 5, proces-verbaal van doorzoeking [adres 6] Grevenbicht, pagina 38, een ander geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 44, en beslagdossier, proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 18 februari 2019, pagina’s 675 en 681.
64.Zaaksdossier 5, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 24 november 2018, pagina 46.
65.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2019, pagina 208.
66.Beslagdossier, proces-verbaal van bevindingen pepperspray d.d. 4 december 2018, pagina’s 785 tot en met 787.
67.Beslagdossier, proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 18 februari 2019, pagina 679. Zie ook HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1624.
68.Zaaksdossier 5, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 24 november 2018, pagina’s 46 tot en met 51.
69.Zaaksdossier 5, een ander geschrift, te weten een Enexis Netbeheer B.V. aangifteformulier diefstal energie d.d. 27 november 2018, pagina’s 116 tot en met 119, zaaksdossier 5, een ander geschrift, te weten een Enexis Netbeheer B.V. volmacht d.d. 1 mei 2018, pagina 149.