2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal terechtzitting van het gerechtshof d.d. 12 oktober 2018, inhoudende als verklaring van de verdachte:
(p. 2)
De ten laste gelegde busjes pepperspray heb ik op 16 december 2011 te [plaats] voorhanden gehad.
2. Het ambtsedig proces-verbaal doorzoeking woning d.d. 16 december 2011 (pagina’s 30 tot en met 32 van het politiedossier A), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 16 december 2011 werd op het adres [a-straat 1] in [plaats] een zoeking gedaan op grond van de Wet wapens en munitie. Op het adres [a-straat 1] in [plaats] staan ingeschreven:
[verdachte], [geboortedatum]-1967
[betrokkene 1], [geboortedatum]-1975
en drie kinderen.
In de woning werden de volgende goederen aangetroffen en in beslaggenomen:
- Op een fotolijst in de hal, naast de voordeur, lag bovenop een busje pepperspray.
- Bovenop de kledingkast in de slaapkamer van de bewoners [verdachte] en [betrokkene 1] lagen in een doos twee busjes pepperspray, merk (het hof begrijpt mede in combinatie gezien met de foto op p. 57) Pro tect.
- In de kast stond een handtas, met hierin twee bussen pepperspray, merk (het hof begrijpt mede in combinatie gezien met de foto op p. 57) Pro tect.
- In de slaapkamer van zoon [betrokkene 2] een busje pepperspray, merk Life-Guard.
3. Het ambtsedig proces-verbaal onderzoek met betrekking tot de Wet wapens en munitie d.d. 23 januari 2012 (pagina’s 54 tot en met 63 van het politiedossier A), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
(pagina 54)
Mij werd als materiedeskundige werkzaam bij het Regionaal Bureau Wapens en Munitie een onderzoek ingesteld naar diversen voorwerpen met betrekking tot de Wet wapens en munitie. De wapens waren op 16 december 2011 aangetroffen en in beslaggenomen in de woning aan de [a-straat 1] in [plaats].
In het onderzoek werd als verdachte aangemerkt:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats].
(pagina 57)
3. omschrijving goednummer 196665 en 196640
De voorwerpen betreffen vier spuitbusjes, met onder andere als opschrift: ProTect, Pfeffer-Spray, “enthalt 3% Reizstoff Capsicum”.
Door mij werd met de busjes geschud waarbij mij bleek dat het busje (het hof begrijpt: de busjes) kennelijk deels gevuld was (hof: waren). De voornoemde peppersprays werden aangetroffen in de slaapkamer van verdachte [verdachte].
Gezien het bovenstaande en het feit dat de werkzame stof in zogenaamde pepperspray “Oleoresin Capsicum” betreft, kan worden gesteld dat genoemd busje vermoedelijk een voorwerp is, bestemd voor het treffen van personen met pepperspray, zijnde een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof.
Het genoemde voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6 van de Wet Wapens en Munitie.
(pagina 58)
4. omschrijving goednummer 196657 en 196655
De voorwerpen betreffen twee spuitbusjes. Op de verpakking staat onder meer vermeld Life-Guard KKS, Pfeffer-spray. Op de busjes stond onder andere vermeld Inhalt: 10% Oleoresin Capsicum.
Door mij werd met de busjes geschud waarbij mij bleek dat het busje (het hof begrijpt: de busjes) kennelijk deels gevuld was (hof: waren).
De voornoemde peppersprays werden aangetroffen: één in de slaapkamer van [betrokkene 2] en één in de hal bij de voordeur.
Gezien het bovenstaande en het feit dat de werkzame stof in zogenaamde pepperspray “Oleoresin Capsicum” betreft, kan worden gesteld dat genoemd busje vermoedelijk een voorwerp is, bestemd voor het treffen van personen met pepperspray, zijnde een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof.
Het genoemde voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6 van de Wet Wapens en Munitie.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 14 augustus 2014, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 3)
Ik had wel busjes pepperspray. Ik had ze uit zelfbescherming omdat er in het verleden iets is gebeurd.
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2011 (pagina’s 71 tot en met 76 van het politiedossier A), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [betrokkene 1]:
(pagina 75)
De pepperspray heb ik van mijn man gekregen zodat ik mijn kinderen kan beschermen.”
2.2.3.Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet is vastgesteld dat de bij verdachte aangetroffen busjes daadwerkelijk pepperspray bevatten. Bovendien was van twee busjes de houdbaarheidsdatum verstreken op het moment dat deze door de politie werden aangetroffen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het politiedossier met registratienummer PL 1950-2011087811 bevindt zich op p. 54 e.v. een proces-verbaal ‘onderzoek voorwerp met betrekking tot de Wet Wapens en Munitie’ van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie dat is opgesteld door verbalisant [verbalisant 2], materiedeskundige.
In dat proces-verbaal is op p. 59 gerelateerd dat op het busje met goednummer 196658 is vermeld dat er CS-gas in zou zitten. Uit openbare bronnen op internet volgt dat CS-gas een andere benaming is voor een traangas (met als werkzame bestanddeel ortho-chloorbenzylideenmalononitril) niet zijnde pepperspray. Gelet op de tekst van de tenlastelegging (het voorhanden hebben van busjes pepperspray) dient verdachte in zoverre dan ook te worden vrijgesproken. Het verweer ten aanzien van de houdbaarheidsdatum van het desbetreffende busje behoeft dan ook geen bespreking.
Van de overige zes aangetroffen busjes is in het proces-verbaal gerelateerd dat:
- op elk busje (in het Duits) was vermeld dat er pepperspray/(Oleoresin) Capsicum inzat;
- elk busje in ieder geval deels was gevuld;
- pepperspray een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof betreft;
- elk busje dient te worden aangemerkt als een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6 van de Wet Wapens en Munitie.
Uit de verklaringen over de aangetroffen pepperspray van verdachte (‘Ik had wel busjes pepperspray (...) Ik had ze uit zelfbescherming omdat er in het verleden iets is gebeurd’; proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg op 14 augustus 2014, p. 3) en de vrouw van verdachte (‘Die [pepperspray] heb ik van mijn man gekregen. Zodat ik mijn kinderen kan beschermen’; p. 75 van genoemd politiedossier), leidt het hof af dat verdachte en zijn vrouw er van uitgingen dat de busjes daadwerkelijk werkzame pepperspray bevatten.
Dat op één van de zes busjes als houdbaarheidsdatum stond vermeld 31-12-2010 maakt niet dat ten tijde van het aantreffen van dat busje op 16 december 2011 niet meer sprake was van pepperspray met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende werking.
Gelet op het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat het (...) tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen zoals hiervoor onder Bewezenverklaring vermeld.”