ECLI:NL:RBLIM:2022:5551

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
307376/HARK22-189 18072022
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer in civiele procedure met misbruikbepaling

In deze zaak, behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, hebben verzoekers op 11 november 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die hun zaak behandelden. Dit verzoek werd ongegrond verklaard. Op 18 mei 2022 dienden verzoekers opnieuw een wrakingsverzoek in tegen dezelfde rechter in dezelfde zaak. De wrakingskamer gaf hen de gelegenheid om hun gronden aan te vullen, wat zij op 31 mei 2022 deden. De rechter reageerde op 8 juni 2022 en gaf aan dat hij bij de zitting zou verschijnen. Verzoekers vroegen om een nieuwe afspraak vanwege verlof van verzoeker 1, en dienden op 24 juni 2022 een nieuw wrakingsverzoek in tegen de wrakingskamer 1. Dit leidde tot een opeenstapeling van wrakingsverzoeken, wat de wrakingskamer ertoe bracht om te oordelen dat de verzoekers misbruik maakten van hun recht om wrakingsverzoeken in te dienen. De wrakingskamer besloot dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling werd gelaten, en dat toekomstige wrakingsverzoeken van verzoekers in deze zaak niet in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd openbaar gemaakt op 18 juli 2022.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 307376 HA-RK 22-189
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats]
en
[verzoeker 2] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudend te [plaats] ,
verzoekers,
dat strekt tot wraking van de wrakingskamer, bestaande uit mr. Quaedvlieg en
mr. R.M.M. Kleijkers rechters in de rechtbank Limburg, hierna de rechters.

1.De procedure

Op 11 november 2021 hebben verzoekers zich tijdig bij de ingang van de rechtbank aangemeld. Omdat de vertegenwoordiger van partijen weigerde een mondkapje te dragen, werd hij niet tot het gerechtsgebouw toegelaten, waardoor hij niet ter zitting is verschenen. Hij vertrok voordat de behandeling van het verzoek begon.
De wrakingskamer behandelt het verzoek en beslist dat het verzoek tot wraking ongegrond is.
Op 18 mei 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers, inhoudende een verzoek tot wraking tegen dezelfde rechter in dezelfde zaak.
De wrakingskamer (verder te noemen: wrakingskamer 1) heeft verzoekers bericht dat zij tot 31 mei 2022 de gelegenheid hebben de gronden aan te vullen.
Op 31 mei 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers, inhoudende de gronden van het verzoek van 18 mei 2021.
De rechter heeft op 8 juni 2022 wrakingskamer 1 zijn schriftelijke reactie doen toekomen en bericht dat hij bij de zitting zal verschijnen.
Op 22 juni 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers waarin wordt meegedeeld dat [verzoeker 1] verlof heeft van 24 juni tot en met 8 juli 2022 en waarin wordt verzocht in overleg een nieuwe afspraak te maken.
Op 23 juni 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers, inhoudende nadere gronden naar aanleiding van de reactie van de rechter.
Op 24 juni 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers, inhoudende een verzoek tot wraking van wrakingskamer 1.
Op 29 juni 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers waarin een aanvulling op het wrakingsverzoek van de wrakingskamer 1 is opgenomen.
Op 30 juni 20922 heeft de wrakingskamer (verder te noemen wrakingskamer 2) het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en beslist dat wrakingskamer 1 bij verzoekers verhinderdata op moet vragen voor de planning van de behandeling van het verzoek tot wraking van 18 mei 2022.
Op 1 juli 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen, inhoudende een verzoek om informatie met betrekking tot de gang van zaken bij de zittingsplanning van wrakingskamer 1, nu er in de beslissing van wrakingskamer 2 gewag werd gemaakt van het opvragen van verhinderdata bij de desbetreffende rechter, maar niet bij de verzoekende partij.
Op 7 juli 2022 heeft de wrakingskamer verzoekers om verhinderdata gevraagd (wrakingskamer 1).
Op 7 juli 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen waarin verzoekers eerst het verzoek om informatie beantwoord willen zien alvorens zij verhinderdata verstrekken.
De wrakingskamer heeft de zitting voor de behandeling van het wrakingsverzoek bepaald op 19 juli 2022 (wrakingskamer 1).
Op 14 juli 2022 heeft de griffie de verzoekers geïnformeerd over de gewijzigde samenstelling van de wrakingskamer 1
Op 14 juli 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen, inhoudende een wraking van de wrakingskamer 1.
Op 18 juli 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen, inhoudende dat, gelet op de gewijzigde samenstelling van de wrakingskamer het wrakingsverzoek betrekking heeft op twee van de drie leden van de wrakingskamer 1.
Gelet op hetgeen hieronder wordt overwogen, heeft de voorzitter van de wrakingskamer beslist dat de rechters niet om een reactie gevraagd hoefde te worden.

2.De beoordeling

Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Ingevolge artikel 37 Rv moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek dat niet voldoet aan deze motiveringseis, kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 36 Rv.
Als sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, kan de wrakingskamer, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling laten. Artikel 39, lid 1 Rv staat daaraan niet in de weg.
Een wrakingsgrond dient te zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter of rechters van wie de wraking is verzocht. Het instituut van de wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen (procedurele of inhoudelijke) beslissingen van een rechter die een zaak behandelen. Een zodanig beslissing kan alleen leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek indien die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
De wrakingskamer begrijpt uit hetgeen verzoekers hebben aangevoerd dat zij de wrakingskamer wederom hebben gewraakt omdat de wrakingskamer voor het eerste wrakingsverzoek van 18 mei 2022 de datum en het tijdstip voor de mondelinge behandeling eenzijdig heeft bepaald, terwijl uit de uitspraak van de tweede wrakingskamer blijkt dat er wel rekening is gehouden met de verhinderdata van de oorspronkelijk gewraakte rechter. Onder verwijzing naar hetgeen de tweede wrakingskamer dienaangaande heeft overwogen betreft dit echter een procedurele beslissing van de wrakingskamer die naar objectieve maatstaven gemeten geen blijk geeft van vooringenomenheid van de leden van de wrakingskamer.
Het verzoek tot wraking kan dan ook in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Van een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 36 Rv is daarom geen sprake. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten.
De wrakingskamer merkt op dat de behandeling van de wraking (wrakingskamer 1) eenzijdig is bepaald op 19 juli 2022 om 11:45 uur, omdat verzoeker heeft geweigerd verhinderdata op te geven in afwachting van beantwoording van zijn brief van 1 juli 2022 waarin hij de wrakingskamer 1 heeft verzocht om verantwoording af te leggen over het rekening houden met verhinderdata van de gewraakte rechter en niet met die van haar.
Gelet op de opeenvolging van wrakingsverzoeken en het oneigenlijk gebruikmaken van de mogelijkheid tot wraking zoals door verzoekers is gedaan met het indienen van het tweede verzoek tot wraking van de wrakingskamer 1 op 14 juli 2022, is de wrakingskamer (inmiddels de derde wrakingskamer in deze zaak) van oordeel dat verzoekers de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen, misbruikt. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers in de onderhavige zaak conform artikel 37, lid 4 Rv niet in behandeling wordt genomen.
Op grond van het vorenstaande kan een mondelinge behandeling achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- stelt het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met zaaknummer
8977835 CV EXPL 21-293 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J.M. Wassenberg, mr. R.H.J. Otto en mr. M.J.A.G. van Baal, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is openbaar gemaakt op 18 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: