Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de Tijdelijke Tegemoetkomingsregeling Kinderopvangtoeslag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dat zijn bezwaar tegen de vastgestelde tegemoetkoming ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vaststelling van de tegemoetkoming voor de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang, die door de Sociale Verzekeringsbank op € 183 was vastgesteld. Eiser betwistte dat het aantal uren kinderopvang, waarop de tegemoetkoming was gebaseerd, correct was en voerde aan dat hij substantieel meer uren opvang had ontvangen dan de 41 uren die door verweerder waren gehanteerd.
De rechtbank overwoog dat de toepassing van artikel 5 van de Tijdelijke Tegemoetkomingsregeling in strijd kan zijn met het evenredigheidsbeginsel, vooral wanneer de toegekende tegemoetkoming substantieel afwijkt van het bedrag waar recht op zou bestaan. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland, waarin soortgelijke kwesties aan de orde waren. De rechtbank concludeert dat de toepassing van artikel 5 in dit geval onevenredig nadeel oplevert voor eiser, aangezien hij een substantieel lagere tegemoetkoming heeft ontvangen dan waar hij recht op had op basis van de werkelijke opvanguren.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 759. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.