3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte. [slachtoffer] verklaart dat hij op 27 december 2019 op zijn scooter wegreed bij de woning van de verdachte aan de [straatnaam 1] in Landgraaf. [slachtoffer] hoorde en zag vervolgens dat de verdachte met zijn auto de weg opdraaide en met slippende banden en hoge toeren zijn kant op gereden kwam. [slachtoffer] moest op de [straatnaam 2] stoppen voor verkeer en toen klapte de verdachte met zijn auto bewust tegen [slachtoffer] aan. [slachtoffer] vloog van de scooter af en de scooter vloog de [straatnaam 2] op. [slachtoffer] stond op en zag dat de verdachte de [straatnaam 2] op reed. Daar draaide de verdachte met zijn auto en vervolgens reed hij weer terug de [straatnaam 1] in. [slachtoffer] liep achter de auto van de verdachte aan omdat hij verhaal wilde halen. Toen zag [slachtoffer] dat de verdachte zijn auto wederom draaide en de kant van [slachtoffer] op reed. [slachtoffer] zag dat de verdachte op hem af kwam gereden en voelde een klap. [slachtoffer] lag vervolgens op straat en kon niets meer.
[slachtoffer] heeft als gevolg van de aanrijdingen enkele kneuzingen opgelopen. De genezingsduur werd geschat op 1-2 weken.
[getuige 1] is als getuige gehoord. Zij verklaart dat zij op 27 december 2019 in haar woning aan de [adres] in Landgraaf televisie aan het kijken was, toen zij vanuit het woonkamerraam zag dat een scooter uit de [straatnaam 1] gereden kwam, in de richting van de [straatnaam 2] . [getuige 1] zag dat achter deze scooter een auto reed. [getuige 1] zag dat de auto tegen de achterkant van de nog rijdende scooter reed. [getuige 1] zag dat de bestuurder van de scooter van de scooter af sprong en dat de scooter viel en doorschoof, de [straatnaam 2] op. De bestuurder van de scooter liep vervolgens in de richting van de auto en rende een stuk achter de auto aan. [getuige 1] zag vervolgens dat de auto een bocht maakte en weer terugreed in de richting van de [straatnaam 1] . Hierna reed de auto op de bestuurder van de scooter in. De auto reed op de zijkant van de bestuurder van de scooter in. De bestuurder van de scooter kon de auto nog net ontwijken door weg te springen. Vervolgens rende de bestuurder van de scooter weer achter de auto aan. [getuige 1] zag dat de auto wederom draaide, waarna de auto in de richting van de scooter reed. De bestuurder van de scooter probeerde de auto te ontwijken door naar links te bewegen, maar naast de bestuurder van de scooter stonden twee geparkeerde auto’s. [getuige 1] heeft niet kunnen zien of de bestuurder van de scooter op dat moment geraakt werd. [getuige 1] zag dat de auto wegreed.
[getuige 2] is als getuige gehoord. [getuige 2] verklaart dat hij in Landgraaf in de richting van de [straatnaam 1] liep, toen hij zag dat een scooter in de richting van de [straatnaam 2] reed. [getuige 2] zag dat een auto vol gas achter de scooter aan reed. Bij de t-splitsing moest de scooterrijder stoppen voor passerend verkeer. Toen zag [getuige 2] dat de bestuurder van de auto zonder te remmen en met hoge snelheid tegen de achterzijde van de scooter aanreed. [getuige 2] zag dat de scooterrijder hierbij van zijn scooter af viel en dat de scooter naar de overzijde van de [straatnaam 2] werd gelanceerd. De scooterrijder stond meteen weer op en rende achter de auto aan. De auto keerde vervolgens en reed met hoge snelheid in de richting van de man. Op de [straatnaam 1] ter hoogte van huisnummer 1 werd de man die eerst op de scooter zat, aangereden door de auto. De man stond op dat moment tussen een geparkeerde auto en de aanstormende auto in. De man sprong nog een stukje in de lucht om de aanrijding te vermijden. De man werd echter vol gas aangereden, terwijl hij met zijn linkerzijde tegen de geparkeerde auto stond en met zijn gezicht richting de aanstormende auto keek. De auto raakte hem frontaal met de rechtervoorzijde en reed hierbij ook rakelings langs geparkeerde auto’s. [getuige 2] schat dat de auto zo’n 30 kilometer per uur reed toen de man geraakt werd. [getuige 2] zag dat een van de spiegels van de geparkeerde auto was afgebroken.
[getuige 3] is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij zag dat zijn buurman, de verdachte, met zijn auto met flinke vaart in de richting van een scooterbestuurder reed, waarna de scooterbestuurder ter hoogte van de auto van [getuige 3] werd aangereden. [getuige 3] zag dat de scooterbestuurder tegen zijn auto aanvloog en op de grond viel.
[getuige 4] , de vriendin van de verdachte, is als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij op 27 december 2019 naast de verdachte in de auto zat toen de verdachte met gierende banden achter [slachtoffer] aanreed. Toen [slachtoffer] stilstond op de t-splitsing [straatnaam 1] - [straatnaam 2] reed de verdachte met behoorlijke snelheid tegen de achterkant van de scooter van [slachtoffer] . Hierdoor vloog [slachtoffer] van zijn scooter af en schoof de scooter door over de t-splitsing. Na de klap reed de verdachte weg. Na ongeveer 100-150 meter draaide de verdachte zijn auto en reed hij in de richting van [slachtoffer] . [getuige 4] zag dat [slachtoffer] achter hun auto aanrende. Op de kruising [straatnaam 3] - [straatnaam 1] heeft de verdachte wederom de auto gedraaid, waarna hij opnieuw op [slachtoffer] inreed. Hierbij heeft de verdachte de auto van de buren geschramd. [getuige 4] zag dat [slachtoffer] omhoog sprong toen de verdachte hem aanreed. [getuige 4] schat dat de verdachte op dat moment zo’n 30 kilometer per uur reed en dacht dat [slachtoffer] met zijn voet klem zat tussen hun auto en de auto van de buren. Nadat [slachtoffer] geraakt was, is de verdachte weggereden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn auto twee keer is ingereden op [slachtoffer] . Bij de eerste aanrijding, die plaatsvond op het kruispunt, vloog de scooter onder [slachtoffer] uit. Bij de tweede aanrijding trok de verdachte met piepende banden op, waarna hij [slachtoffer] heeft geschept tegen de auto van de buurman aan. De verdachte raakte hierbij zowel [slachtoffer] als de auto van de buurman.
Uit de VerkeersOngevalAnalyse van de politie volgt dat de botssnelheid van de aanrijding tussen de scooter van [slachtoffer] en de auto van [verdachte] niet hoger zal zijn geweest dan ongeveer 27 kilometer per uur.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte met zijn auto meermalen is ingereden op [slachtoffer] . De verdachte heeft [slachtoffer] namelijk eerst van zijn scooter afgereden, is vervolgens omgedraaid en heeft geprobeerd om [slachtoffer] te raken met zijn auto, waarna hij uiteindelijk [slachtoffer] heeft geraakt toen [slachtoffer] bij een geparkeerde auto stond. [slachtoffer] sprong toen op om een aanrijding te voorkomen maar werd toch geraakt. De geparkeerde auto is beschadigd geraakt. Uit het dossier volgt dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur reed.
Is er sprake van poging tot doodslag?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag (
primair). Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank eerst vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] gedood kon worden door de handelingen van de verdachte. Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een
feitelijkaanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval de dood van [slachtoffer] . De aard van het risico en het gevaarzettende karakter van de gedraging op zichzelf zijn hierbij niet bepalend.
De rechtbank is van oordeel dat het inrijden met een personenauto op een zich recht voor die auto bevindende voetganger, met een snelheid van ongeveer 30 km/u, de aanmerkelijke kans op de dood van die voetganger met zich mee brengt. Dat [slachtoffer] niet is overleden, is vermoedelijk te danken aan het feit dat hij is opgesprongen toen de verdachte met zijn voertuig langs de geparkeerde auto schraapte. Zou [slachtoffer] niet zijn opgesprongen, dan zou de verdachte waarschijnlijk tegen zijn benen zijn aangereden en was [slachtoffer] mogelijk gevallen en voor en mogelijk onder de auto van de verdachte dan wel tussen de auto van de verdachte en de geparkeerde auto terecht zijn gekomen. Een voetganger die overreden wordt door een auto of klem komt te zitten tussen twee auto’s loopt de aanmerkelijke kans dat hij komt te overlijden.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dat gevolg ook willens en wetens aanvaard. Het gevaar van het handelen van de verdachte moet voor de verdachte namelijk, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Op het moment van de tweede aanrijding had [slachtoffer] kennelijk geen mogelijkheid om weg te komen vanwege de geparkeerde auto’s. [slachtoffer] kon alleen omhoog springen. Door desondanks op [slachtoffer] in te rijden heeft de verdachte de kans op dodelijk letsel dan ook aanvaard. Dat [slachtoffer] de aanrijding(en) heeft overleefd, betekent dat geen sprake is van een voltooid delict, maar van een poging tot doodslag. De rechtbank acht daarmee het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.