ECLI:NL:RBLIM:2022:4808

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
ROE 21/1328
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Europees bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een uitkering met verkorte wachttijd op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering met verkorte wachttijd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De eiser, die zich op 15 januari 2019 ziekmeldde, had op 27 maart 2020 een aanvraag ingediend voor een uitkering met verkorte wachttijd, welke door het UWV op 17 december 2020 werd afgewezen. Het UWV stelde dat de eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat er geen sprake was van een medische eindsituatie en dat herstel niet uitgesloten was. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid door het UWV op zorgvuldige wijze was uitgevoerd, met inachtneming van de medische rapporten van verzekeringsartsen. De eiser had aangevoerd dat het UWV de informatie van zijn huisarts niet had betrokken, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden en dat er geen reden was om aan de conclusies van het UWV te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht had op de gevraagde uitkering met verkorte wachttijd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1328

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: L. Reijnen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eurofrigo B.V., uit Rotterdam, ex-werkgever
(gemachtigde: mr. S. van de Kam).

Procesverloop

Met het besluit van 17 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering met verkorte wachttijd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 21 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Geen toestemming delen medische gegevens

De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als [functie] bij Eurofrigo (hierna: ex-werkgever). Hij heeft zich op 15 januari 2019 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering met verkorte wachttijd op grond van de Wet WIA beoordeeld die eiser op 27 maart 2020 heeft gedaan.
3. Een arts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. [1] Hij heeft vastgesteld dat er momenteel geen benutbare mogelijkheden zijn. Er kan volgens de arts niet worden gesproken van een medische eindsituatie, omdat er nog behandelmogelijkheden zijn. De beperkingen zijn niet duurzaam te achten. Er is geen functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en er is geen arbeidskundig onderzoek verricht. Omdat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid is de uitkering met verkorte wachttijd in de zin van de WIA afgewezen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich vinden in het oordeel van de arts dat (nog) niet kan worden gesproken van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
5. Bij besluit van 27 januari 2021 is aan eiser een loongerelateerde uitkering toegekend per 12 januari 2021 (einde wachttijd). Eiser is per 12 januari 2021 80 tot 100% arbeidsongeschikt in de zin van de Wet WIA.

Wat eiser vindt

6. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat het UWV de informatie van zijn huisarts niet heeft betrokken bij de heroverweging. Volgens eiser is hij volledig arbeidsongeschikt.

Waarover het gaat in deze zaak

7. Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA geldt een wachttijd van 104 weken voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een WIA-uitkering. Op grond van het zesde lid van dit artikel, stelt het UWV op aanvraag van de verzekerde een verkorte wachttijd vast indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en bij de aanvraag artikel 66 in acht is genomen. Het einde van een verkorte wachttijd wordt niet eerder vastgesteld dan tien weken na de dag waarop de aanvraag daartoe is ingediend. Daarom is de datum in geding 5 juni 2020.
8. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV terecht stelt dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering met verkorte wachttijd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 5 juni 2020.

Wat de rechtbank vindt

9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De primaire arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser telefonisch gesproken en onderzocht. Hij heeft beschreven dat bij de beoordeling rekening is gehouden met de medische gegevens uit het dossier en de ontvangen informatie van de bedrijfsarts. Daarnaast heeft de arts rekening gehouden met wat eiser hem zelf heeft verteld over de gezondheidsklachten (anamnese).
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 25 februari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaar(s) bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken en onderzocht op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. Eiser voert aan dat de in bezwaar opgevraagde medische gegevens van de huisarts ten onrechte niet zijn meegewogen. Daarnaast heeft eiser in beroep aanvullende medische informatie overgelegd. Ten aanzien van de opgevraagde medische informatie van de huisarts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 25 februari 2021 gesteld dat deze informatie voor de oordeelsvorming niet noodzakelijk is. De informatie van de huisarts werd met name opgevraagd voor toekomstige heronderzoeken. In zijn rapport van 23 juni 2021 heeft hij de informatie van de huisarts alsnog meegewogen.
Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 28 juni 2021 gesteld dat deze informatie feitelijk bevestigt dat bij eiser geen sprake is van uitgesloten verbetering. De ingebrachte medische informatie geeft dus geen aanleiding het standpunt te wijzigen.
13. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaar(s) betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Duurzame arbeidsongeschiktheid bij verkorte wachttijd
14. Eiser voert aan dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank begrijpt eiser zo, dat hij vindt dat er in zijn geval ook sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid.
Eiser heeft zijn standpunt onderbouwd met een re-integratieadvies van 25 maart 2020 en een brief van de chirurg van 4 mei 2021.
15
.Duurzaamheid op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wet WIA wordt aangenomen indien herstel is uitgesloten, waardoor er sprake is van een permanent verlies van de arbeidsmogelijkheden.
16. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het uitgangspunt is dat slechts in een onomkeerbare situatie sprake kan zijn van een verkorte wachttijd. [2] Dit is door de wetgever tot uitdrukking gebracht door in artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA uitdrukkelijk slechts te verwijzen naar het tweede lid van artikel 4 en niet ook naar het derde lid of naar artikel 4 in zijn geheel, zonder verdere beperking.
17. Dit betekent dat het UWV in het kader van een aanvraag om een uitkering met een verkorte wachttijd slechts dient te beoordelen of sprake is van een stabiele of verslechterende medische situatie. Als herstel mogelijk is, kan geen sprake zijn van een toekenning van een uitkering met toepassing van een verkorte wachttijd. De systematiek van de Wet WIA brengt mee dat de beoordeling of een verkorte wachttijd aan de orde is, dus wordt gedaan op basis van een strikter criterium dan wanneer de volledige wachttijd van 104 weken is verstreken.
18. De arts heeft aangenomen dat sprake is van ziekte die leidt tot arbeidsbeperkingen. Er kan volgens de arts echter nog niet worden gesproken van een medische eindsituatie waarbij herstel is uitgesloten nu eiser binnenkort zal starten met een behandeltraject waarvan herstel kan worden verwacht. Om die reden zijn de beperkingen niet duurzaam te achten. De arts neemt aan dat eiser op dit moment geen benutbare mogelijkheden heeft, maar sluit verbetering van de functionele mogelijkheden niet uit. Er wordt geen FML opgesteld.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat het oordeel van de arts in stand kan blijven. Ten aanzien van de lichamelijke beperkingen kan duurzaamheid worden aangenomen, omdat niet wordt verwacht dat hiervoor in de toekomst nog verbetering plaatsvindt. Ten aanzien van de andere belemmerende klachten is, hoewel de kans op aanzienlijk succes klein wordt geschat binnen twee jaar, nog verbetering mogelijk nu eiser nog wacht op een nieuw behandelplan. Daarbij neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep mee dat de belemmerende gezondheidsklachten al langer bestonden en het eerder mogelijk was om met deze gezondheidsklachten te werken. Het bedrijfsongeval is de spreekwoordelijke druppel geweest. Hij concludeert dat hij zich kan vinden in het oordeel van de primaire arts dat nog niet kan worden gesproken van duurzame arbeidsongeschiktheid.
20. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om duurzaamheid aan te nemen. Hij heeft toegelicht dat het re-integratieverslag geen informatie geeft waaruit de conclusie moet worden getrokken dat eiser duurzaam arbeidsongeschiktheid is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapport van 23 juni 2021 verder aan dat de opgevraagde en ontvangen medische informatie van de huisarts met zekerheid niet wijst op uitgesloten verbetering. Hij heeft daarbij ten aanzien van alle belemmerde gezondheidsklachten gespecificeerd welke behandelingen nog mogelijk zijn en waarom verbetering niet is uitgesloten. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 28 juni 2021 nader toegelicht dat de chirurg feitelijk bevestigt dat geen sprake is van uitgesloten verbetering. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen.

De conclusie van de rechtbank21.Nu herstel niet is uitgesloten, kan niet worden aangenomen dat eiser duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Wet WIA. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geweigerd een IVA-uitkering met verkorte wachttijd toe te kennen.

22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 juni 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 20 juni 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2870.