Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[verzoeker] ,
Procedure
De feiten
Het verzoek en de onderbouwing daarvan
€ 750,00. Vervolgens had de vervolging voor de overige feiten kunnen worden voortgezet. Hier is uiteindelijk niet voor gekozen. De verzoeker heeft ongeveer 10 maanden in detentie gezeten terwijl uiteindelijk aan hem een gevangenisstraf is opgelegd van 10 dagen. Deze detentie is voor de verzoeker ook nog eens heel zwaar geweest, zeker gelet op het feit dat in de eerste maand van de detentie de coronapandemie is uitgebroken en hij zijn familie 8 maanden niet heeft kunnen zien. De verzoeker heeft uiteindelijk ernstig geleden onder de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis ten aanzien van zware delicten waarvan hij -naar achteraf gebleken- ten onrechte werd verdacht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
zaak’ wordt in dit geval bepaald door de inhoud van het strafrechtelijk onderzoek. Deze verdenkingen jegens de verzoeker hebben deel uitgemaakt van hetzelfde onderzoek en vallen dus in dit geval onder dezelfde ‘
zaak’. Daarbij komt dat de cocaïne is aangetroffen in een voertuig waarin verzoeker samen met de andere verdachten in het strafrechtelijk onderzoek had gezeten. Hierdoor kan niet worden gezegd dat er sprake is van een geheel ander feitencomplex en is er wel degelijk sprake van een inhoudelijk verband. Het verzoek dient te worden afgewezen.
Beoordeling
“Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding uit ’s Rijks kas toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.”
de zaak” moet worden verstaan is in de jurisprudentie meerdere keren aan de orde gekomen.
- inverzekeringstelling: 5 februari 2020 datum van inverzekeringstelling
- voorlopige hechtenis: 6 februari 2020 datum van inbewaringstelling
- invrijheidstelling: 19 november 2020 datum van invrijheidstelling
Beslissing
- kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 27.900,00;
- wijst het meer of anders verzochte af.