ECLI:NL:RBLIM:2022:4463

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
ROE 21/717
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.J.D.D. Burhenne, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. L.M.C.M. Levels. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, waarin haar loongerelateerde WGA-uitkering per 3 juli 2020 niet werd gewijzigd. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres voor 46,75% arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid had bepaald op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld en dat de rapporten aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden.

De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering van eiseres per 3 juli 2020 terecht had vastgesteld op basis van een arbeidsongeschiktheid van 46,75%. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een hogere uitkering. De proceskosten werden niet vergoed, aangezien eiseres in beroep geen gelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/717

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J.D.D. Burhenne),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.C.M. Levels).

Procesverloop

Met het besluit van 20 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres laten weten dat haar loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 3 juli 2020 niet wijzigt. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 46,42%.
Met het besluit van 25 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid per 3 juli 2020 is bepaald op 46,75%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als verzorgende IG voor 14 uur per week. Zij heeft zich op
26 juni 2017 wegens verschillende gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Met het besluit van 7 juni 2019 heeft het UWV per einde wachttijd aan eiseres een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,40%.
3. Eiseres heeft op 11 december 2019 aan het UWV doorgegeven dat haar klachten erger zijn geworden. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 3 juli 2020 (datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er minstens drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 53,58% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 46,42%.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiseres voor twee van de vijf
geduide functies niet aan de daarvoor gestelde opleidingseis voldoet. Deze functies zijn daardoor komen te vervallen en er is een andere functie voor in de plaats gekomen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 46,75%.

Wat eiseres vindt

6. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook is een groot deel van de diagnoses die de behandelaars stellen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet vermeld. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar het huisartsenjournaal van 26 november 2019. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiseres voert aan dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, zelfstandig handelen, dynamisch handelen en hoofdbewegingen. Eiseres is daarnaast van mening dat er een urenbeperking moet worden gesteld omdat zij oververmoeid is door haar gezondheidsklachten. Eiseres acht zichzelf in het geheel niet in staat te werken. Eiseres stelt verder dat zij voor de functie teamondersteuner (sbc-code: 315100) niet aan de gestelde opleidingseis voldoet. Ook stelt eiseres dat zij de geduide functies niet kan verrichten vanwege haar psychische klachten.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 46,75% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 3 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft informatie opgevraagd bij behandelaars van eiseres. De verzekeringsarts heeft in haar rapport de aandoeningen en klachten van eiseres beschreven.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapporten van 6 en 14 januari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Eiseres voert in beroep aan dat er ten onrechte geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden in de bezwaarprocedure. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] geldt als uitgangspunt dat betrokkene in de bezwaarfase door een geregistreerde verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht indien de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en er in de primaire fase geen spreekuurcontact is geweest met een geregistreerde verzekeringsarts. In het geval van eiseres geldt dat zij in de primaire fase wel door een geregistreerde verzekeringsarts lichamelijk is onderzocht. Hieruit volgt dat de omstandigheid dat er in de bezwaarfase geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden, niet als gevolg heeft dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 5 mei 2021 gereageerd op wat eiseres in beroep heeft aangevoerd. Hij heeft in zijn reactie alle beschikbare medische gegevens betrokken. Hij heeft uitgelegd dat deze medische gegevens geen aanleiding geven om het eerdere standpunt te wijzigen. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft beschreven dat eiseres met de volgende aandoeningen en klachten te kampen heeft: scaphoïdfractuur aan haar rechterschouder, gewrichtsklachten, aanpassingsstoornis DD stemmingsstoornis/depressieve stoornis eenmalige episode, aandoeningen aan de wervelkolom (lumbaal en cervicaal), milde psoriasis, recidiverende meatus-urethrastrictuur, prikkelbaar darmsyndroom, recidiverende gastritis, duizeligheid en tinnitus DD ménière. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor haar psychische klachten, persoonlijk en sociaal functioneren, zelfstandig handelen, vervoer, dynamisch handelen, hoofdbewegingen en haar nek-, rug-, schouder-, heup- en polsklachten. Eiseres heeft dat onderbouwd met een huisartsenjournaal van
26 november 2019, huisartsgegevens uit 2017, een rapportage van een orthopeed uit 2017 en informatie van stichting ReumaNederland over Axiale spondyloartritis (SpA).
15. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom er geen reden is om meer of andere beperkingen aan te nemen. Hij gaat net als de verzekeringarts uit van gewrichtsklachten zonder een onderliggend reumatisch ziektebeeld. Aanwijzingen dat eiseres lijdt aan de ziekte Bechterew is hij in het dossier niet tegengekomen. In zijn rapport van 5 mei 2021 heeft hij toegelicht dat hij het niet eens is met de stelling van eiseres dat de reumatoloog Axiale spondyloartritis (SpA) bij haar heeft vastgesteld. Hij geeft aan dat hem slechts een brief bekend is van de reumatoloog van 8 mei 2019, waarin wel polyartralgieën bij artrose is vastgesteld maar geen ontstekingsverschijnselen zijn geconstateerd, en evenmin Axiale spondyloartritis (SpA). Dat eiseres een grotere kans heeft op deze ziekte omdat zij draagster is van het HLA-B27 gen is volgens hem onvoldoende om de diagnose te stellen. De rechtbank ziet in de medische stukken die zijn ingebracht door eiseres geen grond om de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin niet te volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat hij het huisartsenjournaal van 26 november 2019 bestudeerd heeft. Hij is hierin geen diagnoses tegengekomen die volgens hem tot een andere beoordeling van de belastbaarheid van eiseres zouden kunnen leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat het voor de belastbaarheid in arbeid van eiseres niet uitmaakt dat zij een uroloog bezoekt wegens urethrastrictuur en meatusstenose. Over de cardiologische onderzoeksgegevens waarop eiseres wijst stelt hij dat deze gegevens niet leiden tot aanvullende beperkingen op de datum in geding, omdat het gaat om atypische klachten van pijn in de borstkas. Ten slotte geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat hij ook geen medische redenen ziet om beperkingen in zelfstandig handelen, vertraagd handelingstempo, een beperking in het vervoer of een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen. Daarvoor is van betekenis dat eiseres tijdens een spreekuur is gezien en er informatie beschikbaar is van de psycholoog bij wie eiseres in behandeling is en van de huisarts en dat de verzekeringsartsen deze informatie kenbaar hebben betrokken bij de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres.
De arbeidskundige beoordeling
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (532040) Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank;
- (315133) Administratief medewerker (document scannen);
- (315174) Telefonist (centrale) / medewerker callcenter (Inbound).
17. Eiseres geeft aan dat zij voor de (extra geduide) functie teamondersteuner (sbc-code: 315100) aan de gestelde opleidingseis voldoet, maar dat zij vindt dat deze functie niet geduid mag worden omdat de arbeidsdeskundige eerder heeft aangegeven dat zij voor een functie binnen dezelfde sbc-code niet aan de gestelde opleidingseis voldoet. Het UWV legt in het verweerschrift uit dat er onder een sbc-code verschillende functies met verschillende opleidings- en ervaringseisen kunnen worden geduid. In het geval van eiseres is daar ook sprake van. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan slagen omdat het om een reserve functie gaat, terwijl het arbeidsongeschiktheidspercentage gebaseerd is op de eerste drie geduide functies.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 3 juli 2020 met de middelste van deze functies 53,25% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verzorgende IG, zodat eiseres voor de overige 46,75% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

19. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 3 juli 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 46,75%.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2022 door mr. W.R.H. Lutjes rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 10 juni 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.CRvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.