ECLI:NL:RBLIM:2022:4186

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
ROE 22/788
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op grond van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 31 mei 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, die huurder is van een woning. De burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen had op 29 maart 2022 besloten de woning te sluiten voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er in de woning drugs waren aangetroffen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat het sluiten van de woning voor zes maanden evenredig was. De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn verlengd tot 1 juli 2022, zodat de vogels van de verzoeker zonder problemen konden worden verplaatst naar een opvang. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevoegdheid van de burgemeester en de noodzaak van de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de belangen van de verzoeker niet zodanig waren dat de sluiting onevenredig was.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 22/788
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te Geleen, verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Carli)
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigde: [naam 2] ).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 4 april 2022 de woning aan de [adres] (hierna: de woning) dient te sluiten en voor de duur van zes maanden gesloten dient te houden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat niet tot sluiting van de woning zal worden overgegaan zolang er door de voorzieningenrechter nog geen uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de eisen van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voldaan. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker is huurder van de woning. Op 3 februari 2022 is de politie binnengetreden in de woning van verzoeker. De doorzoeking vond plaats naar aanleiding van verschillende meldingen van overlast vanwege drugshandel die waren binnengekomen bij twee Buitengewoon Opsporings Ambtenaren (BOA’s). In de woning werd in totaal 5,6 gram heroïne aangetroffen. Daarnaast is er een weegschaal aangetroffen, een schrijfboekje met namen en bedragen en een gebruikershoeveelheid softdrugs. De bevindingen zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage.
3. Op 8 maart 2022 heeft verweerder het voornemen uitgebracht de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om daarover een zienswijze te geven.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten de woning te sluiten voor een periode van zes maanden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aangetroffen hoeveelheid drugs volgt dat voldaan is aan de voorwaarden voor de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen en de woning te sluiten. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (de beleidsregels), waarin is bepaald dat een woning – zonder voorafgaande waarschuwing – voor zes maanden wordt gesloten indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs.
5. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hieronder zal nader worden ingegaan op wat verzoeker heeft aangevoerd.
6. De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage. De bijlage
maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
Was verweerder bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Volgens verzoeker was verweerder niet bevoegd om met toepassing van artikel 13b Opiumwet tot sluiting van de woning over te gaan. Verzoeker betwist de bevoegdheid met de stelling dat op de foto’s die in het dossier zitten is te zien dat een lege verpakking 0,6 gram weegt, zodat het gaat om een nettogewicht van 5,6 minus 9 x 0,6 gram = 0,2 gram aan heroïne. Volgens verzoeker heeft hij bovendien onder druk verklaard dat hij handelt in heroïne. Dit is echter onjuist. Van handel is geen sprake. Verzoeker heeft een herseninfarct gehad en slikt pijnstillers. Om deze reden gebruikt hij zelf ook heroïne. Er komen bovendien weliswaar veel mensen langs, maar die blijven dan eten en drinken en leveren in een potje een bijdrage voor drank en spijs. Vaak worden de drank, spijs en verdovende middelen bij verzoeker om niet genuttigd.
8. Voor wat betreft de bevoegdheid van verweerder, overweegt de voorzieningen-rechter als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking indien de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Volgens de door het openbaar ministere gebruikte criteria wordt bij harddrugs een hoeveelheid van maximaal 0,5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik aangemerkt.
8.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de bestuurlijke rapportage wordt gesproken over een gewicht van 5,6 gram. Uit de foto’s leidt de voorzieningenrechter af dat het gaat om 5,6 gram bruto, waarbij het gewicht van de gripzakjes is betrokken. Uit de foto’s blijkt echter, anders dan verzoeker meent, niet dat een leeg gripzakje 0,6 gram weegt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het niet aannemelijk dat het gewicht van een leeg gripzakje zodanig zal zijn dat verzoeker na aftrek van het totale gewicht aan gripzakjes onder de gebruikershoeveelheid van 0,5 gram komt. Dat er in de woning ook druggerelateerde attributen zoals een weegschaaltje en het schrijfboekje met namen en bedragen zijn aangetroffen maakt het bovendien nog aannemelijker dat er vanuit de woning van verzoeker werd gehandeld. Daarbij zijn er diverse meldingen van overlast geweest wegens drugshandel en is het een komen en gaan van klanten. In de tijd dat de BOA’s in de woning van verzoeker zijn geweest (30 minuten) zijn er 5 personen aan de deur geweest, waarvan 2 personen hebben gezegd dat zij verdovende middelen kwamen kopen. Ook heeft verzoeker tegenover de politie verklaard dat hij sinds een half jaar handelt in heroïne. Verzoeker heeft gesteld dat deze verklaring niet juist is en dat hij deze onder druk heeft afgelegd. Volgens verzoeker hebben de BOA’s aangegeven dat hij moest toegeven dat hij handelde in heroïne en dat – als hij dat zou doen – zij een goed woordje voor hem zouden doen en ervoor zouden zorgen dat hij zijn woning niet zou verliezen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er geen reden om te twijfelen aan de verklaring die verzoeker bij de politie heeft afgelegd. Verzoeker heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die verklaring onder druk is afgelegd en onjuist is. Dit blijkt ook niet uit het rapport van de toezichthouders van 11 februari 2022 en het aanvullend rapport van 4 april 2022.
8.2.
Dit neemt echter niet weg dat het op de weg van verweerder ligt om in bezwaar onderzoek te (laten) doen naar de precieze netto hoeveelheid harddrugs in de woning van verzoeker. Omdat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op basis van het bovenstaande voldoende aannemelijk is dat sprake was van handel in de woning van verzoeker en de besluitvorming door verweerder op dit punt kan worden aangevuld, ziet de voorzieningenrechter hierin geen aanleiding het besluit te schorsen.
9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was verweerder gelet op voorgaande feiten en omstandigheden dan ook bevoegd om over te gaan tot sluiting van de woning.
Heeft verweerder in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid?
10. Bij het uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van
de Opiumwet heeft verweerder beleidsvrijheid. Dit betekent dat het aan verweerder is om de betrokken belangen af te wegen bij het besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Ook bij de sluitingsduur heeft verweerder beleidsvrijheid. Uit het Damoclesbeleid volgt dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden in overeenstemming is met zijn beleid. Vervolgens dient beoordeeld te worden of er bijzonder omstandigheden zijn die maken dat niet tot sluiting kan worden overgegaan.
Is woningsluiting noodzakelijk?
11. In dit verband heeft verzoeker aangevoerd dat er geen sprake is geweest van
(professionele) handel in verdovende middelen door hem. Daarbij gebruikt hij nu geen heroïne meer en ontvangt hij ook geen bezoek meer. Volgens verzoeker had kunnen worden volstaan met een waarschuwing.
12. De Afdeling noemt in de overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 [1]
als uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens, aldus de Afdeling.
13. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder gelet op de
overwegingen zoals onder 8.1 weergegeven, de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, de verklaring van verzoeker dat hij sinds een half jaar vanuit zijn woning harddrugs verkocht,
de aan die handel gerelateerde in de woning aangetroffen attributen en de ‘loop’ die er was naar de woning van verzoeker voldoende gemotiveerd dat de sluiting van de woning in dit geval noodzakelijk was en niet had kunnen worden volstaan met een waarschuwing. De voorzieningenrechter acht daarbij ook van belang dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, zoals verweerder stelt. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de woning zich bevindt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare straat. De afgelopen 4 jaren heeft verweerder van deze straat 15 bestuurlijke rapportages ontvangen (11 keer softdrugs, 4 keer harddrugs). Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017 [2] en de voornoemde overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 is de noodzaak tot sluiting in dat geval groter, omdat zichtbare sluiting van de woning een signaal is voor bij die woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen.
Is de woningsluiting evenredig?
14. Voorts voert verzoeker aan dat de sluiting van de woning onevenredig is nu
verweerder de voor verzoeker relevante belangen onvoldoende heeft meegenomen bij zijn besluitvorming. Verzoeker heeft een herseninfarct gehad en slikt pijnstillers. Dat is de reden van het gebruik van de verdovende middelen. Hij heeft zich niet gerealiseerd dat bij de aanwezigheid van verdovende middelen ook in die geringe hoeveelheid de woning voor zes maanden gesloten kon worden en hij het risico loopt dat zijn huurovereenkomst wordt ontbonden. Ook wijst verzoeker erop dat hij vogelverzamelaar is. Hij heeft ruim 70 vogels. Hij kweekt vogels en hij vangt regelmatig zieke vogels op totdat zij weer gezond zijn en kunnen vliegen. Verzoeker kan geen vervangende ruimte vinden voor de vogels. Ook heeft hij 3 honden. Verzoeker wijst in het kader van de evenredigheid op de uitspraak van deze rechtbank van 23 december 2021 [3] .
15. De voorzieningenrechter overweegt dat als sluiting van een woning in beginsel
noodzakelijk wordt geacht, dat niet wegneemt dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, waaronder de vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten en dat dit kosten met zich brengt. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid.
16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker dermate aan de woning gebonden is dat verweerder had moeten afzien van bovenstaand besluit. Ten aanzien van de verzorging van de honden stelt de voorzieningenrechter vast dat deze van zijn buurvrouw zijn, zodat de honden hier naartoe terug kunnen. Ten aanzien van de verzorging van de vogels heeft verweerder ter zitting aangegeven contact te hebben opgenomen met [naam 3] van de dierenpolitie. Die heeft aangegeven dat de vogels in het uiterste geval kunnen worden opgevangen in een vogelopvang. Daarbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat verzoeker vogels kweekt en uit de foto’s blijkt dat verzoeker vogeleieren heeft waarvan de broedtijd volgens [naam 3] 2 tot 3 weken bedraagt. Daarna dienen de vogels nog 2 tot 3 weken in hun nest te verblijven. Volgens voornoemde [naam 3] kunnen de vogels daarna echter worden meegenomen naar de vogelopvang. Verzoeker heeft dit niet betwist. Verweerder heeft ter zitting aangegeven daarom in ieder geval zes weken te zullen wachten met de sluiting van de woning, zodat de vogels zonder problemen kunnen worden opgevangen in de vogelopvang. Verder heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk is om alternatieve woonruimte te krijgen. Verweerder heeft verzoeker er ter zitting op gewezen dat hij contact kan op nemen met maatschappelijk werk “Partners in Welzijn”. Die kunnen verzoeker helpen bij het vinden van vervangende woonruimte. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 23 december 2021, waarin een verzoek om voorlopige voorziening werd toegewezen, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat geen sprake is van een vergelijkbaar geval, nu in die situatie sprake was van een moeder met een minderjarig kind.
Wat betekent dit voor het verzoek om een voorlopige voorziening?
17. De voorzieningenrechter concludeert dat in de feiten en omstandigheden van dit geval geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
18. Omdat verweerder ter zitting heeft laten weten bereid te zijn te wachten met tenuitvoerlegging van het primaire besluit totdat de vogels zonder problemen kunnen worden verplaatst (naar de vogelopvang), ziet de voorzieningenrechter aanleiding de begunstigingstermijn te verlengen tot 1 juli 2022.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- verlengt de begunstigingstermijn tot 1 juli 2022.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.M.L. Kousen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 31 mei 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 5:21Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Opiumwet

Artikel 13b
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
(…).

Damoclesbeleid Sittard-Geleen artikel 13b Opiumwet

Bij oplegging van een last onder bestuursdwang wordt de eigenaar en/ of huurder van de woning (…) gelast de woning te sluiten en gesloten te houden voor een bepaalde periode. (…). Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of evenredig is, bekeken worden welke andere bestuursrechtelijke maatregel dient te worden toegepast.
(…).
Indien bij een eerste constatering van een overtreding sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs (…) wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van zes maanden.