3.3Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding onderzoek
Op 28 april 2019 omstreeks 00:35 uur kregen de ambtenaren van de politie genaamd [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar de [adres 1] te Heerlen. Aldaar was een mishandeling of een overval in de woning gaande. In de woning waren een man en een vrouw aanwezig. Enkele minuten na de melding kwamen verbalisanten ter plaatse. De voordeur van de woning stond op een kier en het houtwerk van het deurkozijn ter hoogte van het slot was gespleten. Op de eerste verdieping van de woning lag een houten tuinpaal in de gang. De tweede deur van rechts was vernield. Er zat een groot gat in de deur. In de kamer stond een bed. Op dat bed zat [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had een bult met een wondje aan de rechterzijde van zijn hoofd en een rode plek op de rechterzijde van zijn ribbenkast. Hij had een wond aan de buitenkant van zijn rechterbovenbeen. Op zijn rechterbeen zat bloed. Het shirt dat hij droeg, was op verscheidene plekken gescheurd. Op de slaapkamervloer lag bloed.
[slachtoffer 2] deelde aan de ambtenaren mede dat vier mannen zich toegang tot de woning hadden verschaft. Deze vier personen hadden de slaapkamerdeur vernield. Vervolgens hadden ze [slachtoffer 1] mishandeld en hem gestoken met een schroevendraaier. Vervolgens had men de halsketting van [slachtoffer 1] afgenomen en was men vertrokken. [slachtoffer 1] bevestigde het verhaal van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] gaf aan dat de voordeursleutel, met daarbij de achterdeur sleutel en de sleutel van de Volkswagen Polo was weggenomen. Deze sleutels hingen aan de binnenzijde van de voordeur.
Aangiften
Op 28 april 2019 deed [slachtoffer 2] aangifte. Zij verklaarde dat zij die nacht samen met [slachtoffer 1] lag te slapen in hun slaapkamer toen zij wakker werden van het geblaf van de hond. Haar vriend zag mensen voor de buitendeur staan. [slachtoffer 1] liep de trap naar beneden en opeens schreeuwden deze mensen: “we gaan je pakken”. [slachtoffer 1] kwam weer naar boven en sloot de slaapkamerdeur van de binnenkant af. [slachtoffer 2] belde 112. De mensen kwamen de woning binnen en vervolgens meteen naar boven. [slachtoffer 1] duwde tegen de slaapkamerdeur om die tegen te houden. [slachtoffer 2] hoorde veel gebonk en zat vervolgens vuisten door de deur heen komen. [slachtoffer 2] zag vier personen de slaapkamer binnen komen door het ontstane gat in de afgesloten deur. In eerste instantie twee, en daarna nog eens twee personen. Ze trapten, sloegen en staken [slachtoffer 1] . Op enig moment zijn ze weggegaan. Er waren al drie personen weg. De vierde persoon was nog in hun slaapkamer en stak [slachtoffer 1] met een schroevendraaier in zijn been.
Een van de personen droeg geen gezichtsbescherming. Deze persoon maakte ook een soort keelbeweging naar haar. [slachtoffer 2] heeft de vier personen als volgt omschreven:
Persoon 1 was de kleinste man, hij was circa 1,65 m lang. Hij droeg een zwart oogmasker en een capuchon over zijn hoofd. Hij had een licht getinte huidskleur, zwart vest, zwarte Adidas broek. Ze heeft geen haren gezien in de capuchon, zwarte handschoenen en had constant een schroevendraaier vast in de rechterhand.
Persoon 2 had geen gezichtsmasker en was circa 1,86 m lang. Hij had lichtbruin haar tot op schouders half in een knot en een kromme neus te zien vanaf de zijkant. Hij was van Turkse of gemixte buitenlandse afkomst. Hij had amandelkleurige ogen en een getinte huidskleur. Hij droeg licht grijze schoenen, kakikleurige handschoenen en een zwart vest met capuchon.
Persoon 3 had gezichtsbedekking en was circa 1.80 m, had een atletische bouw en was in het zwart gekleed. Hij droeg een joggingbroek en handschoenen.
Persoon 4 had gezichtsbedekking en was circa 1.80 m, had een atletische bouw en was in het zwart gekleed. Hij droeg een joggingbroek en handschoenen.
Persoon 1 heeft [slachtoffer 1] eenmaal geschopt. Hij maakte een steekbeweging met een schroevendraaier naar de hond, die zich eveneens in de slaapkamer bevond. Hij stak, net voordat hij de woning verliet, het slachtoffer met een schroevendraaier in het rechterbovenbeen.
Persoon 2 maakte een snijbeweging langs zijn keel terwijl hij [slachtoffer 2] aankeek.
De personen 2 t/m 4 hebben gezamenlijk op [slachtoffer 1] ingeslagen: getrapt in zijn ribben en buik, en geslagen op zijn hoofd. Een van deze personen had ook een schroevendraaier. Een van deze personen heeft [slachtoffer 1] op het hoofd gestoken met de schroevendraaier. Die drie personen die op haar vriend insloegen en intrapten, verlieten de slaapkamer via het gat in de slaapkamerdeur. [slachtoffer 2] zag dat de eerste drie één voor één door het gat van de deur naar de gang gingen. Vlak voordat de kleinste door het gat van de deur ging, zag zij dat hij [slachtoffer 1] met de schroevendraaier in het rechterbovenbeen stak.
[slachtoffer 2] denkt dat de aanval persoonlijk op [slachtoffer 1] gericht was. Toen zij [slachtoffer 1] daarmee confronteerde, zei deze dat hij degene zonder gezichtsbedekking vond lijken op iemand waar hij een akkefietje mee had gehad in de flat van zijn ex [naam] toen hij de hond kwam ophalen. Dit zou op de [adres 2] te Kerkrade zijn geweest. Dat incident zou al lang geleden hebben plaatsgevonden. Er zouden problemen zijn geweest met de relatiebreuk en [naam] had bepaalde sleutels niet willen teruggeven aan [slachtoffer 1] .
Op 28 april 2019 deed [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaarde dat hij twee gezichten door het gat van de slaapkamerdeur zag komen. Een van die gezichten was van een jongen die hij herkende van een keer in een portiek in het appartementencomplex van zijn ex-vriendin, genaamd [naam] .
Deze jongen kwam door de deur heen in zijn richting en begon hem direct te slaan en te schoppen. Op enig moment hoorde hij deze jongen zeggen:
“Je zei toch houd je bek tegen mij” of zoiets. [slachtoffer 1] zag en voelde dat hij op zijn gezicht
geslagen werd. Hij voelde op dat moment wel pijn. Beiden vielen op de grond. Toen hij op de grond terechtkwam, zag en voelde hij dat hij door deze jongen geschopt en geslagen werd. Hij werd bij zijn benen en in zijn zij geschopt. Hij weet niet wie hem waar schopte maar hij
heeft die jongen hem zien schoppen. Het waren meerdere personen die hem tegelijk schoppen en sloegen. Van zijn vriendin heeft hij gehoord dat vier personen hem hebben geslagen en hem hebben geschopt. Op enig moment voelde hij stekende pijn aan zijn rechterbovenbeen en ook nog een stekende pijn op zijn hoofd boven zijn rechteroog.
Opeens stopte het slaan en schoppen en werd hij nog eens in zijn rechterzij nagetrapt en hierna voelde hij de stekende pijn in zijn bovenbeen. Hij bleef op dat moment op de grond liggen en had zijn ogen dicht. Vervolgens hoorde hij iemand zeggen: “Geef me die ketting ook” of iets in die trant en op dat moment voelde hij dat zijn 14 karaats gouden ketting afgetrokken werd van zijn hals.
Letsel [slachtoffer 1]
Door een arts op de spoedeisende hulp zijn op 28 april 2019 de volgende letsels aan het lichaam van [slachtoffer 1] waargenomen: een bloeduitstorting hoofd, wondje hoofd, steekwond rechterbovenbeen 5 mm, krassen op de rug. De duur van genezing werd door de arts geschat op 2 weken.Op een in het dossier opgenomen foto van het letsel van het voorhoofd van [slachtoffer 1] is een ronde verwonding zichtbaar boven het rechter oog.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met drie andere personen op 28 april 2019 aangever [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te slaan en te trappen. Hij ontkent hem met een schroevendraaier in zijn been te hebben gestoken. Hij ontkent eveneens de ketting van [slachtoffer 1] te hebben weggenomen. Er was geen vooropgezet plan om voorwerpen weg te nemen. Hij wilde slechts ‘
verhaal gaan halen’. Op het moment dat [slachtoffer 1] werd gestoken met de schroevendraaier en de ketting van [slachtoffer 1] werd weggenomen, had de verdachte de slaapkamer al door het gat in de deur verlaten. Hij heeft pas later in het dossier gelezen dat er goederen uit de woning zijn weggenomen.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar bewezen kan worden dat er die nacht voorwerpen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn gestolen, te weten een 14 karaats gouden ketting en meerdere sleutels, maar niet blijkt dat de verdachte hieraan een materiële dan wel intellectuele bijdrage van enig gewicht heeft geleverd. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte van tevoren het oogmerk had om zich die nacht iets toe te eigenen. Zijn oogmerk was erop gericht om verhaal te gaan halen bij [slachtoffer 1] , zoals de verdachte zelf heeft verklaard. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk gezien het feit dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten riepen “we gaan je pakken” en de verdachten zich, onmiddellijk na het betreden van de woning, naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben begeven, waarbij de focus van hun handelen volledig gericht was op (het mishandelen van) [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen blijkt ook niet dat de verdachte zelf iets heeft weggenomen of wist dat zijn mededaders dit van plan waren. Immers, niet kan worden vastgesteld door wie of op welk moment de sleutelbos van de binnenzijde van de voordeur is weggenomen. Het dossier laat de mogelijkheid open dat dit is gebeurd door een van de medeverdachten zonder medeweten van de verdachte. Datzelfde geldt voor de weggenomen gouden ketting. Uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, blijkt immers dat de ketting is weggenomen door de door [slachtoffer 2] als persoon 1 aangeduide verdachte, te weten de kleinste verdachte mét het oogmasker, op het moment dat de andere drie (waaronder – gezien de signalementen- de verdachte) de slaapkamer reeds hadden verlaten.
De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het volgende naar voren gekomen:
De verdachte is op zijn initiatief met drie andere personen midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan om daar ‘
verhaal te gaan halen’. De reden hiervoor was dat [slachtoffer 1] [naam] , met wie [slachtoffer 1] eerder een relatie had gehad maar die op die nacht al enige tijd de vriendin was van de verdachte, zou blijven lastigvallen. De vier mannen zijn de woning binnengedrongen en hebben de deur van de in allerijl afgesloten slaapkamer, waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, ingetrapt/-geslagen. Daarna zijn ze door het gat de slaapkamer binnengedrongen. Daar hebben ze [slachtoffer 1] geslagen en getrapt.
Twee van de vier verdachten hadden een schroevendraaier in hun handen. Door [slachtoffer 2] is verklaard dat door de kleinste verdachte (persoon 1) een stekende beweging is gemaakt met de schroevendraaier naar de zich in de slaapkamer bevindende hond en dat [slachtoffer 1] door een van de drie andere verdachten met een schroevendraaier op het voorhoofd is gestoken. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat dit steken moet hebben plaatsgevonden op het moment dat alle vier de verdachten in de slaapkamer aanwezig waren en er door meerdere personen tegelijk, waaronder ook de verdachte, geweld werd uitgeoefend op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op enig moment een stekende beweging voelde op zijn hoofd boven zijn rechteroog en op een zich in het dossier bevindende letselfoto is ook een ronde verwonding zichtbaar, welke verwonding naar het oordeel van de rechtbank past bij het steken met een schroevendraaier op het voorhoofd van [slachtoffer 1] . Toen de verdachte al door het gat in de deur naar buiten was gekropen, is [slachtoffer 1] door een medeverdachte nogmaals gestoken, ditmaal in zijn bovenbeen.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij bij de personen die hij naar de woning had meegenomen geen schroevendraaiers heeft gezien, acht de rechtbank, gelet op het feit dat twee van de vier verdachten die schroevendraaier duidelijk zichtbaar in hun handen hielden toen de vier verdachten gezamenlijk de slaapkamer betraden, de kleine ruimte waarin de mishandeling van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, het feit dat er ook een stekende beweging met de schroevendraaier is gemaakt én het feit dat het steken met de schroevendraaier op het voorhoofd van [slachtoffer 1] moet hebben plaatsgevonden op het moment dat er door meerdere personen, waaronder de verdachte, geweld werd uitgeoefend op [slachtoffer 1] , ongeloofwaardig. Als er al, in het voordeel van de verdachte, van uit wordt gegaan dat de verdacht niet een van de twee personen was met de schroevendraaier, welke mogelijkheid het dossier overigens openlaat, dan kan een en ander de verdachte niet zijn ontgaan. De verdachte moet dit dus hebben gezien, maar heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van het gebruik van een of meer schroevendraaiers bij de geweldplegingen, en heeft dit ook niet proberen te voorkomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere betrokken indringers ook het steken in het bovenbeen van [slachtoffer 1] omvat. Weliswaar is er geen gezamenlijke uitvoering bij het steken in het been geweest (de verdachte had immers toen de slaapkamer al verlaten), maar de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze bijdrage moet worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat door de verdachte alle aan hem tenlastegelegde geweldshandelingen door hem werden mede gepleegd.