ECLI:NL:RBLIM:2022:3171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
03/103083-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in vereniging met geweld en vrijspraak van diefstal met geweld

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling in vereniging en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling in vereniging, waarbij het slachtoffer in zijn eigen slaapkamer werd aangevallen door de verdachte en zijn mededaders. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen, geschopt en met een schroevendraaier in zijn been gestoken. De rechtbank legde een straf op van 180 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat het geweld samenhing met de diefstal van goederen die na de mishandeling verdwenen waren, en sprak de verdachte vrij van de hem primair ten laste gelegde diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen materiële of intellectuele bijdrage aan de diefstal had geleverd, aangezien zijn oogmerk gericht was op het mishandelen van het slachtoffer en niet op het stelen van goederen. De zaak kwam voort uit een incident op 28 april 2019, waarbij de verdachte samen met anderen de woning van het slachtoffer binnendrongen en hem mishandelden. De rechtbank heeft ook de impact van het incident op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn jongere broertje. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/103083-19
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende aan de [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 april 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair: op 28 april 2019 te Heerlen met anderen met geweld een ketting, een autosleutel en een huissleutel heeft gestolen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
subsidiair: op 28 april 2019 te Heerlen samen met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en heeft daartoe gewezen op de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de 112-melding. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat er vier personen door het gat in de slaapkamerdeur naar binnen zijn gekomen. De ketting werd van de nek van [slachtoffer 1] getrokken. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij iemand hoorde zeggen: “geef me die ketting”. Later werden nog de autosleutel en de huissleutel weggenomen. Ze waren op dat moment nog steeds met vier man. In het 112-gesprek wordt er al melding van gemaakt dat de ketting was gestolen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het onder primair tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat de verdachte zelf niets heeft weggenomen, en daarop ook niet het oogmerk had: zijn opzet was gericht op de mishandeling. Hij ging naar de woning, omdat hij ‘
een appeltje te schillen’ had met [slachtoffer 1] . Ook had hij geen (voorwaardelijk) opzet op de diefstal gepleegd door zijn mededaders: een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de drie andere, betrokken personen kan niet worden bewezen. Hij was er niet bij toen de diefstal werd gepleegd. Uit de verklaring van aangevers, in samenhang gelezen, blijkt dat persoon 4 de ketting van [slachtoffer 1] heeft afgenomen toen de verdachte de slaapkamer al uit was. Er zijn vooraf ook geen afspraken gemaakt over het wegnemen van de ketting of enig ander goed.
Voor wat betreft de subsidiair tenlastegelegde mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het steken met de schroevendraaier in het been van [slachtoffer 1] . Daarvan dient de verdachte te worden vrijgesproken, nu verdachte zelfs niet eens wist dat één van de anderen een schroevendraaier bij zich had en hij de kamer al had verlaten op het moment dat [slachtoffer 1] (door dezelfde persoon die hem ook de ketting had afgenomen) met een schroevendraaier in het been werd gestoken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aanleiding onderzoek
Op 28 april 2019 omstreeks 00:35 uur kregen de ambtenaren van de politie genaamd [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar de [adres 1] te Heerlen. Aldaar was een mishandeling of een overval in de woning gaande. In de woning waren een man en een vrouw aanwezig. Enkele minuten na de melding kwamen verbalisanten ter plaatse. De voordeur van de woning stond op een kier en het houtwerk van het deurkozijn ter hoogte van het slot was gespleten. Op de eerste verdieping van de woning lag een houten tuinpaal in de gang. De tweede deur van rechts was vernield. Er zat een groot gat in de deur. In de kamer stond een bed. Op dat bed zat [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had een bult met een wondje aan de rechterzijde van zijn hoofd en een rode plek op de rechterzijde van zijn ribbenkast. Hij had een wond aan de buitenkant van zijn rechterbovenbeen. Op zijn rechterbeen zat bloed. Het shirt dat hij droeg, was op verscheidene plekken gescheurd. Op de slaapkamervloer lag bloed.
[slachtoffer 2] deelde aan de ambtenaren mede dat vier mannen zich toegang tot de woning hadden verschaft. Deze vier personen hadden de slaapkamerdeur vernield. Vervolgens hadden ze [slachtoffer 1] mishandeld en hem gestoken met een schroevendraaier. Vervolgens had men de halsketting van [slachtoffer 1] afgenomen en was men vertrokken. [slachtoffer 1] bevestigde het verhaal van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] gaf aan dat de voordeursleutel, met daarbij de achterdeur sleutel en de sleutel van de Volkswagen Polo was weggenomen. Deze sleutels hingen aan de binnenzijde van de voordeur. [2]
Aangiften
Op 28 april 2019 deed [slachtoffer 2] aangifte. Zij verklaarde dat zij die nacht samen met [slachtoffer 1] lag te slapen in hun slaapkamer toen zij wakker werden van het geblaf van de hond. Haar vriend zag mensen voor de buitendeur staan. [slachtoffer 1] liep de trap naar beneden en opeens schreeuwden deze mensen: “we gaan je pakken”. [slachtoffer 1] kwam weer naar boven en sloot de slaapkamerdeur van de binnenkant af. [slachtoffer 2] belde 112. De mensen kwamen de woning binnen en vervolgens meteen naar boven. [slachtoffer 1] duwde tegen de slaapkamerdeur om die tegen te houden. [slachtoffer 2] hoorde veel gebonk en zat vervolgens vuisten door de deur heen komen. [slachtoffer 2] zag vier personen de slaapkamer binnen komen door het ontstane gat in de afgesloten deur. In eerste instantie twee, en daarna nog eens twee personen. Ze trapten, sloegen en staken [slachtoffer 1] . Op enig moment zijn ze weggegaan. Er waren al drie personen weg. De vierde persoon was nog in hun slaapkamer en stak [slachtoffer 1] met een schroevendraaier in zijn been.
Een van de personen droeg geen gezichtsbescherming. Deze persoon maakte ook een soort keelbeweging naar haar. [slachtoffer 2] heeft de vier personen als volgt omschreven:
Persoon 1 was de kleinste man, hij was circa 1,65 m lang. Hij droeg een zwart oogmasker en een capuchon over zijn hoofd. Hij had een licht getinte huidskleur, zwart vest, zwarte Adidas broek. Ze heeft geen haren gezien in de capuchon, zwarte handschoenen en had constant een schroevendraaier vast in de rechterhand.
Persoon 2 had geen gezichtsmasker en was circa 1,86 m lang. Hij had lichtbruin haar tot op schouders half in een knot en een kromme neus te zien vanaf de zijkant. Hij was van Turkse of gemixte buitenlandse afkomst. Hij had amandelkleurige ogen en een getinte huidskleur. Hij droeg licht grijze schoenen, kakikleurige handschoenen en een zwart vest met capuchon.
Persoon 3 had gezichtsbedekking en was circa 1.80 m, had een atletische bouw en was in het zwart gekleed. Hij droeg een joggingbroek en handschoenen.
Persoon 4 had gezichtsbedekking en was circa 1.80 m, had een atletische bouw en was in het zwart gekleed. Hij droeg een joggingbroek en handschoenen.
Persoon 1 heeft [slachtoffer 1] eenmaal geschopt. Hij maakte een steekbeweging met een schroevendraaier naar de hond, die zich eveneens in de slaapkamer bevond. Hij stak, net voordat hij de woning verliet, het slachtoffer met een schroevendraaier in het rechterbovenbeen.
Persoon 2 maakte een snijbeweging langs zijn keel terwijl hij [slachtoffer 2] aankeek.
De personen 2 t/m 4 hebben gezamenlijk op [slachtoffer 1] ingeslagen: getrapt in zijn ribben en buik, en geslagen op zijn hoofd. Een van deze personen had ook een schroevendraaier. Een van deze personen heeft [slachtoffer 1] op het hoofd gestoken met de schroevendraaier. Die drie personen die op haar vriend insloegen en intrapten, verlieten de slaapkamer via het gat in de slaapkamerdeur. [slachtoffer 2] zag dat de eerste drie één voor één door het gat van de deur naar de gang gingen. Vlak voordat de kleinste door het gat van de deur ging, zag zij dat hij [slachtoffer 1] met de schroevendraaier in het rechterbovenbeen stak.
[slachtoffer 2] denkt dat de aanval persoonlijk op [slachtoffer 1] gericht was. Toen zij [slachtoffer 1] daarmee confronteerde, zei deze dat hij degene zonder gezichtsbedekking vond lijken op iemand waar hij een akkefietje mee had gehad in de flat van zijn ex [naam] toen hij de hond kwam ophalen. Dit zou op de [adres 2] te Kerkrade zijn geweest. Dat incident zou al lang geleden hebben plaatsgevonden. Er zouden problemen zijn geweest met de relatiebreuk en [naam] had bepaalde sleutels niet willen teruggeven aan [slachtoffer 1] . [3]
Op 28 april 2019 deed [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaarde dat hij twee gezichten door het gat van de slaapkamerdeur zag komen. Een van die gezichten was van een jongen die hij herkende van een keer in een portiek in het appartementencomplex van zijn ex-vriendin, genaamd [naam] .
Deze jongen kwam door de deur heen in zijn richting en begon hem direct te slaan en te schoppen. Op enig moment hoorde hij deze jongen zeggen:
“Je zei toch houd je bek tegen mij” of zoiets. [slachtoffer 1] zag en voelde dat hij op zijn gezicht
geslagen werd. Hij voelde op dat moment wel pijn. Beiden vielen op de grond. Toen hij op de grond terechtkwam, zag en voelde hij dat hij door deze jongen geschopt en geslagen werd. Hij werd bij zijn benen en in zijn zij geschopt. Hij weet niet wie hem waar schopte maar hij
heeft die jongen hem zien schoppen. Het waren meerdere personen die hem tegelijk schoppen en sloegen. Van zijn vriendin heeft hij gehoord dat vier personen hem hebben geslagen en hem hebben geschopt. Op enig moment voelde hij stekende pijn aan zijn rechterbovenbeen en ook nog een stekende pijn op zijn hoofd boven zijn rechteroog.
Opeens stopte het slaan en schoppen en werd hij nog eens in zijn rechterzij nagetrapt en hierna voelde hij de stekende pijn in zijn bovenbeen. Hij bleef op dat moment op de grond liggen en had zijn ogen dicht. Vervolgens hoorde hij iemand zeggen: “Geef me die ketting ook” of iets in die trant en op dat moment voelde hij dat zijn 14 karaats gouden ketting afgetrokken werd van zijn hals. [4]
Letsel [slachtoffer 1]
Door een arts op de spoedeisende hulp zijn op 28 april 2019 de volgende letsels aan het lichaam van [slachtoffer 1] waargenomen: een bloeduitstorting hoofd, wondje hoofd, steekwond rechterbovenbeen 5 mm, krassen op de rug. De duur van genezing werd door de arts geschat op 2 weken. [5] Op een in het dossier opgenomen foto van het letsel van het voorhoofd van [slachtoffer 1] is een ronde verwonding zichtbaar boven het rechter oog. [6]
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met drie andere personen op 28 april 2019 aangever [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te slaan en te trappen. Hij ontkent hem met een schroevendraaier in zijn been te hebben gestoken. Hij ontkent eveneens de ketting van [slachtoffer 1] te hebben weggenomen. Er was geen vooropgezet plan om voorwerpen weg te nemen. Hij wilde slechts ‘
verhaal gaan halen’. Op het moment dat [slachtoffer 1] werd gestoken met de schroevendraaier en de ketting van [slachtoffer 1] werd weggenomen, had de verdachte de slaapkamer al door het gat in de deur verlaten. Hij heeft pas later in het dossier gelezen dat er goederen uit de woning zijn weggenomen.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar bewezen kan worden dat er die nacht voorwerpen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn gestolen, te weten een 14 karaats gouden ketting en meerdere sleutels, maar niet blijkt dat de verdachte hieraan een materiële dan wel intellectuele bijdrage van enig gewicht heeft geleverd. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte van tevoren het oogmerk had om zich die nacht iets toe te eigenen. Zijn oogmerk was erop gericht om verhaal te gaan halen bij [slachtoffer 1] , zoals de verdachte zelf heeft verklaard. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk gezien het feit dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten riepen “we gaan je pakken” en de verdachten zich, onmiddellijk na het betreden van de woning, naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben begeven, waarbij de focus van hun handelen volledig gericht was op (het mishandelen van) [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen blijkt ook niet dat de verdachte zelf iets heeft weggenomen of wist dat zijn mededaders dit van plan waren. Immers, niet kan worden vastgesteld door wie of op welk moment de sleutelbos van de binnenzijde van de voordeur is weggenomen. Het dossier laat de mogelijkheid open dat dit is gebeurd door een van de medeverdachten zonder medeweten van de verdachte. Datzelfde geldt voor de weggenomen gouden ketting. Uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, blijkt immers dat de ketting is weggenomen door de door [slachtoffer 2] als persoon 1 aangeduide verdachte, te weten de kleinste verdachte mét het oogmasker, op het moment dat de andere drie (waaronder – gezien de signalementen- de verdachte) de slaapkamer reeds hadden verlaten.
De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het volgende naar voren gekomen:
De verdachte is op zijn initiatief met drie andere personen midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan om daar ‘
verhaal te gaan halen’. De reden hiervoor was dat [slachtoffer 1] [naam] , met wie [slachtoffer 1] eerder een relatie had gehad maar die op die nacht al enige tijd de vriendin was van de verdachte, zou blijven lastigvallen. De vier mannen zijn de woning binnengedrongen en hebben de deur van de in allerijl afgesloten slaapkamer, waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, ingetrapt/-geslagen. Daarna zijn ze door het gat de slaapkamer binnengedrongen. Daar hebben ze [slachtoffer 1] geslagen en getrapt.
Twee van de vier verdachten hadden een schroevendraaier in hun handen. Door [slachtoffer 2] is verklaard dat door de kleinste verdachte (persoon 1) een stekende beweging is gemaakt met de schroevendraaier naar de zich in de slaapkamer bevindende hond en dat [slachtoffer 1] door een van de drie andere verdachten met een schroevendraaier op het voorhoofd is gestoken. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat dit steken moet hebben plaatsgevonden op het moment dat alle vier de verdachten in de slaapkamer aanwezig waren en er door meerdere personen tegelijk, waaronder ook de verdachte, geweld werd uitgeoefend op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op enig moment een stekende beweging voelde op zijn hoofd boven zijn rechteroog en op een zich in het dossier bevindende letselfoto is ook een ronde verwonding zichtbaar, welke verwonding naar het oordeel van de rechtbank past bij het steken met een schroevendraaier op het voorhoofd van [slachtoffer 1] . Toen de verdachte al door het gat in de deur naar buiten was gekropen, is [slachtoffer 1] door een medeverdachte nogmaals gestoken, ditmaal in zijn bovenbeen.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij bij de personen die hij naar de woning had meegenomen geen schroevendraaiers heeft gezien, acht de rechtbank, gelet op het feit dat twee van de vier verdachten die schroevendraaier duidelijk zichtbaar in hun handen hielden toen de vier verdachten gezamenlijk de slaapkamer betraden, de kleine ruimte waarin de mishandeling van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, het feit dat er ook een stekende beweging met de schroevendraaier is gemaakt én het feit dat het steken met de schroevendraaier op het voorhoofd van [slachtoffer 1] moet hebben plaatsgevonden op het moment dat er door meerdere personen, waaronder de verdachte, geweld werd uitgeoefend op [slachtoffer 1] , ongeloofwaardig. Als er al, in het voordeel van de verdachte, van uit wordt gegaan dat de verdacht niet een van de twee personen was met de schroevendraaier, welke mogelijkheid het dossier overigens openlaat, dan kan een en ander de verdachte niet zijn ontgaan. De verdachte moet dit dus hebben gezien, maar heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van het gebruik van een of meer schroevendraaiers bij de geweldplegingen, en heeft dit ook niet proberen te voorkomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere betrokken indringers ook het steken in het bovenbeen van [slachtoffer 1] omvat. Weliswaar is er geen gezamenlijke uitvoering bij het steken in het been geweest (de verdachte had immers toen de slaapkamer al verlaten), maar de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze bijdrage moet worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat door de verdachte alle aan hem tenlastegelegde geweldshandelingen door hem werden mede gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
subsidiair
op 28 april 2019 in de gemeente Heerlen met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan en te schoppen en met een schroevendraaier te steken in het been.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
medeplegen van mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit in geval van een eventueel tegen de verdachte uit te spreken gevangenisstraf heeft bepleit bij een onverhoopte bewezenverklaring aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel in duur het reeds ondergane voorarrest niet overstijgt.
In dat verband heeft de raadsman verzocht te letten op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de bereidheid van de verdachte om daarnaast een werkstraf te accepteren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is midden in de nacht samen met drie anderen met geweld de woning en de slaapkamer van [slachtoffer 1] binnengedrongen om hem een lesje te leren. Terwijl zijn vriendin machteloos moest toezien, is [slachtoffer 1] vervolgens door de vier mannen mishandeld.
Dit incident heeft een enorme impact gehad op [slachtoffer 1] , zoals blijkt uit zijn slachtofferverklaring. Tijdens de mishandeling stond [slachtoffer 1] doodsangsten uit.
Uit deze slachtofferverklaring blijkt voorts dat hij zich lange tijd niet meer veilig heeft gevoeld en dat hij en [slachtoffer 2] meteen na het incident de huur van deze woning hebben opgezegd en zijn gestopt met werken. [slachtoffer 1] is na het incident lang te bang geweest om naar buiten te gaan en heeft nog steeds last van angsten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2022, de verdachte betreffende, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en sedertdien niet meer met justitie of de politie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft ook gelet op het advies van 22 maart 2022 van [naam reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland
.Daarin staat beschreven dat er geen problemen zijn op de diverse leefgebieden. De verdachte heeft de zorg over zijn zestienjarig broertje, omdat hun moeder naar Oostenrijk is verhuisd. De reclassering acht interventies of toezicht niet meer nodig. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is geschonden, en dat de overschrijding van die termijn verdisconteerd moet worden in de strafoplegging.
In de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie aan de redelijke termijn heeft gegeven, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop de verdachte door de politie aangehouden, te weten op 28 april 2019, en hij in verzekering werd gesteld.
Tussen die datum en de datum van dit vonnis - 20 april 2022 - ligt een periode van
bijna 3 jaar. Deze overschrijding valt aan de verdediging niet te verwijten.
In beginsel acht de rechtbank voor het bewezenverklaarde en strafbare feit, gelet op de ernst, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Gelet op de genoemde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter kiezen voor een andere strafmodaliteit, en de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest opleggen, aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 140 dagen, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee, gezien de ernst van het feit, niet kan worden verstaan en dat daarnaast een taakstraf dient te worden opgelegd voor de maximale duur van 240 uur.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich door het indienen van een vordering tot de vergoeding van zijn schade als benadeelde partij gesteld in het strafgeding. Hij vordert vergoeding van € 12.450,25. Dit bedrag bestaat uit € 4.950,25 wegens materiële schade en € 7.500,00 wegens immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer 1] de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen over de periode vanaf 28 april 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich door het indienen van een vordering tot de vergoeding van haar schade als benadeelde partij gesteld in het strafgeding. Zij vordert vergoeding van € 2.500,00 wegens immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer 2] wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen over de periode vanaf 28 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor de volledig aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toe te wijzen bedragen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] moet worden afgewezen voor zover een vergoeding wordt gevorderd van de schade door het verlies van de halsketting en van de schade door de aan de woning aangerichte vernielingen. De diefstal van de halsketting en de vernielingen aan de woning zijn in de subsidiaire variant niet tenlastegelegd, zodat het geen schade betreft die in een rechtstreeks verband staat met het strafbare feit. De schatting van de immateriële schade dient te worden gematigd.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
In het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde zijn geen handelingen beschreven die aan [slachtoffer 2] schade hebben toegebracht. [slachtoffer 2] moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel moet haar vordering worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Rechtstreekse schade
De benadeelde partij is rechtstreeks slachtoffer van de bewezenverklaarde mishandeling. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering.
Materiële schade
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft onder andere materiële schade gevorderd. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
verlies ketting door diefstal: 4.137,25 euro
schade woning 428,00 euro
eigen risico 385,00 ambulance
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot de post 385,00 eigen risico ambulance. Deze post is voldoende onderbouwd en ligt voor toewijzing gereed.
Het is niet aan de rechtbank gebleken dat de schade bestaande uit de beschadigingen aan de woning en het verlies van de halsketting rechtstreeks door het bewezenverklaarde is veroorzaakt. De rechtbank moet [slachtoffer 1] , in zoverre zijn vordering ziet op een vergoeding van de daardoor geleden schade niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft tevens immateriële schade gevorderd, door hem begroot opeen bedrag van € 7.500,-.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Het is een ervaringsregel dat feiten als het bewezenverklaarde, zeker indien daarbij – zoals in dit geval – ook lichamelijk letsel wordt opgelopen, bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang veroorzaken. De rechtbank begroot de schade thans naar billijkheid op een bedrag van € 3.000,--. De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor het overige gedeelte van zijn vordering ter zake zijn immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van
€ 3.385,00. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen over de termijn vanaf 28 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag te betalen van € 3.385,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 28 april 2019 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 43 dagen.
[slachtoffer 2]
Ingevolge artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich als benadeelde partij voegen in het strafproces. Het vereiste van ‘rechtstreekse schade’ houdt in dat er voldoende verband moet bestaan tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade. (HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256.) Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Bij gebrek aan wettelijke grondslag voor de vordering van immateriële schade zal de rechtbank [slachtoffer 2] hierin niet-ontvankelijk verklaren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; ;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair aan de verdachte tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte voor de duur van 140 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die wordt gesteld op een termijn van twee jaren, zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] :
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van 3.385,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 28 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer 1] tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de [slachtoffer 1] in zijn vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1] van een bedrag van 3.385,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op 43 dagen; verstaat dat de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 2] :
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt [slachtoffer 2] in de proceskosten, aan de zijde van de verdachte tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 april 2019, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (te weten (ongeveer) tussen 00.30 uur en 01.00 uur), in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ketting en/of een autosleutel en/of een huissleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (al dan niet gemaskerd)
- ( met geweld) de voordeur te verbreken en/of (vervolgens)
- een woning, gelegen aan de [adres 1] te Heerlen, binnen te dringen en/of (vervolgens)
- een gat/opening in een (afgesloten) (slaapkamer)deur te slaan en/of trappen en/of (vervolgens)
- een slaapkamer binnen te dringen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] te trappen en/of schoppen en/of stompen en/of slaan en/of (vervolgens)
- een snijdende beweging met een vinger langs de keel richting die [slachtoffer 2] te maken en/of (vervolgens)
- stekende bewegingen met (een) schroevendraaier(s) te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een hond en/of (vervolgens)
- met een schroevendraaier in een been van die [slachtoffer 1] te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 april 2019 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
hem meermalen te slaan en/of te schoppen en/of met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, te steken in het been.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg district Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R019053, gesloten d.d. 15 november 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 263.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2019, pag. 13 en 14.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 28 april 2019, pag. 27 tot en met 33.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 28 april 2019, pag. 49.
5.De geneeskundige verklaring d.d. 11 mei 2019, pag. 140.
6.Het proces-verbaal letsel slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2019, pag. 132.