Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De gronden van het verzoek
3.De reactie van de rechter
4.De beoordeling
.Daarvan is hier geen sprake.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 20 januari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. P.H. Broier, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker had op 3 november 2021 een voorwaardelijk verzoek tot wraking ingediend, omdat hij meende dat de rechter niet tijdig een voldoende gemotiveerde beslissing had genomen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking ongegrond is, omdat de rechter niet binnen de gestelde termijn een beslissing had hoeven nemen en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter.
De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat verzoeker in een korte periode tweemaal kansloze wrakingsverzoeken had ingediend, wat aanleiding gaf om de misbruikbepaling van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren. Dit betekent dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters van de meervoudige kamer die belast zijn met de behandeling van wrakingszaken.