Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 14,
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot niet
- de conclusie van antwoord in het incident.
2.De feiten2.1. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] is de moeder van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] . De overleden echtgenoot van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en vader van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] (hierna: “vader”) heeft samen met [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] een vennootschap onder firma geëxploiteerd, genaamd [naam vof] ., zijnde een pension en horecagelegenheid (hierna: “de vof“). Ten behoeve van deze samenwerking is een vof-overeenkomst gesloten (productie 2 bij dagvaarding).
3.Het geschil
1. aan haar te betalen een bedrag ad € 266.044,65, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW berekend 9 november 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;