Overwegingen
Aanvraag en besluitvorming
1. Op 17 april 2019 heeft verweerder een aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning voor wijziging van de brandcompartimentering van het pand op de locatie [adres] te [plaats] . De aanvraag is ingediend namens ‘ [naam vof] ’, als eigenaar van het perceel, door een gemachtigde architect. Bij brief van 7 mei 2019 heeft verweerder onder meer gevraagd naar een machtiging. Bij emailbericht van 29 mei 2019 is de brief van 7 mei 2019 beantwoord en is, blijkens de tekst, een machtigingsformulier bijgevoegd dat zich echter niet in het dossier bevindt. Op 15 mei 2019 heeft verweerder het ondernemersplan voor [naam vof] te [plaats] ontvangen ten behoeve van de exploitatie.
2. Bij het primaire besluit, toegestuurd aan de gemachtigde architect, is de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd op de grond dat de verbouwde locatie gebruikt gaat worden voor huisvesting van arbeidsmigranten, wat volgens verweerder in strijd is met bestemmingsplan ‘Buitengebied 2018’, althans met een voorbereidingsbesluit van 16 april 2019. Door [eiser sub 2] en [eiser sub 4] , mede namens Smitjesland Lent B.V., is bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dat bezwaar gegrond verklaard en opnieuw de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd, onder toekenning van een proceskostenvergoeding. De omgevingsvergunning is daarbij met een andere motivering geweigerd, namelijk op de grond dat het voorgenomen gebruik in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan ‘Parapluherziening nachtverblijf binnen horeca en gemengd’, vastgesteld op 28 juli 2020.
3. Met het nieuwe besluit van 19 januari 2021 heeft verweerder het bestreden besluit van 17 september 2020 ingetrokken en opnieuw besloten op het bezwaar tegen het primaire besluit. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de aanvraag is ingediend door de [naam vof] en dat [eiser sub 2] , [eiser sub 4] en Smitjesland Lent B.V niet zijn aan te merken als belanghebbenden bij de weigering de omgevingsvergunning te verlenen. Voor zover de aanvullende bezwaargronden ook namens [eiser sub 3] zijn ingediend, heeft verweerder het bezwaar (van [eiser sub 3] ) niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de termijn van zes weken na bekendmaking van het primaire besluit waarin het bezwaarschrift ingediend had moeten worden.
4. Nu het bestreden besluit van 17 september 2020 is ingetrokken, is het beroep daartegen wegens verval van procesbelang niet-ontvankelijk.
Het nieuwe besluit op bezwaar
5. Over het beroep gericht tegen het nieuwe besluit op bezwaar, overweegt de rechtbank als volgt.
6. De rechtbank stelt wat betreft de hoedanigheid van eisers het volgende vast. Smitjesland Lent B.V. is de huidige eigenaar van het pand. Smitjesland Lent B.V. heeft het pand op 27 maart 2019 gekocht van [eiser sub 5] . [eiser sub 2] is bestuurder van [naam bv] , welke Beheer B.V. op zijn beurt bestuurder is van Smitjesland Lent B.V. Smitjesland Lent B.V., [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] werken (sinds 3 juni 2019) blijkens een samenwerkingsovereenkomst, anders dan in de vorm van een rechtspersoon of andere officiële samenwerkingsvorm, samen bij de exploitatie van [naam vof] onder de naam van Smitjesland Lent B.V. De hostellerie werd voorheen geëxploiteerd door de [naam vof] , die op 8 januari 2019 failliet is verklaard.
7. Het beroep van [eiser sub 5] is niet-ontvankelijk omdat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Daarom staat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de weg aan ontvankelijkheid van zijn beroep. Over het beroep van de overige eisers overweegt de rechtbank als volgt.
8. De rechtbank ziet zich geplaatst voor beantwoording van de vraag of verweerder terecht het bezwaar tegen het primaire besluit alsnog niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarvoor is in de eerste plaats van belang door of namens wie de aanvraag om een omgevingsvergunning voor wijziging van de brandcompartimentering van het betrokken pand is ingediend. Verweerder is van mening dat de voorheen exploiterende VOF de aanvrager van de vergunning is, omdat het aanvraagformulier melding maakt van de naam van die VOF met een vermelding van het KvK-nummer van die VOF. Eisers zijn het daarmee niet eens omdat de VOF per 8 januari 2019, dus voor de datum van de aanvraag, al in staat van faillissement is verklaard en deze informatie ook bij verweerder bekend was. Eisers zijn van mening dat de aanvraag is ingediend door de eigenaren van het pand en degenen die voornemens zijn om de hostellerie te gaan exploiteren. Daartoe hebben zij verwezen naar de koopovereenkomst die tussen [eiser sub 5] en Smitjesland Lent B.V. tot stand is gekomen en op 27 maart 2019 door beide partijen is ondertekend. Daarmee is de onroerende zaak in eigendom overgedragen met alle daarbij behorende rechten en aanspraken die verkoper ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden. De levering heeft plaatsgevonden op 21 juni 2019. Voor de exploitatie van de onderneming is verder een samenwerkingsovereenkomst tussen verkoper [eiser sub 5] , koper Smitjesland Lent B.V., [eiser sub 4] en [eiser sub 3] ondertekend op 3 juni 2019. Het pand is door Smitjesland Lent B.V. en de exploitanten in maart 2019 in gebruik genomen en vanaf 1 april 2019 is er logiesverblijf aangeboden. Volgens eisers is de aanvraag ingediend door de architect als gemachtigde van de eigenaar. Per abuis is de failliete VOF en haar KvK nummer in de aanvraag vermeld, maar het had verweerder duidelijk moeten zijn dat de aanvraag niet namens de VOF was ingediend. Op 15 mei 2019 is een ondernemersplan bij verweerder ingediend, waaruit de samenwerking tussen eisers blijkt, alsmede de handelsnaam van de voorgenomen exploitatie onder de naam ‘ [naam vof] ’.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanvraag om omgevingsvergunning ingediend namens de eigenaar van ‘ [naam vof] ’. Op het moment van de aanvraag was dat [eiser sub 5] (tot datum levering van het onroerend goed) en daarna, en dus ten tijde van het primaire besluit, als rechtsopvolger Smitjesland Lent B.V. De samenwerkingsovereenkomst en het ondernemersplan brengen geen wijziging in de eigendomsverhouding en hebben daarmee dus geen invloed op wie als eigenaar, en daarmee als aanvrager, kan worden aangemerkt. Dat de exploitatie op grond van die overeenkomst en het plan in handen is gekomen van eisers gezamenlijk, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat eisers gezamenlijk ook als aanvrager(s) kunnen worden aangemerkt. Dat geldt overigens ook voor [eiser sub 5] , die ten tijde van de aanvraag eigenaar was, maar ten tijde van het primaire besluit niet meer. Hij heeft door de overdracht van de onroerende zaak zijn status van eigenaar, en dus ook van belanghebbend aanvrager, verloren en daaraan veranderen de samenwerkingsovereenkomst en het ondernemersplan niets.
De vermelding van de VOF en haar KvK-nummer is verwarrend geweest, maar heeft gelet op de communicatie die vervolgens steeds en uitsluitend heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers van Smitjesland Lent B.V. als eigenaar, dan wel exploitanten die op grond van de samenwerkingsovereenkomst of het ondernemersplan aan Smitjesland Lent B.V. konden worden gelinkt, er niet toe hoeven leiden dat verweerder niet heeft geweten wie (opvolgend) achter de aanvraag van 17 april 2019 zat. In elk geval is op geen enkel moment aannemelijk geweest dat de VOF, die sinds 8 januari 2019 in staat van faillissement verkeerde, de aanvraag heeft ingediend. De VOF is geen eigenaar (geweest), en de vennoten evenmin, en heeft zich beperkt tot de exploitatie van het pand op een andere wijze dan voorzien door eisers. De VOF en de vennoten waren sinds het faillissement geheel buiten beeld en dit had verweerder ook kunnen weten. Opgemerkt zij ook dat verweerder kennelijk aanvankelijk, zelfs tot en met het eerste besluit op bezwaar, nimmer in het duister heeft getast over wie de aanvraag heeft ingediend, namelijk de eigenaar van de onroerende zaak. En mocht die vraag zijn opgekomen dan had het op de weg van verweerder gelegen daar in een eerder stadium vragen over te stellen.
10. Het primaire besluit is gericht aan en gestuurd naar de gemachtigde architect. Het bezwaarschrift is door [eiser sub 2] en [eiser sub 4] , mede namens Smitjesland Lent B.V., ingediend. Met het nieuwe besluit op bezwaar zijn de indieners van het bezwaarschrift door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen belang hebben bij een door de VOF aangevraagde omgevingsvergunning en is [eiser sub 3] niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
11. Nu de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat als aanvrager de eigenaar van de betreffende onroerende zaak moet worden aangemerkt, en gelet op het feit dat dit ten tijde van de aanvraag [eiser sub 5] was en ten tijde van het primaire besluit (opvolgend) Smitjesland Lent B.V., is het bezwaar voor zover ingediend door laatstgenoemde ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Smitjesland Lent B.V. is als opvolgend eigenaar in de rechten en plichten van de vorige eigenaar getreden en heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank ook de aanvraag overgenomen (met de daarbij behorende procedure en rechtsbeschermingsmogelijkheden) en is daarmee degene aan wie het primaire besluit geacht moet worden te zijn gericht.In zoverre slaagt het beroep van Smitjesland Lent B.V. en dient het nieuwe besluit op bezwaar van 19 januari 2021 te worden vernietigd.
12. Voor zover het bezwaarschrift door [eiser sub 4] is ingediend, is dat terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat het primaire besluit is genomen ten aanzien van de eigenaar en [eiser sub 4] niet als eigenaar kan worden aangemerkt. Dat hij mede-exploitant is maakt hem nog niet tot direct belanghebbende bij het primaire besluit. Verder is de rechtbank niet gebleken dat [eiser sub 4] is opgetreden als vertegenwoordiger van de eigenaar. Het beroep van [eiser sub 4] slaagt daarom niet.
13. Voor zover het bezwaarschrift door [eiser sub 2] is ingediend, is hij naar het oordeel van de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat ook [eiser sub 2] niet als eigenaar kan worden aangemerkt, althans niet op persoonlijke titel. De rechtbank is niet gebleken dat [eiser sub 2] als indiener van het bezwaarschrift heeft gehandeld als vertegenwoordiger van Smitjesland Lent B.V.. Bovendien kan [eiser sub 2] , als indirect bestuurder, niet als direct belanghebbende bij een ten aanzien van Smitjesland Lent B.V. genomen besluit worden aangemerkt nu ook Smitjesland Lent B.V. zelf bezwaar heeft gemaakt.Het beroep van [eiser sub 2] slaagt evenmin.
14. Het beroep [eiser sub 3] slaagt niet omdat verweerder terecht zijn bezwaar, dat is ingediend na de bezwaartermijn van zes weken, niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege termijnoverschrijding.
15. Het beroep tegen het bestreden besluit van 17 september 2020 is niet-ontvankelijk vanwege het verval van procesbelang.
16. Het beroep van [eiser sub 5] tegen het nieuwe besluit op bezwaar van 19 januari 2021 is niet-ontvankelijk.
17. Het beroep van Smitjesland Lent B.V. tegen het nieuwe besluit op bezwaar van 19 januari 2021 is gegrond en de rechtbank vernietigt dat besluit voor zover daarbij het bezwaar van Smitjesland Lent B.V. niet-ontvankelijk is verklaard.
18. De beroepen van [eiser sub 2] , [eiser sub 4] en [eiser sub 3] tegen het nieuwe besluit op bezwaar van 19 januari 2021 zijn ongegrond.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding in het kader van finale geschilbeslechting het materiële geschil tussen partijen te beoordelen omdat deze zaak uiteindelijk alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar, en er geen inhoudelijk standpunt van verweerder (meer) voor ligt. De rechtbank draagt verweerder op om binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van Smitjesland Lent B.V.
20. Omdat de rechtbank het beroep (gedeeltelijk) gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 17 september 2020 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van [eiser sub 5] tegen het besluit op bezwaar van 19 januari 2021 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van Smitjesland Lent B.V. tegen het besluit op bezwaar van 19 januari 2021 gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 januari 2021 voor zover daarbij het bezwaar van Smitjesland Lent B.V. niet-ontvankelijk is verklaard;
- verklaart de beroepen van [eiser sub 2] , [eiser sub 4] en [eiser sub 3] tegen het besluit op bezwaar van 19 januari 2021 ongegrond;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van Smitjesland Lent B.V. met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2022
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 4 maart 2022