8.2.2Door openbaarmaking van alle genoemde onleesbaar gemaakte bedragen te weigeren om onevenredig nadeel te voorkomen, terwijl niet blijkt dat het nodig is om openbaarmaking van alle genoemde onleesbaar gemaakte bedragen te weigeren om dat onevenredig nadeel te voorkomen, heeft verweerder bij het nemen van het bestreden besluit in zoverre ook niet zorgvuldig genoeg en daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb gehandeld.
Beroepsgrond 3 slaagt daarom ook.
9. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit voor een deel vernietigen. De rechtbank zal verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak en in het bijzonder rechtsoverweging 10 van deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak in de plaats van het vernietigde deel van het bestreden besluit een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank gaat niet mee in de door eiser gevraagde termijn van vier weken, omdat een gedegen nieuw besluit moet kunnen worden genomen, de nieuwe beslissing enige tijd zal kosten en verweerder in (een deel van) de te geven termijn niet alleen nog één ander nieuw besluit zal moeten (kunnen) nemen, maar ook nog de drie besluiten waartoe de rechtbank verweerder opdracht heeft gegeven bij haar uitspraken van 21 februari 2022 (ROE 20/1324, ROE 20/1811 en ROE 20/2299). De rechtbank gaat aan haar uitspraak geen dwangsom verbinden, zoals eiser haar gevraagd heeft. Zij gaat ervan uit dat zij verweerder met het verbinden van een dwangsom aan elk van de drie eerdere uitspraken voldoende duidelijk heeft gemaakt dat verweerder op tijd opnieuw moet beslissen.
Opdracht tot het nemen van een nieuw besluit
10. Verweerder dient:
- inzichtelijk te maken hoe en waar hij in dossiers en op andere plaatsen naar stukken heeft gezocht en dat hij naar in openbaargemaakte stukken specifiek genoemde stukken heeft gezocht. Dit met inachtneming van rechtsoverwegingen 7.2.1 en 7.2.2. Verweerder hoeft geen onderzoek meer te doen naar stukken met de WOZ-waarde van het pand in 2010, omdat eiser ter zitting heeft gezegd dat “2010 klaar is” met het verstrekken van die WOZ-waarde in het verweerschrift;
- kenbaar te motiveren waarom stukken die hij niet (meer) heeft niet (meer) bij hem berusten. Als het om stukken gaat die nog bij verweerder hadden moeten berusten op het moment waarop het Wob-verzoek is gedaan, dient verweerder al het mogelijke te doen om deze stukken te achterhalen. Hij dient ook inzichtelijk te maken dat hij dat in die gevallen gedaan heeft. Dit alles met inachtneming van rechtsoverwegingen 7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3;
- ten aanzien van stukken die hij alsnog aantreft te beoordelen of hij deze stukken openbaar mag maken en zijn beoordeling en onderliggende motivering kenbaar te maken;
- in te gaan op het standpunt van eiser dat bijlage 2 bij het collegevoorstel van
6 december 2011, die onleesbaar is gemaakt, openbaar kan worden gemaakt en zijn beoordeling en onderliggende motivering kenbaar te maken;
- de openbaarmaking van bedragen in openbaargemaakte taxatierapporten en het meergenoemde collegevoorstel van 6 december 2011opnieuw te beoordelen en zijn beoordeling en onderliggende motivering kenbaar te maken. Dit met inachtneming van de rechtsoverwegingen 8.2.1 en 8.2.2;
- met inachtneming van rechtsoverweging 6.2.3 te onderzoeken of hij de genoemde notitie en notulen geanonimiseerd openbaar kan maken. Als verweerder zich op het standpunt stelt dat dit niet kan, dient hij dit kenbaar te motiveren en
- de openbaarmaking van het meergenoemde agendapunt opnieuw te beoordelen, zijn beoordeling en onderliggende motivering kenbaar te maken of het agendapunt openbaar te maken. Dit met inachtneming van rechtsoverweging 6.2.5.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
11. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, gaat de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen.
Overschrijding van de redelijke termijn
13. In de zaak met zaaknummer ROE 20/111 waarin de rechtbank ook vandaag uitspraak doet, heeft zij de Staat der Nederlanden (de minister voor Rechtsbescherming) veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan eiser wegens geleden immateriële schade in de vorm van spanning en frustratie door overschrijding van de redelijke termijn met bijna zes maanden. Eiser heeft in die zaak om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn verzocht.
14. In geval de redelijke termijn verloopt nadat de eerste uitspraaktermijn is verlopen, beoordeelt de rechtbank ambtshalve of de betrokkene recht heeft op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. In de voorliggende zaak doet zich de situatie voor dat de redelijke termijn met ongeveer een maand is verlopen.
15. De zaak met zaaknummer ROE 20/111 en de voorliggende zaak zijn op dezelfde zitting behandeld. Beide zaken gaan over het openbaar maken van stukken op grond van de Wob om, kortgezegd, inzicht te krijgen in overheidshandelen. In beide zaken is de redelijke termijn in de beroepsprocedure overschreden. Onder deze omstandigheden doet zich de situatie voor dat voor deze zaken samen maar één keer het schadevergoedingstarief geldt van € 500,00 per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden, omdat ervan uit moet worden gegaan dat éénmaal sprake is van spanning en frustratie wegens de lange duur van beide procedures.De rechtbank is niet gebleken dat de beroepsprocedure over de voorliggende zaak extra spanning en frustratie bij eiser heeft veroorzaakt, zodat zij van voornoemd uitgangspunt uitgaat. Nu de overschrijding van de redelijke termijn in deze procedure niet zes maanden of meer is, is de schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in deze procedure vergoed met de in de uitspraak met zaaknummer 20/111 toegekende schadevergoeding van € 500,00. De rechtbank ziet daarom in deze procedure geen aanleiding eiser een schadevergoeding toe te kennen wegens overschrijding van de redelijke termijn.