10.5.Ingevolge artikel 5:37, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom, alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom.
11. Verweerder heeft na de zitting van 1 oktober 2021 verbeuringsbrieven aan eiseressen toegezonden, waaruit blijkt dat voor de recreatiewoningen [perceel 1] en [perceel 2] het maximum aan te verbeuren dwangsommen is bereikt. De laatste verbeuringsbrief dateert van 6 november 2019. Ten aanzien van recreatiewoning [perceel 3] is op 3 oktober 2019 één verbeuringsbrief verzonden, waarin is vastgesteld door verweerder dat een dwangsom van € 1.800,00 is verbeurd omdat uit de controle van 25 september 2019 is gebleken dat arbeidsmigranten in de recreatiewoning waren gehuisvest. Verder is door verweerder bevestigd dat er geen verdere overtredingen meer zijn geconstateerd en dat er geen verbeuringsbrieven meer zijn gestuurd. Ten aanzien van de verbeurde dwangsommen zijn nooit invorderingsbesluiten genomen.
12. De rechtbank overweegt dat artikel 5:35, tweede lid, van de Awb met ingang van
1 april 2021 in werking is getreden en dat voor dit artikel geen specifiek overgangsrecht is vastgesteld. Nu dat artikel geen terugwerkende kracht heeft, was de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen voor de recreatiewoningen [perceel 1] , [perceel 2] en [perceel 3] verjaard. Invordering van die verbeurde dwangsommen is niet meer mogelijk, omdat het college daartoe op grond van artikel 5:35 van de Awb, zoals dat destijds luidde, niet meer bevoegd is. Nu invordering van de verbeurde dwangsommen niet meer mogelijk is wegens de verjaring van de bevoegdheid daartoe, kan in zoverre geen uitvoering meer worden gegeven aan de bestreden besluiten. Eiseressen hebben derhalve geen belang meer bij het inhoudelijk beoordelen van hun beroep voor zover dat is gericht tegen de bij de bestreden besluiten gehandhaafde lasten onder dwangsom die zien op strijdig gebruik van de recreatiewoningen [perceel 1] en [perceel 2] . Eiseressen hebben wel nog belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de aan hen opgelegde lasten onder dwangsom ten aanzien van de recreatiewoning [perceel 3] omdat voor deze woning het maximum aan dwangsommen nog niet is verbeurd. Omdat de lasten zien op beëindigd houden van de overtreding, kan verweerder alsnog controleren of eiseressen de aan hen opgelegde last hebben overtreden en tot invordering van verbeurde dwangsommen overgaan.
13. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om ondanks de verjaring een principiële uitspraak te doen over de vraag of hij zich ook ten aanzien van de overige recreatiewoningen ( [perceel 1] en [perceel 2] ) terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseressen het in hun macht hebben de overtreding(en) te beëindigen. De rechtbank ziet daarvoor geen mogelijkheid. Omdat eiseressen ten aanzien van de hiervoor bedoelde dwangsombesluiten geen procesbelang meer hebben, zijn hun beroepen in zoverre niet-ontvankelijk en komt de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen niet toe. De wens van verweerder om een principiële uitspraak te verkrijgen, is onvoldoende om procesbelang aan de zijde van eiseressen aan te nemen.
14. De beroepen voor zover gericht tegen de bij de bestreden besluiten gehandhaafde lasten onder dwangsom voor zover die betrekking hebben op de recreatiewoningen [perceel 1] en [perceel 2] zijn niet-ontvankelijk en worden dan ook niet inhoudelijk behandeld. Hierna gaat de rechtbank in op de beoordeling van de beroepsgronden van eiseressen tegen de bij de bestreden besluiten gehandhaafde lasten onder dwangsom ten aanzien van de recreatiewoning [perceel 3] op kadastraal perceel gemeente Meijel [nummer 1] .
Juridisch kader voor de inhoudelijke beoordeling
15. Ingevolge artikel 5:31d van de Awb wordt onder last onder dwangsom verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, van de Awb wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 5.1, tweede lid, van de Awb wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Is sprake van een overtreding?
16. De rechtbank overweegt dat uit de inspectierapporten, die bij het voornemen om handhavend op te treden zijn gevoegd, blijkt dat toezichthouders diverse malen hebben geconstateerd dat de recreatiewoning [perceel 3] (hierna: de recreatiewoning) opnieuw is gebruikt voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Nadat het maximum aan dwangsommen voor deze recreatiewoning, opgelegd bij besluit van 22 december 2017, was verbeurd, hebben toezichthouders onder meer tijdens de 22e dwangsomcontrole op 20 juni 2019 geconstateerd dat de recreatiewoning opnieuw door Poolse arbeidsmigranten werd bewoond. De vier Poolse personen die in de woning verbleven en werkzaam waren voor [naam bedrijf 3] , hadden een huurovereenkomst gesloten met [naam bedrijf 2] uit Nuenen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit een overtreding van artikel 4.4.1, aanhef en onder g, van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “2e Reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied: Stille Wille en Beringerzand” (hierna: het bestemmingsplan) oplevert. Verweerder was daarom bevoegd daartegen handhavend op te treden.
Zijn eiseressen overtreders die het in hun macht hebben om de overtreding te beëindigen?
17. Uit onder meer de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2018 (ECLI:NL:RVD:2018:2804) volgt dat eerst moet worden vastgesteld of degene aan wie een last onder dwangsom is opgelegd, overtreder is. Zoals de Afdeling in onder meer de uitspraak van 19 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1053) heeft overwogen is overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en dus als overtreder worden aangemerkt. Ook een rechtspersoon kan een overtreding begaan. Daarbij is van belang dat, zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 9 januari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BY7996), van de eigenaar van panden die worden verhuurd, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het verhuurde pand wordt gemaakt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand, dient de eigenaar aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand aldus werd gebruikt. Nadat is vastgesteld wie overtreder is, komt de vraag aan de orde of deze het in zijn of haar macht heeft de overtreding te beëindigen, omdat alleen in dat geval een last onder dwangsom mag worden opgelegd. 18. De rechtbank stelt vast dat de Afdeling in de eerder genoemde uitspraak van 9 september 2020 naar aanleiding van een eerder aan eiseressen opgelegde last onder dwangsom ter zake van het strijdig gebruik van deze recreatiewoning heeft overwogen dat Stille Wille terecht als overtreder is aangemerkt, maar dat ten onrechte is aangenomen dat Stille Wille het in haar macht had de overtreding te beëindigen omdat Stille Wille noch (bloot) eigenaar van onderhavig perceel is, noch een recht van opstal heeft. [eiseres 2] heeft in die procedure niet betwist dat zij als overtreder kon worden aangemerkt die het in haar macht heeft de overtreding te beëindigen. De rechtbank volgt de gemachtigde van eiseressen niet in diens betoog dat de rechtbank aan de eerdere uitspraak van de Afdeling is gebonden omdat in die procedure een soortgelijke rechtsvraag aan de orde was. Thans ligt een nieuw besluit ter beoordeling voor en de uitspraak van de Afdeling is niet bindend in de onderhavige procedure.
De kadastrale en notariële gegevens
19. Na de behandeling van de beroepen ter zitting heeft de rechtbank desgevraagd notariële aktes ontvangen die onder meer betrekking hebben op het kadastrale perceel [nummer 1] , waarop de recreatiewoning [perceel 3] is gebouwd (het perceel). Uit de kadastrale gegevens en de notariële akte van 13 oktober 2017 ‘tot vestiging van het recht van ondererfpacht en het recht van opstal/rangwisseling’ met nummer [nummer 2] , die op 30 oktober 2017 onder dat nummer in het register Onroerende Zaken is ingeschreven, blijkt dat er een recht van ondererfpacht is gevestigd op het perceel en een daarvan afhankelijk (onder)opstalrecht ten behoeve van [naam 1] , [naam 2] en [eiseres 2] ieder voor een derde deel. De eigendom van het perceel berust bij [naam 3] en [naam 4] (inmiddels: de erven van [naam 4] ). Dat eigendomsrecht is belast met een recht van erfpacht en opstal van Stille Wille. Het recht van ondererfpacht is door Stille Wille als ondererfverpachter gevestigd onder de in de akte vermelde bepalingen waaronder de voorwaarde dat de ondererfpachter het perceel gebruikt voor recreatiedoeleinden.
20. Het recht van ondererfpacht is gevestigd onder de Algemene Bepalingen voor de vestiging van de zakelijke rechten van erfpacht en opstal en de exploitatie door Bungalowpark “De Stille Wille Meijel B.V.’ (hierna: AB), welke bepalingen uitdrukkelijk zijn opgelegd aan de ondererfpachters en door deze uitdrukkelijk zijn aanvaard. Uit deze AB volgen onderstaande verplichtingen (waarbij gelet op voorgaande uitdrukkelijke oplegging van deze verplichtingen ook aan de ondererfpachters (en onderopstallers), voor ‘erfpachter’ en ‘opstalhouder’ telkens ook gelezen moet worden ‘ondererfpachter’ en ‘onderopstalhouder’).