ECLI:NL:RBLIM:2022:130

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
9560109 AZ VERZ 21-172
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren en verwijtbaar handelen afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Linssen Yachts IV B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Linssen Yachts verzocht om ontbinding op verschillende gronden, waaronder disfunctioneren, verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer was sinds februari 1996 in dienst en had te maken met een langdurig ziekteverzuim, waaronder een operatie aan een hersentumor. Ondanks pogingen tot re-integratie en coaching, werd de werknemer niet in staat geacht om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontbindingsgronden. De werkgever had niet aangetoond dat er een deugdelijk verbetertraject was opgezet, en de werknemer had niet de kans gekregen om zijn gedrag te verbeteren. De kantonrechter concludeerde dat de verzoeken van Linssen Yachts werden afgewezen, waardoor het dienstverband in stand bleef. Linssen Yachts werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, vastgesteld op € 747,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9560109 \ AZ VERZ 21-172
Beschikking van de kantonrechter van 3 januari 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LINSSEN YACHTS IV B.V.,
gevestigd te Maasbracht,
werkgever,
gemachtigde mr. E.H.J. van Gerven,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
[verweerder],
wonend [adres]
werknemer,
gemachtigde mr. C.J. van Binsbergen,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna Linssen Yachts en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingekomen ter griffie op 29 november 2021 (26 november 2021 per e-mail)
  • het verweerschrift ingekomen ter griffie op 6 december 2021;
  • de nagekomen producties 17 tot en met 23 van Linssen Yachts
  • de nagekomen producties 4 en 5 van [verweerder]
  • de mondelinge behandeling op 6 december 2021
  • de overgelegde pleitnota van Linssen Yachts
  • de overgelegde productie met daarop de salaristabel door [verweerder] .
1.1.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is in februari 1996 bij Linssen Yachts in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van prefex monteur op de afdeling Engine + Cliënt (EC).
2.2.
In mei 2018 heeft [verweerder] gesolliciteerd naar de functie van meewerkend voorman. Na een proefperiode waarin [verweerder] de functie heeft vervuld, is [verweerder] op 1 oktober 2019 medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor deze functie.
2.3.
In het najaar van 2019 heeft Linssen Yachts een extern bureau (Toproc) ingeschakeld. Dit bureau is gespecialiseerd in loonbaanbegeleiding, coaching en organisatieadvies. De heer [medewerker Toproc] heeft individuele gesprekken gevoerd met [verweerder] en daarna heeft een gezamenlijk gesprek met alle partijen plaatsgevonden.
2.4.
Op 29 december 2019 is [verweerder] ziek geworden. In de loop van januari 2020 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden deels hervat. Door aanhoudende klachten is het niet tot een volledige hervatting gekomen en tussentijds is [verweerder] regelmatig wegens toegenomen klachten uitgevallen.
2.5.
In april en mei 2021 hebben partijen met elkaar geproken.
2.6.
[verweerder] ondervond daarna opnieuw klachten en hij is op 2 oktober 2020 succesvol geopereerd aan een hersentumor.
2.7.
Op 11 januari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] , [verzoeker] (directeur) en [verzoeker] . Ook van dit gesprek is een verslag opgemaakt. In dit gesprek zijn [verweerder] twee keuzes voorgelegd: (1) het re-integratietraject oppakken en (2) afscheid van elkaar nemen.
2.8.
Op 22 januari 2021 spreken partijen weer met elkaar.
2.9.
Op 15 april 2021 wordt een arbeidsdeskundig onderzoek gestart en op 23 april 2021 heeft [verweerder] ingestemd met re-integratie spoor 2 onder begeleiding van reïntegratiebureau Peters van Bree te Roggel.
2.10.
Op 1 juni 2021 rapporteert de arbeidsdeskundige als volgt.
2.2.
Conclusie
  • De werknemer is niet geschikt voor het eigen werk bij de eigen werkgever.
  • Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen.
  • De werknemer is niet geschikt voor ander werk bij de eigen werkgever.
  • De werknemer is wel geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. De inzet van een vervolgtraject via een re-integratiebureau is aan de orde.
2.3.
Advies en planning
  • Ik adviseer de werkgever de inhoud samen met de werknemer te bespreken en de vervolgstappen op basis van dit rapport samen door te nemen.
  • Leg de gemaakte keuzes en afspraken vast in een (bijstelling van het) plan van aanpak.
  • Re-integratie eigen of aangepast werk regelen indien de belastbaarheid dit toelaat.
  • Starten 2e spoortraject.
  • Verzuimbegeleiding, inclusief het monitoren van de belastbaarheid, voortzetten.
  • Ik adviseer de werkgever en werknemer gedurende het re-integratietraject regelmatig samen te evalueren of de gemaakte afspraken en het afgesproken doel nog voldoen.
  • Ik adviseer alle betrokkenen alert te blijven op mogelijk ontstaan van interne plaatsingsmogelijkheden gedurende de volledige wachttijd van de WIA.
  • Indien de belastbaarheid van de heer [verweerder] sterkt verandert, adviseer ik een arbeidsdeskundige herbeoordeling van de re-integratiemogelijkheden in te zetten. Het initiatief hiertoe is aan de werkgever die hierover kan overleggen met de bedrijfsarts.
  • Ik raad werkgever en werknemer aan dit rapport te voegen bij het re-integratieverslag van een eventueel toekomstige WIA-aanvraag. Tevens adviseer ik deze rapportage ook ter beschikking van het re-integratiebedrijf te stellen.
2.11.
Op 2 juni 2021 geeft [verweerder] aan weer geschikt te zijn voor de eigen werkzaamheden.
2.12.
In het eerste gesprek met de re-integratiecoach mevrouw [naam] geeft [verweerder] aan dat het zijn voorkeur heeft te re-integreren in zijn eigen werk (spoor 1).
2.13.
Op 15 juni 2021 bericht [verweerder] aan de bedrijfsarts dat hij zich inmiddels veel beter voelt en dat hij meer uren wil gaan werken. De bedrijfsarts adviseert een opbouw van 5 x 5 uur en de week erna 5 x 6 uur. De prognose voor volledig herstel bedraagt 6 tot 12 weken.
2.14.
Op 19 juli 2021 geeft Linssen Yachts aan dat terugkeer in de eigen werkzaamheden niet mogelijk is en dat enkel re-integratie in spoor 2 mogelijk is. [verweerder] is daarop vrijgesteld van de verplichting om werkzaamheden te verrichten.
2.15.
Op 22 juli 2021 heeft [verweerder] een deskundigenoordeel aangevraagd.
2.16.
Op 21 september 2021 gaat [verweerder] naar het spreekuur van de bedrijfsarts. Deze adviseert, omdat [verweerder] aangeeft geen klachten meer te hebben en volledig belastbaar is, om een proefperiode te starten waarin [verweerder] alle uren wordt ingezet in fysiek belastend werk, waarbij de werkgever moet bekijken of dit in het eigen werk kan of dat de opstart beter in andere werkzaamheden kan plaatsvinden.
2.17.
Meteen na het spreekuur op 21 september 2021 vindt overleg plaats tussen [verweerder] en [verzoeker] en wordt er afgesproken dat [verweerder] op 22 september 2021 voor een proefperiode van 4 weken voor 8 uur per dag start met fysiek belastend werk. [verweerder] wordt op 22 september 2021 ingezet op werkzaamheden van de “kluslijst”.
2.18.
Op 15 oktober 2021 vindt het deskundigenoordeel van het UWV plaats. Het UWV concludeert in haar beslissing van 27 oktober 2021 als volgt:
Per einde wachttijd (indien nog van toepassing) is er sprake van een normale belastbaarheid zoals weergegeven in de FML.
Ten aanzien van het deskundigenoordeel. Er zijn geen medische argumenten waarom de klant zijn eigen werk niet zou kunnen hervatten. Zijn belastbaarheid is normaal.
Er is mijns inziens geen medische verklaring/onderbouwing te geven waarom de klant medio 2021 drie maanden lang niet heeft kunnen hervatten in werkzaamheden in spoor 1.
2.19.
Op 19 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [verweerder] geen beperkingen meer heeft en hij heeft [verweerder] weer volledig geschikt geacht voor de eigen werkzaamheden.
2.20.
Op 20 oktober 2021 vindt er vervolgens een gesprek plaats met [verweerder] , [verzoeker] en [verzoeker] . Linssen Yachts geeft aan, vanwege klachten van collega’s over het gedrag van [verweerder] , dat zij tot een beëindiging van het dienstverband willen komen. [verweerder] is meteen vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. In een brief van 20 oktober 2021 heeft Linssen Yachts het besprokene schriftelijk vastgelegd.
2.21.
Een groot aantal collega’s en leidinggevenden hebben schriftelijke verklaringen afgelegd over het gedrag en de samenwerking met [verweerder] . Van de 17 verklaringen zijn er 3 anoniem.

3.Het geschil

3.1.
Linssen Yachts vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van:
  • Primair: de d-grond (disfunctioneren/ongeschiktheid)
  • Subsidiair: de e-grond (verwijtbaar handelen of nalaten)
  • Meer subsidiair: de g-grond (verstoorde verhouding)
  • Uiterst subsidiair: de i-grond (cumulatiegrond),
En te bepalen dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding van ten hoogste € 31.110,09 bruto, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verweerder] voert verweer en vraagt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Wordt de arbeidsovereenkomst wel ontbonden dan vraagt [verweerder] subsidiair betaling van:
  • De wettelijke transitievergoeding ad € 31.116,13 bruto;
  • De billijke vergoeding ad € 46.275,16 bruto,
alsmede bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn, zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking.
Meer subsidiair verzoekt [verweerder] om toekenning van anderhalf maal de transitievergoeding, zijnde een bedrag van € 46.674,20 bruto.
Primair, subsidiair en meer subsidiair vraagt [verweerder] betaling van de wettelijke rente over alle vergoedingen.
3.3. 3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De aangevoerde ontslaggronden
4.4.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.2.
De aangevoerde ontbindingsgronden worden hierna telkens afzonderlijk besproken.
De d-grond (disfunctioneren/ongeschiktheid)
4.3.
Volgens Linssen Yachts is er sprake van ongeschiktheid van [verweerder] tot het verrichten van de bedongen arbeid. Deze ongeschiktheid vloeit voort uit het feit dat [verweerder] niet in staat is gebleken om zijn functioneren, in het bijzonder op het vlak van samenwerking, zakelijke omgang en communicatie, structureel te verbeteren. [verweerder] acteert solistisch en hij stelt zich onderdrukkend en manipulerend op naar collega’s. Hij steekt zijn afkeurende mening niet onder stoelen of banken, waardoor de verhoudingen met de leidinggevenden en de collega’s negatief werden beïnvloed. Met [verweerder] zijn diverse gesprekken gevoerd en is er hulp geboden. Zo is onder meer Toproc ingeschakeld voor externe coaching. Een en ander heeft echter niet tot verbetering geleid.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Linssen Yachts een aantal schriftelijke verklaringen van zowel leidinggevenden als collega’s overgelegd. Een aantal daarvan is anoniem omdat de betreffende personen bang zijn voor de reactie van [verweerder] en daarop niet willen worden aangesproken door [verweerder] .
4.4.
[verweerder] betwist dat er sprake is van disfunctioneren bestaande uit een jarenlang attitudeprobleem. Verder betwist [verweerder] uitdrukkelijk dat er vele gesprekken met hem zijn gevoerd. Dit is, met uitzondering van de gespreksverslagen van 11 en 22 januari 2021, ook niet aangetoond.
Aan de anonieme verklaringen kan geen bewijskracht toegekend worden en deze moeten daarom buiten beschouwing worden gelaten. De resterende verklaringen zijn hoofdelijk afkomstig van leidinggevenden. Met het merendeel heeft [verweerder] nooit samengewerkt, zodat deze geen representatief beeld van hem kunnen schetsen. Bovendien geldt deze verklaringen niet geloofwaardig zijn en geldt “wiens brood met eet diens woord men spreekt”.
[verweerder] heeft zelf een verklaring van collega [collega verweerder] overgelegd. [collega verweerder] verklaart altijd als stagiaire op een prettige wijze te hebben samengewerkt.
[verweerder] realiseert zich dat in bepaalde mate sprake is geweest van een attitudeprobleem. Dit is mogelijk toe te schrijven aan zijn hersentumor.
Tot slot betwist [verweerder] uitdrukkelijk dat er een coachingtraject is gevoerd. Dit is door zijn afwezigheid door ziekte niet van de grond gekomen.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De ongeschiktheid van [verweerder] is gelegen in het attitudeprobleem. Ter onderbouwing van haar standpunt dat hiervan sprake is, heeft Linssen Yachts een zeventiental verklaringen overgelegd. Deze verklaringen zijn opgesteld nadat [verweerder] op non actief is gesteld dan wel is vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van werkzaamheden. Daarom moeten deze in beginsel met enige terughoudendheid bekeken worden omgegaan. Echter, deze verklaringen komen stuk voor stuk op de kantonrechter authentiek over. Er lijkt geen sprake te zijn van overschrijven van “voorgekauwde” teksten. Er zijn verder ook geen aanwijzingen dat deze verklaringen niet het standpunt weergeven van hoe deze personen tegen het functioneren van [verweerder] aankijken. Dat [verweerder] een verklaring van een voormalig stagiair heeft overgelegd die verklaart altijd prettig met [verweerder] te hebben samengewerkt, maakt dit niet anders.
4.6.
De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden indien blijkt van disfunctioneren van de werknemer. Daarvoor is echter (onder meer) vereist dat de werkgever de werknemer in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en dat de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer (zie voor een en ander artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en artikel 7:669 lid 3, aanhef). Het opzetten van een verbetertraject is een vereiste om succesvol een beroep te kunnen doen op de ontbindingsgrond disfunctioneren. Dat deze verplichting geen lege huls is blijkt onder meer uit het
Ecofys-arrest van de Hoge Raad ( 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:933). De Hoge Raad benadrukt in dit arrest dat niet uit de wet blijkt op welke wijze de werknemer de gelegenheid moet hebben gekregen zijn functioneren te verbeteren. Ook de Hoge Raad schrijft niet een eenduidig traject voor dat gevolgd moet worden. Welke hulp, ondersteuning en begeleiding in een concreet geval van de werkgever mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval. Wel wordt uit het arrest duidelijk dat de werkgever de werknemer serieus en reëel de gelegenheid tot verbetering moet hebben geboden. Omstandigheden die daarbij een rol kunnen spelen zijn: de aard, de inhoud en het niveau van de functie; de opleiding en ervaring van de werknemer; de aard en mate van ongeschiktheid van de werknemer; de duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat de werknemer daarvan op de hoogte is gesteld; de duur van het dienstverband; wat er in het verleden reeds is ondernomen ter verbetering van het functioneren; de mate waarin de werknemer openstaat voor kritiek en zich inzet voor verbetering en de aard en omvang van het bedrijf van de werkgever.
4.7.
Linssen Yachts stelt dat het functioneren van [verweerder] in diverse gesprekken aan de orde is gekomen. Zij legt echter maar twee gespreksverslagen over en dit is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. De verklaring van Linssen Yachts dat zij een familiebedrijf zijn, waarbij getracht wordt vanuit passie voor het bedrijf voor een goede werksfeer te zorgen, neemt niet weg dat het op de weg van Linssen Yachts als werkgever had gelegen om kritiekpunten helder op papier te zetten. Zo weet [verweerder] immers wat er van hem verwacht wordt en wat hij moet verbeteren. Maar al te vaak blijkt een boodschap – die voor de zender heel duidelijk is – door de ontvanger anders te zijn begrepen. Bijvoorbeeld omdat de boodschap toch niet zo eenduidig was als de zender dacht, of omdat de ontvanger alleen dat heeft opgepikt wat hem/haar past. Het is daarom een basisvereiste bij een verbetertraject, dat de punten die er toe doen op papier worden gezet. Naar het oordeel van de kantonrechter kan aan dit vereiste ook niet getornd worden. In deze procedure ontbreekt het echter grotendeels aan vastlegging van de kritiekpunten.
Daarnaast moet om dezelfde reden helder zijn wat het doel is, binnen welke tijd dat bereikt moet worden en hoe. Weliswaar is in het najaar van 2019 een coachtingstraject gestart door extern bureau Toproc, maar dit traject is door de ziekte en uitval van [verweerder] gestagneerd en daarna niet meer serieus van de grond gekomen.
4.8.
De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat door het ontbreken van een deugdelijk verbeterplan er geen voldragen d-grond is.
e-grond (verwijtbaar handelen of nalaten)
4.9.
Linssen Yachts stelt ter onderbouwing van deze ontbindingsgrond het volgende. Zij heeft [verweerder] er al vaak op gewezen dat hij zijn gedrag diende aan te passen aan de (minimale) normen die binnen het bedrijf van toepassing zijn. [verweerder] weigert echter zijn gedrag aan te passen.
4.10.
[verweerder] betwist dat hij verwijtbaar heeft gehandeld of heeft nagelaten. Buiten de algemene fatsoenregels zijn bij Linssen Yachts geen specifieke gedragsnormen van toepassing. Verder betwist [verweerder] dat hem expliciet is opgedragen zijn gedrag te verbeteren, en dat als hij dit niet dit, dit gevolgen zou hebben voor zijn dienstverband.
4.11.
[verweerder] werkt al meer dan 25 jaar bij Linssen Yachts. Ter zitting is komen vast te staan dat [verweerder] het gewraakte gedrag al altijd althans gedurende lange tijd vertoont. Linssen Yachts stelt dat haar onderneming in de loop der jaren is gegroeid en volwassen is geworden. Volgens haar heeft het gedrag van [verweerder] altijd al te wensen overgelaten, maar door de groei van het bedrijf is het niet meer mogelijk om solistisch te werken. De kantonrechter overweegt dat manier waarop [verweerder] zich ruim 20 jaar heeft gedragen, kennelijk nooit aanleiding is geweest om maatregelen te treffen. Dat dit op enig moment wel het geval is, maakt niet dat het gedrag van [verweerder] nu als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan worden betiteld. Omdat het gedrag ruim 20 jaar is getolereerd, kan dit nu niet tot een voldragen e-grond leiden, zeker niet nu [verweerder] niet afdoende in de gelegenheid is geweest zijn gedrag te verbeteren.
g-grond (verstoorde verhoudingen)
4.12.
Voor het geval het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren of verwijtbaar handelen of nalaten niet slaagt beroept Linssen Yachts op een verstoorde arbeidsverhouding, de zogenoemde g-grond. Voor een ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding is vereist dat de verhouding zodanig is verstoord dat van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). De arbeidsrelatie moet ernstig en duurzaam zijn verstoord en herstel daarvan niet mogelijk zijn.
4.13.
Linssen Yachts stelt dat de verhoudingen tussen [verweerder] en zijn (direct) leidinggevende(n) inclusief het MT, ernstig verstoord zijn geraakt omdat [verweerder] zich niet op zijn functioneren heeft laten aanspreken. Verder ligt aan de ernstige verstoring ten grondslag dat [verweerder] zijn leidinggevende er persoonlijk voor verantwoordelijk houdt dat hij niet benoemd is in de functie van meewerkend voorman, terwijl dit een besluit van het MT is geweest. Ook speelt een rol dat [verweerder] ‘face to face’ gesprekken is gaan opnemen zonder dit vooraf aan te kondigen. Verder verwijst Linssen Yachts naar de verklaringen waaruit blijkt dat [verweerder] zich niet in al te nette bewoordingen heeft uitgelaten over de leiding, en op deze manier gezagsondermijnend aanwezig is geweest.
4.14.
[verweerder] is van mening dat er geen sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Op geen enkele wijze is hier ooit van gesproken. Ook in de ontslagbrief die [verweerder] op 15 oktober 2021 ter hand is gesteld, wordt hiervan niet gerept. [verweerder] voert verder aan dat het voor hem geen probleem is, ook niet in de omgang met de collega’s, om zijn werkzaamheden weer te hervatten.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is aangetoond dat er de verhoudingen tussen partijen dusdanig verstoord zijn dat dit moet leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ook ten aanzien van deze ontbindingsgrond geldt dat er sprake is van een langdurig dienstverband en dat hetgeen kennelijk jarenlang is gedoogd van [verweerder] nu niet meer mag en als grondslag aan een verstoorde verhouding wordt gelegd. Voor zover er al sprake zou zijn van een verstoorde verhouding dan is deze te wijten aan Linssen Yachts. Zij heeft immers de collega’s en leidinggevenden van [verweerder] gevraagd om over [verweerder] een verklaring af te leggen. Op de zitting heeft de heer [verzoeker] weliswaar verklaard dat de medewerkers alles mochten zeggen, zowel positief en negatief, maar dit heeft geresulteerd in enkel negatieve verklaringen. Bovendien heeft [verweerder] ook niet althans onvoldoende de kans gekregen om zijn gedrag en verhouding met collega’s en leidinggevenden te verbeteren omdat het verbeterplan na de ziekte van [verweerder] niet van de grond is gekomen.
4.16.
Nu de oorzaak van een eventuele verstoorde verhouding bij Linssen Yachts ligt, houdt dit niet als vanzelfsprekend in dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden kan worden. Omdat er geen deugdelijk verbetertraject is gevoerd, voert het te ver om de arbeidsovereenkomst te ontbinden omdat de verwijten die [verweerder] gemaakt worden betrekking hebben op dit verbetertraject. Er kan daarom niet vastgesteld worden dat de verhoudingen structureel ernstig verstoord zijn en dat herstel daarvan niet te verwachten is.
Er is daarom ook geen voldragen g-grond.
i-grond (cumulatiegrond)
4.17.
Uiterst subsidiair vraagt Linssen Yachts ontbinding op grond van de i-grond. Deze grond houdt in dat een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan liggen in een combinatie van twee of meer niet voldragen ontslaggronden genoemd in de onderdelen c tot en met e, g en h van artikel 7:669, lid 3 BW. De combinatie moet ertoe leiden dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.18.
De kantonrechter is van oordeel dat ook deze ontbindingsgrond niet slaagt omdat er geen sprake is bijna voldragen gronden. Linssen Yachts kan deze ontbindingsgrond niet inzetten om een andere niet voldragen ontbindingsgrond te repareren. Daarbij is mede van belang dat de verwijten die [verweerder] thans worden gemaakt jarenlang wel zijn getolereerd, terwijl hem een deugdelijk verbetertraject onthouden is.
Conclusie
4.19.
Uit het voorgaande volgt dat geen van voorgaande ontbindingsgronden is geslaagd. Dit houdt in dat de verzoeken van Linssen Yachts worden afgewezen. Nu het dienstverband in stand blijft, is er geen aanleiding voor toekenning van een transitie- en/of billijke vergoeding, zodat de stellingen van partijen onbesproken kunnen blijven.
4.20.
Linssen Yachts wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de kant van [verweerder] worden vastgesteld op een bedrag van € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde.
4.21.
De kantonrechter zal deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.Beslissing

5.1.
wijst het verzoek van Linssen Yachts af,
5.2.
veroordeelt Linssen Yachts in de kosten van deze procedure aan de kant van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 747,00,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: