Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift ingekomen ter griffie op 29 november 2021 (26 november 2021 per e-mail)
- het verweerschrift ingekomen ter griffie op 6 december 2021;
- de nagekomen producties 17 tot en met 23 van Linssen Yachts
- de nagekomen producties 4 en 5 van [verweerder]
- de mondelinge behandeling op 6 december 2021
- de overgelegde pleitnota van Linssen Yachts
- de overgelegde productie met daarop de salaristabel door [verweerder] .
2.De feiten
- De werknemer is niet geschikt voor het eigen werk bij de eigen werkgever.
- Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen.
- De werknemer is niet geschikt voor ander werk bij de eigen werkgever.
- De werknemer is wel geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. De inzet van een vervolgtraject via een re-integratiebureau is aan de orde.
- Ik adviseer de werkgever de inhoud samen met de werknemer te bespreken en de vervolgstappen op basis van dit rapport samen door te nemen.
- Leg de gemaakte keuzes en afspraken vast in een (bijstelling van het) plan van aanpak.
- Re-integratie eigen of aangepast werk regelen indien de belastbaarheid dit toelaat.
- Starten 2e spoortraject.
- Verzuimbegeleiding, inclusief het monitoren van de belastbaarheid, voortzetten.
- Ik adviseer de werkgever en werknemer gedurende het re-integratietraject regelmatig samen te evalueren of de gemaakte afspraken en het afgesproken doel nog voldoen.
- Ik adviseer alle betrokkenen alert te blijven op mogelijk ontstaan van interne plaatsingsmogelijkheden gedurende de volledige wachttijd van de WIA.
- Indien de belastbaarheid van de heer [verweerder] sterkt verandert, adviseer ik een arbeidsdeskundige herbeoordeling van de re-integratiemogelijkheden in te zetten. Het initiatief hiertoe is aan de werkgever die hierover kan overleggen met de bedrijfsarts.
- Ik raad werkgever en werknemer aan dit rapport te voegen bij het re-integratieverslag van een eventueel toekomstige WIA-aanvraag. Tevens adviseer ik deze rapportage ook ter beschikking van het re-integratiebedrijf te stellen.
3.Het geschil
- Primair: de d-grond (disfunctioneren/ongeschiktheid)
- Subsidiair: de e-grond (verwijtbaar handelen of nalaten)
- Meer subsidiair: de g-grond (verstoorde verhouding)
- Uiterst subsidiair: de i-grond (cumulatiegrond),
- De wettelijke transitievergoeding ad € 31.116,13 bruto;
- De billijke vergoeding ad € 46.275,16 bruto,
4.De beoordeling
Ecofys-arrest van de Hoge Raad ( 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:933). De Hoge Raad benadrukt in dit arrest dat niet uit de wet blijkt op welke wijze de werknemer de gelegenheid moet hebben gekregen zijn functioneren te verbeteren. Ook de Hoge Raad schrijft niet een eenduidig traject voor dat gevolgd moet worden. Welke hulp, ondersteuning en begeleiding in een concreet geval van de werkgever mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval. Wel wordt uit het arrest duidelijk dat de werkgever de werknemer serieus en reëel de gelegenheid tot verbetering moet hebben geboden. Omstandigheden die daarbij een rol kunnen spelen zijn: de aard, de inhoud en het niveau van de functie; de opleiding en ervaring van de werknemer; de aard en mate van ongeschiktheid van de werknemer; de duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat de werknemer daarvan op de hoogte is gesteld; de duur van het dienstverband; wat er in het verleden reeds is ondernomen ter verbetering van het functioneren; de mate waarin de werknemer openstaat voor kritiek en zich inzet voor verbetering en de aard en omvang van het bedrijf van de werkgever.