Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2022
in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Keuze A” en “
éénmalige uitkering (onderstaand bedrag ontvangt u niet per jaar, maar éénmalig in juni 2020)”. Afwijkend van die eerdere toezegging, maar overeenkomstig een latere brief van Zwitserleven van 17 maart 2020 heeft de uitbetaling niet ineens plaats gevonden, maar in vier maandelijkse termijnen, en wel in maart, april, mei en juni 2020 van telkens bruto € 5.169,86 per maand.
In de WW is de hoofdregel dat inkomsten wegens ouderdomspensioen, onder andere prepensioen en vroegpensioen, geheel op de uitkering in mindering worden gebracht. Een ouderdomspensioen wordt, evenals een WW-uitkering, beschouwd als een inkomensvervangende uitkering vanwege werkloosheid. Achtergrond van deze verrekening is om te voorkomen dat er een cumulatie van werkloosheidsuitkeringen ontstaat. Door deze verrekening bedraagt het totale inkomen – WW én ouderdomspensioen – maximaal 70 procent van het laatstverdiende loon. Dit zorgt er voor dat er in deze situatie een prikkel blijft bestaan voor WW-gerechtigden om het werk te hervatten.”
periodieke inkomensvervangende uitkering wegens werkloosheid; aanspraak op ww-uitkering bestaat immers op grond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder i van de WW, niet langer bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dat Zwitserleven de betaling daarvan vervolgens in vier termijnen heeft opgeknipt (waarvan drie vielen in de WW-periode) maakt dit voor de rechtbank niet anders, nu dit buiten eiser om en in weerwil van zijn keus is gebeurd. Gezien deze duidelijke bedoeling van de polis doet zich een situatie van cumulatie als bedoeld in de hierboven in 8.1 weergegeven toelichting dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit van 26 mei 2020 gegrond en herroept dit laatste besluit.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiser te vergoeden.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022