Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 juli 2021 met producties 1 tot en met 15,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling,
- de akte van 27 oktober 2022 van [eiseres] houdende indiening productie en aanvulling/verduidelijking van eis met productie 16,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 oktober 2022,
- de spreekaantekeningen van mr. Afriyieh,
- de spreekaantekeningen van mr. Bindels.
2.De feiten
Mijn kantoorgenote [naam advocaat 2] zal in verzet komen tegen het ‘versaumnisurteil’ (i.e. verstekvonnis); op dit moment kan niet worden ingeschat wat de succeskansen zijn;
hebben van een Luxemburgse advocaat alvorens zij verzet instelt tegen het verstekvonnis, nu in deze procedure rechtsvragen spelen naar Luxemburgs recht;
3.Het geschil
4.De beoordeling
Dat het beding uit artikel 7 van de algemene voorwaarden niet voorkomt op de zwarte lijst, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een onredelijk bezwarend beding. Daarvoor dient dan echter de weg van artikel 6:223, aanhef en onder a, van het BW te worden bewandeld. De stelplicht en bewijslast voor het slagen van het beroep op vernietiging berust in dat geval bij [eiseres] (HR 21 september 2012, LJN BW6135, NJ 2013/431 (Van Marrum/Wolff).
Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat van een onredelijk bezwarend beding dus geen sprake is en dat [gedaagde] in beginsel een beroep kan doen op artikel 7 van de algemene voorwaarden.
heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om haar beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid te doen slagen. De rechtbank overweegt daartoe dat de enkele omstandigheid dat [gedaagde] zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, hetgeen [gedaagde] overigens betwist, niet toereikend is om het vervalbeding in kwestie buiten toepassing te laten. [eiseres] heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit de rechtbank kan opmaken waarom juist in haar situatie sprake is van een onaanvaardbaar beroep door [gedaagde] op het vervalbeding.
5.De beslissing
14 december 2022.