1.9.Vader heeft namens zijn zonen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
2. In de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
Verweerder is van mening dat het begeleiden van een kind bij het plannen en uitvoeren van zijn huiswerk, inhoudelijke huiswerkbegeleiding, het begeleiden, helpen en brengen van een kind naar zijn hobby’s, het ondersteunen van een kind bij kinderfeestjes en bij het afspreken en spelen met vriendjes, het voeren van medische gesprekken namens het kind en het voeren van gesprekken met overige instanties zoals scholen en gemeenten taken zijn die ouders op zich nemen en ook van ouders verwacht mogen worden. Hetzelfde geldt voor het toezichthouden dan wel controleren van de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL). Dat vader meer zorg moet verlenen dan bij een kind zonder beperkingen het geval zou zijn, maakt volgens verweerder niet dat dit moet leiden tot toekenning van individuele begeleiding.
Wat betreft het naar school brengen en halen is het leerlingenvervoer van de gemeente Maastricht de aangewezen voorziening.
Wat betreft het overnemen van de ADL-taken is de Zorgverzekeringswet de aangewezen voorziening.
Voor wat betreft de andere doelen en taken die volgens verweerder zijn aan te merken als bovengebruikelijke zorg, is verweerder van mening dat vader deze op eigen kracht heeft opgelost. Vader ondersteunt en helpt zijn zonen bij het verwezenlijken van hun doelen. Moeder kan bijspringen indien haar ziekte dit toelaat. Vader heeft op zijn werk kunnen regelen dat hij de onplanbare zorg kan leveren. Verder is niet gebleken van financiële problemen die een gedwongen keuze zouden opleveren tussen een betaalde baan en de hulpverlening aan [eiser 2] en [eiser 1] . Dit betekent volgens verweerder dat er geen aanvullende voorziening op grond van de Jw noodzakelijk is.
Omdat verweerder de situatie door het indienen van het bezwaar niet slechter mag maken, blijft de indicatie individuele begeleiding voor 2 uur per week voor [eiser 1] en voor 3 uur per week voor [eiser 2] in bezwaar gehandhaafd.
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht voor de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2022 voor [eiser 2] een indicatie van 3 uur per week en voor [eiser 1] een indicatie van 2 uur per week aan individuele begeleiding in de vorm van een pgb heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Eisers vinden dat verweerder ten onrechte slechts voor 2 respectievelijk 3 uur per week aan individuele begeleiding in de vorm van een pgb heeft toegekend. Eisers zijn van mening dat er sprake is van meer behoefte aan jeugdhulp en bovengebruikelijke zorg dan waar verweerder vanuit gaat. Dit zit met name in de intensiteit, de momenten en de delicate en complexe zorgbehoefte van de jongens. Het betreft onplanbare en bovengebruikelijke zorg in combinatie met zorg die qua aansturing, controle en veiligheid hetgeen gebruikelijk is gelet op de leeftijd van de jongens het gebruikelijke in ruime mate overstijgt.
Eisers betwisten dat de draagkracht in het gezin in balans is en een voorziening voor jeugdhulp niet nodig zou zijn. De ondersteuningsbehoefte van eisers is aanzienlijk en valt onder “bovengebruikelijke zorg”.
Eisers zijn verder van mening dat er geen sprake is van een zorgvuldig onderzoek door verweerder. Verder hebben eisers twijfels over de deskundigheid van verweerder. Verweerder heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd waarom verweerder 2 respectievelijk 3 uur per week aan individuele begeleiding in de vorm van een pgb toereikend acht. Verwezen wordt hierbij naar de onderzoeks- en motiveringsplicht aan de hand van een stappenplan zoals aangegeven door de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
In geval van gegrondverklaring van het beroep en toekenning van een hoger aantal uren aan pgb vragen eisers om een schadevergoeding die zij lijden dan wel zullen gaan lijden ten gevolge van de onrechtmatigheid van de bestreden besluiten.
5. Artikel 2.3, eerste lid, van de Jw bepaalt dat indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp treft. Het college waarborgt een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
6. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (bijvoorbeeld de uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477) volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2.3 van de Jw dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag om jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Eerst wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen.