In deze zaak heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. P. Kramer-Ograjensek, tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man van de minderjarige. De moeder, van Eritrese nationaliteit, heeft aangevoerd dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige, die op [geboortedatum 1] 2019 in Maastricht is geboren. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De bijzondere curator, mr. C.C.B. Breij, heeft het belang van de minderjarige vertegenwoordigd en heeft eveneens een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man ten tijde van de geboorte van de minderjarige met elkaar gehuwd waren, waardoor de man als juridische vader geldt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap niet tijdig is ingediend, waardoor zij niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek. De bijzondere curator heeft echter tijdig een verzoek ingediend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank heeft de verbetering van de geboorteakte gelast en de doorhaling van de erkenning door [naam] bevolen, aangezien deze erkenning nietig is. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.