Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
.
2.De gronden van het verzoek
“Indien de aangeefster al onwaar zou hebben verklaard over het wel of niet verlaten van het huis zegt dit niets over de waarachtigheid van de rest van haar verklaring en ook al zou aangeefster het huis hebben verlaten met de verdachte betekent dit niet dat het daardoor onwaarschijnlijk is dat de seks tegen haar wil is geweest.”
3.Standpunt van de rechter
4.Standpunt van de officier van justitie
5.De beoordeling
De rechter-commissaris kan de raadsvrouw, wederom, niet volgen in haar motivering. Indien aangeefster al onwaar zou hebben verklaard over het wel of niet verlaten van het huis zegt dit niets over de waarachtigheid van de rest van haar verklaring en ook al zou aangeefster het huis hebben verlaten met verdachte betekent dit niet dat het daardoor onwaarschijnlijk is dat de seks tegen haar wil is geweest. Deze motivering van de raadsvrouw is te kort door de bocht.”
prosecution witnessesen
defence witnessesof, om te blijven bij de in de authentieke Nederlandse vertaling van artikel 6 lid 3, onder d, EVRM gebruikte termen ‘getuigen à charge’ en ‘getuigen à décharge’. De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin heeft tot gevolg dat in gevallen waarin een getuige een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, het belang bij het oproepen en horen van die getuige moet worden voorondersteld. Dat geldt niet voor getuigen à décharge. In de onderhavige strafzaak heeft de verdediging zich tot twee keer toe tot de rechter-commissaris gewend met het verzoek de moeder van de verdachte, die ontlastend zou kunnen verklaren, als getuige op te roepen en te horen. Een dergelijk verzoek tot het horen van getuigen door de verdediging moet onverkort worden gemotiveerd en kan dus ook vanwege een gebrek aan motivering door de rechter worden afgewezen. Deze motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige moet toelichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van artikel 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter aldus in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden.