Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding, betekend op 12 november 2020, met daarbij de producties 1 tot en met 19,
- de conclusie van antwoord zonder producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 14 juli 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 2.402,00 aan advocaatkosten begroot volgens het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
4.De beoordeling
toepassing van artikel 7:176 BW?
€ 135.000,00, terwijl zij de Woningen niet zelf kunnen gebruiken of kunnen verhuren. De [woning in plaats 2] wordt immers bewoond door [naam moeder gedaagden] en haar partner, de [woning in plaats 1] door de dochter van [eiser] . Met de Belastingdienst is een betalingsregeling getroffen om de schenkbelasting te kunnen betalen, aldus [gedaagden]
€ 1.430,00. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals verwoord in het dictum.