ECLI:NL:RBLIM:2021:9396

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
C/03/298447/KGZA21-407
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot voeging in aandeelhoudersgeschil met betrekking tot MosquitNo B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aandeelhoudersgeschil, heeft de voorzieningenrechter op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen MRF Investments B.V. en MosquitNo B.V. en Cosmogroup Brands B.V. MRF, de eiseres, vorderde onder andere de schorsing van de huidige bestuurders van MosquitNo en de benoeming van een nieuwe bestuurder. Tevens werd een incidentele vordering tot voeging van een derde partij, de heer [eiser in incident], afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van MRF niet toewijsbaar waren, omdat niet aannemelijk was dat de vorderingen in een bodemprocedure zouden worden toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid of gang van zaken binnen MosquitNo, en dat de vorderingen van MRF onvoldoende onderbouwd waren. De kosten van het geding werden aan MRF opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/298447 / KG ZA 21-407
Vonnis in kort geding van 13 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MRF INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseres,
advocaten: mrs. L.J. Gravendeel en M.P.M. Fruytier,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOSQUITNO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Roermond,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COSMOGROUP BRANDS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
3.
[gedaagde sub 3],
woonplaats kiezende te Eindhoven,
4.
[gedaagde sub 4],
woonplaats kiezende te Zwolle,
gedaagden,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink,
en in het incident tot tussenkomst dan wel voeging van
de heer
[eiser in incident],
wonende te [plaats] ,
eiser in het incident,
advocaten: mrs. L.J. Gravendeel en M.P.M. Fruytier.
Partijen worden hierna ook MRF, MosquitNo c.s. (gedaagden sub 1-4) en [eiser in incident] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 33 van MRF;
  • de akte vermeerdering en wijziging eis tevens inbreng aanvullende producties 34 en 35 van MRF;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging met producties 1 en 2 van [eiser in incident] ;
  • de producties 36 tot en met 44 van MRF;
  • de producties 1 tot en met 9 van MosquitNo c.s.;
  • de mondelinge behandeling van 29 november 2021;
  • de pleitnota van de advocaten van MRF;
  • de pleitnota van de advocaat van MosquitNo c.s.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in incident] is bestuurder van MRF.
2.2.
MosquitNo BV (gedaagde sub 1, hierna: MosquitNo) houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en distribueren van anti-muggenmiddelen.
2.3.
Cosmogroup Brands BV (gedaagde sub 2, hierna: CGB) is op 1 december 2020
aandeelhouder van MosquitNo geworden. MosquitNo kent sindsdien vijf aandeelhouders:
(I) 13 % MRF;
(II) 55 % CGB;
(III) 18 % Reggenborgh Technology B.V.;
(IV) 12 % Stichting Administratiekantoor MosquitNo;
(V) 2 % de heer [aandeelhouder V] .
2.4.
In het Handelsregister wordt CGB vermeld als de bestuurder van MosquitNo. Middellijk bestuurders van CGB zijn de heren [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] (gedaagden sub 3 en 4, hierna: [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] ).

3.Het geschil

in het incident
3.1.
[eiser in incident] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
1. MosquitNo te gebieden XS4ALL per e-mail aan te schrijven met de volgende tekst:
XS4all Internet B.V. (KvK 33287534)
Teleportboulevard 121
1043EJ Amsterdam
Klacht@XS4ALL.NL
Geachte mevrouw, heer,
Recent heeft MosquitNo BV als contractant met u, met het relatie nummer 1300872 opgezegd. Ik verzoek u echter de gegevens inclusief die verbonden zijn aan het email adres [eiser in incident] @xs4all.nl en [eiser in incident] xs4all.nl vrij te geven en over te dragen aan de heer [eiser in incident] , woonachtig [adres] . De gegevens kunnen worden overgezet en vrijgegeven naar [eiser in incident] @xs4all.nl.
Hoogachtend,
MosquitNo B.V.
namens deze (één van gedaagden)
2. om elk van gedaagden-2, -3 en -4 te gebieden het gevorderde onder 1 na te leven;
2.1.
met bepaling dat dit gebod binnen 2 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis wordt uitgevoerd en van welke uitvoering een gelijktijdig bericht in kopie hiervan (binnen 1 dag) aan de raadsman van MRF per e-mail wordt gezonden op BGravendeel@FLIB.nl;
2.2.
met bepaling dat als één van gedaagden punt 1 uitvoert namens MosquitNo B.V. de andere gedaagden daarvan zijn gekweten;
3. te bepalen dat indien gedaagde(n) het in deze zaak te wijzen vonnis niet naleeft/naleven in de aangegeven termijn onder punt 2 dit vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats kan worden gesteld in die zin dat [eiser in incident] als gerechtigde in de plaats van gedaagde(n) XS4ALL kan aanschrijven met de strekking dat het vonnis in de plaats treedt als de in wettige vorm opgemaakte aanschrijving vermeld onder punt 1 door gedaagden;
primair en subsidiair
4. gedaagde(n) te veroordelen dat bij niet naleving van het bepaalde in 1 elk een dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel verbeurt met een maximum van € 95.000,00;
4.1.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten over vier gedaagden ten belope van € 68,00 per partij, een en ander te voldoen binnen 5 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
4.2.
met bepaling dat als één gedaagde de proceskosten of dwangsom betaalt, de andere gedaagde(n) daarvan zal/zullen zijn bevrijd, welke betaling bevrijdend is door overboeking op bankrekening nummer 07.FVLB.022.667.5602 BIC FVLBNL22 van Stichting beheer derdengelden Fruytier Lawyers in Business B.V. onder vermelding van “ [eiser in incident] -MosquitNo”.
in de hoofdzaak
3.2.
MRF vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
1. om elk van gedaagden te verbieden de 'Free Sale Certificates' (exportverklaringen),
'Certificates of Analysis' en 'Certificaten van goedkeuring' te vervalsen ongeacht de vorm
hiervan;
2. om elk van gedaagden te verbieden goederen te (doen) verkopen of te (doen) exporteren in of buiten de Europese Unie, althans Nederland, zonder geldige 'Free Sale Certificates'
(exportverklaringen) en/of 'Certificates of Analysis' en/of 'Certificaten van goedkeuring',
ongeacht of deze goederen in bezit zijn van gedaagden danwel beheerd worden doordat
gedaagde-3 respectievelijk gedaagde-4 in respectievelijk Diacosmo Belgium N.V. Diacosmo France SRL daartoe bepalende zeggenschap bezitten;
3. om elk van gedaagden te verbieden dat MosquitNo haar goederen zonder geldige certificaten in Nederland levert;
4. om elk van gedaagden te gebieden alsnog de geldige certificaten te verwerven – althans
daartoe een aanvrage in te dienen –
4.1.
bij de betrokken Nederlandse autoriteit (NVWA) – voor wat betreft Free Sales Certificates – respectievelijk bij de betrokken Nederlandse autoriteit CTGB voor de leveranties zonder 'Certificaten van goedkeuring' voor de leveranties die onder vervalste certificaten zijn geschied;
4.2.
en de betrokken toeleveranciers van de goederen te weten DA Drogisterijen, Albert Heijn, Holland & Barrett, genoegzaam bekend bij gedaagden, te informeren over de afwezigheid van de certificaten en daartoe een correctie uitvoert tot verwerving van die certificaten;
4.3.
met bepaling dat dit gebod binnen 3 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen
vonnis wordt uitgevoerd en van welke uitvoering een gelijktijdig bericht in kopie hiervan (binnen 1 dag) aan de raadsman van MRF per e-mail wordt gezonden op bgravendeel@flib.nl;
4.4.
met bepaling dat als één van gedaagden punt 4, 4.1, 4.2, 4.3 uitvoert de andere gedaagden daarvan zijn gekweten;
5. om – ingeval verwerving zoals in punt 4 bedoeld om onverschillig welke reden niet kan worden gerealiseerd – alsdan binnen 2 dagen elk van gedaagden te gebieden dat de goederen die met vervalste certificaten in het economisch verkeer zijn gebracht door MosquitNo danwel door MosquitNo's afnemers danwel goederen van MosquitNo die door of namens haar zonder geldige certificaten in het Nederlandse economisch verkeer zijn gebracht, worden teruggeroepen ('product recall') door de betrokken afnemers hierover aan te schrijven, met bepaling zoals in 4.3. en 4.4;
6. om gedaagde-2 (CGB) als niet-statutaire bestuurder, gedaagde-3 ( [gedaagde sub 4] ) en gedaagde-4 ( [gedaagde sub 4] ) ("gedaagden 2-4") te schorsen als statutaire bestuurders van MosquitNo, tot 29 juni 2022, althans totdat de Ondernemingskamer een voorziening treft;
7. om gedaagden 2-4 te verbieden gedurende deze schorsing bestuurshandelingen te verrichten voor MosquitNo, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per keer dat zij in gebreke blijven aan dit verbod te voldoen, met een maximum van € 300.000,00;
8. om gedaagden 2-4 te verbieden om tijdens de schorsing contact te hebben of op te nemen
met de klanten en relaties van MosquitNo en voorts om deze klanten en relaties terstond voor te verwijzen naar [eiser in incident] , op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per
overtreding en per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 300.000,00;
9. om een zodanige voorziening of zodanige voorzieningen te treffen als zij in goede justitie zal menen te behoren, teneinde MosquitNo de tijd te vergunnen de Ondernemingskamer te
kunnen adiëren, althans MosquitNo de tijd te vergunnen voor de duur van minimaal een half
jaar om de voorliggende en andere alternatieven te (laten) onderzoeken, een en ander ter
voorkoming onomkeerbare gevolgen voor MosquitNo;
- 9.1 met bepaling dat alle bedrijfsadministratie (offline en online) volledig en onvoorwaardelijk aan de te benoemen bestuurder ad interim op kosten van CGB ter
beschikking wordt gesteld op het adres van MosquitNo te Roermond;
- 9.2 met bepaling dat de enquête procedure voor de Ondernemingskamer binnen 90 dagen
door MRF wordt ingesteld na het in deze zaak te wijzen vonnis en de schorsing komt te
vervallen indien niet binnen 90 dagen na vonnisdatum een procedure bij de
Ondernemingskamer aanhangig is gemaakt;
10. om [eiser in incident] , thans dga van MRF, per direct te benoemen als bestuurder ad interim van MosquitNo;
- 10.1 met bepaling dat de bezoldiging gelijk is aan hetgeen [eiser in incident] , werkend vanuit
MRF, op basis van de Management overeenkomst ontving; hier bepaald op € 10.000,00 ex
btw per maand, te voldoen door (gedaagde-2) CGB en alternatief door (gedaagde-3) [gedaagde sub 3] en (gedaagde-4) [gedaagde sub 4] ;
subsidiair
11. de door de voorzieningenrechter aan te wijzen gedaagde(n):
11.1.
te verbieden hetgeen de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent juist te zijn met betrekking tot het onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 gevorderde respectievelijk;
11.2.
te gebieden dat de onder punt 9 gevorderde voorziening tot schorsing geldt totdat de
Ondernemingskamer hierover beslist, in een binnen 90 dagen na vonnis of een kortere
door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, ingeleide enquête procedure daartoe, en de schorsing komt te vervallen indien niet binnen de door de voorzieningenrechter bepaalde termijn na vonnisdatum een enquête procedure bij de Ondernemingskamer aanhangig is gemaakt;
11.3.
te gebieden hetgeen de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent juist met betrekking tot het onder 6 tot en met 11 gevorderde;
11.4.
één en ander op straffe van een dwangsom die de voorzieningenrechter passend acht;
12. om als interim bestuurder van MosquitNo de heer [naam] te benoemen zoals door MRF aangedragen en vermeld op de daartoe bestaande lijst van OK-functionarissen;
primair en subsidiair
13. gedaagde(n) te veroordelen dat bij niet naleving van het bepaalde in 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 9.1 elk een dwangsom van € 75.000,00 per dag of dagdeel verbeurt met een maximum van € 300.000,00;
13.1.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met
de nakosten over vier gedaagden ten belope van € 68,00 per partij, een en ander te voldoen binnen 5 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
13.2.
met bepaling dat als één gedaagde de proceskosten of dwangsom betaalt, de andere gedaagde(n) daarvan zal/zullen zijn bevrijd, welke betaling bevrijdend is door overboeking op bankrekening nummer 07.FVLB.022.667.5602 BIC FVLBNL22 van Stichting beheer derdengelden Fruytier Lawyers in Business B.V. onder vermelding van “MRF-MosquitNo”.
3.3.
MosquitNo c.s. voeren verweer.
in het incident en in de hoofdzaak
3.4.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

in het incident

4.1.
Een partij kan op grond van artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in een aanhangig geding vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel in te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. (Zie voor dit toetsingskader ook: Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768.)
4.2.
De voorzieningenrechter heeft de vordering tot tussenkomst dan wel voeging afgewezen en daartoe als volgt geoordeeld.
4.2.1.
Uit de stellingen van [eiser in incident] leidt de voorzieningenrechter af dat hetgeen waarvoor tussenkomst wordt verzocht los staat van de vorderingen in de hoofdzaak. De vorderingen richt zich weliswaar jegens dezelfde partijen, maar hebben verder een ander onderwerp, namelijk het verkrijgen van toegang tot enkele e-mailaccounts. Een beslissing in de hoofdzaak heeft daarop geen betrekking en leidt ook niet tot benadeling of verlies van enig recht terzake aan de zijde van [eiser in incident] . Aan de gronden voor toewijzing van een vordering tot tussenkomst is daarmee niet voldaan, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
4.2.2.
Van voeging (artikel 217 Rv) is sprake indien de partij die zich wil voegen aan de zijde van eisende partij niet méér beoogt dan toewijzing van de vordering in de hoofdzaak. Daarvan is geen sprake, aangezien [eiser in incident] zelfstandig vorderingen in wenst te stellen (over een ander onderwerp dan waar het in de hoofdzaak over gaat). Aan de gronden voor toewijzing van een vordering tot voeging is daarmee niet voldaan, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
4.3.
[eiser in incident] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van MosquitNo c.s. begroot op nihil.
in de hoofdzaak
4.4.
MosquitNo c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van de zijde van MRF. De voorzieningenrechter acht de eiswijziging als zodanig toegestaan, nu deze tijdig – op 23 november 2021 – is ingesteld en MosquitNo c.s. voldoende gelegenheid hebben gehad om zich tegen de gewijzigde eis te verweren. De voorzieningenrechter acht de eiswijziging niet in strijd met de goede procesorde.
4.5.
MRF heeft in het kader van dit kort geding dertien vorderingen ingesteld, waarbij diverse van deze vorderingen vervolgens in deelvorderingen zijn opgedeeld. In de kern zien de vorderingen op het verbieden dan wel gebieden van MosquitNo c.s. om op een bepaalde manier te handelen (vorderingen 1 tot en met 5), schorsing van de huidige bestuurders en benoeming van een nieuwe bestuurder (vorderingen 6 tot en met 10 en 12), een subsidiaire vordering ten aanzien van het hiervoor genoemde (vordering 11) en een vordering met betrekking tot een op te leggen dwangsom en te betalen proceskosten (vordering 13).
de gevorderde geboden en verboden (vorderingen 1 tot en met 5 en 11.1 en 11.4)
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van MRF bij de vorderingen 1 tot en met 5, 11.1 en 11.4 voortvloeit uit de aard van de vorderingen.
4.7.
De vorderingen 1 tot en met 5 zijn ingegeven door de stelling van MRF dat [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 4] – naar de voorzieningenrechter begrijpt al dan niet handelend namens CGB – expliciet opdracht hebben gegeven om Free Sale Certificates, Certificates of Analysis en bijbehorende testrapporten voor de verhandeling van MosquitNo producten te vervalsen of doen vervalsen. De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van de door MRF overgelegde producties dat niet voorshands aannemelijk kan worden geacht. Datzelfde geldt voor de stellingname dat bewust goederen zonder de vereiste certificaten in het handelsverkeer zijn gebracht. De conclusies die MRF verbindt aan de door haar overgelegde producties worden door MosquitNo c.s. gemotiveerd – met overlegging van producties en verklaringen – betwist. Uit de over en weer door partijen ingenomen stellingen en verweren en de door partijen overgelegde producties kan de voorzieningenrechter niet afleiden welke lezing aannemelijker is. De voorzieningenrechter acht de producties van MRF en de gevolgtrekkingen die MRF daaraan verbindt niet dusdanig duidelijk dat zij voorshands van de juistheid van die door MRF getrokken conclusies kan uitgaan. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is kennelijk – naar aanleiding van een vraag / melding van [eiser in incident] – een onderzoek gestart, maar dat onderzoek is nog niet afgerond, zodat de voorzieningenrechter daaraan geen conclusies kan ontlenen. Het onderhavige kort geding leent zich niet voor een (uitgebreid) feitenonderzoek, zodat beslist zal dienen te worden op basis van de door partijen overgelegde stukken en de door partijen daarbij ingenomen standpunten.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen 1 tot en met 5 niet toewijsbaar zijn, aangezien niet voorshands aannemelijk is dat deze in een bodemzaak zullen worden toegewezen. Voor toewijzing van de subsidiaire vorderingen 11.1 en 11.4 is daarom evenmin grond.
de gevorderde schorsing van de bestuurders (vorderingen 6 tot en met 10, 11.2, 11.3, 11.4 en 12)
4.9.
Ten aanzien van de vorderingen 6 tot en met 10, 11.2, 11.3, 11.4 en 12 geldt het volgende. Uitgangspunt is dat schorsing van een bestuurder van een besloten vennootschap door een rechter in beginsel is voorbehouden aan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. De Ondernemingskamer kan ook voorafgaand aan een onderzoek, bij wege van onmiddellijke voorziening een bestuurder schorsen. Deze voorziening moet wel – gelet op de belangen van de rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken – noodzakelijk zijn in verband met de toestand van de rechtspersoon of in het belang van het onderzoek. Deze voorziening kan, voorafgaand aan dat onderzoek, slechts wordt getroffen indien er naar het voorlopig oordeel van de rechter gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen.
4.10.
In de aanloop naar een dergelijke enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer kan ook de voorzieningenrechter in kort geding bij wege van ordemaatregel een bestuurder schorsen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft MRF in dit geval voldoende aangevoerd om haar spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter aan te kunnen nemen. Er is nog geen procedure aanhangig bij de Ondernemingskamer zodat een door die rechter te treffen voorlopige voorziening ook niet op korte termijn valt te verwachten. Van MRF kan onder de gegeven omstandigheden niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een procedure bij de Ondernemingskamer afwacht.
4.11.
De voorzieningenrechter dient dus een voorlopig oordeel te geven over de vraag of sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken binnen de rechtspersoon (artikel 2:350 lid 1 BW). Naar algemeen wordt aangenomen, is van gegronde redenen sprake als er in de eerste fase van de enquêteprocedure zodanige feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen dat er een gerede kans is dat bij nader onderzoek blijkt van onjuist beleid. De vraag of van wanbeleid is gebleken, komt pas aan de orde in de tweede fase van de enquêteprocedure (de fase die volgens artikel 2:355 lid 1 BW wordt ingeleid met het verzoek tot het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2:356 BW).
4.12.
Aan haar vordering legt MRF – zo begrijpt de voorzieningenrechter – het volgende ten grondslag:
a. het vervalsen van certificaten dan wel het verkopen en leveren van goederen zonder de vereiste certificering;
b. MosquitNo betaalt Bibby Financial Services (hierna: Bibby) ten onrechte niet en [eiser in incident] staat voor een bedrag van € 25.000,00 borg jegens Bibby;
c. MosquitNo komt een met MRF gesloten vaststellingsovereenkomst niet correct na.
4.13.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.14.
In het midden kan blijven wie als bestuurder van MosquitNo moet worden aangemerkt, hetgeen de voorzieningenrechter niet geheel duidelijk is geworden. MRF stelt – onder verwijzing naar het uittreksel uit het Handelsregister – dat CGB per 1 december 2020 (non-statutair) bestuurder van MosquitNo werd, maar dat volgens het aandeelhoudersbesluit van 30 november 2020 [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 4] statutair bestuurders werden. Aangezien in hetgeen door MRF wordt gesteld geen onderscheid wordt gemaakt qua handelen tussen CGB, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 4] en deze gedaagde partijen ook gelijkluidend verweer hebben gevoerd, kan een en ander – te meer gelet op de uitkomst van deze procedure – in het midden worden gelaten.
4.15.
Ten aanzien van het gestelde vervalsen van certificaten dan wel het leveren van goederen zonder de vereiste certificering heeft de voorzieningenrechter hiervoor al een oordeel gegeven. Daaruit volgt dat op basis van deze door MRF geschetste omstandigheden niet voorshands aannemelijk kan worden geacht dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken binnen de rechtspersoon.
4.16.
Ten aanzien van de overige door MRF gestelde omstandigheden geldt dat dit vermogensgerechtelijke geschillen betreffen tussen enerzijds MRF en/of haar bestuurder [eiser in incident] en anderzijds MosquitNo. De achtergronden van deze geschillen zijn relatief summierlijk geschetst en zijn – zo blijkt uit de stellingen van MRF – (mogelijk) onderwerp van juridische procedures bij andere rechtbanken. Bij de beoordeling van de stellingen op dit punt neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de Ondernemingskamer een enquêteverzoek kan toewijzen indien sprake is van een gemengde situatie waarbij vermogensrechtelijke geschillen doorwerken in (de organen van) de onderneming (en sprake is van gegronde reden om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen). De Ondernemingskamer is evenwel niet bevoegd om vermogensrechtelijke geschillen te beslechten. Op basis van de hiervoor beschreven vermogensrechtelijke geschillen kan de voorzieningenrechter niet voorshands aannemelijk achten dat er sprake is van een gegronde reden om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen. Ook blijkt uit de stellingen van MRF niet dat deze geschillen dusdanig doorwerken in (de organen van) de onderneming dat voorshands aannemelijk is dat sprake is van een gegronde reden om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen.
4.17.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen 6 tot en met 10, 11.2, 11.3, 11.4 en 12.
de proceskosten
4.18.
MRF wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van MosquitNo c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
1.524,00
Totaal € 2.191,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser in incident] in de proceskosten, aan de zijde van MosquitNo c.s. tot op heden begroot op nihil,
in de hoofdzaak
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt MRF in de proceskosten, aan de zijde van MosquitNo c.s. tot op heden begroot op € 2.191,00,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: PB