ECLI:NL:RBLIM:2021:8981

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/03/281874 / HA ZA 20-433
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-echtgenoten over echtscheidingsconvenant en vermeende verzwijging van vermogensbestanddelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de uitvoering van een echtscheidingsconvenant. De vrouw, eiseres, stelt dat de man, gedaagde, opzettelijk vermogensbestanddelen heeft verzwegen, wat haar benadeeld heeft bij de verdeling van het vermogen. De partijen waren op 12 mei 2001 met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden en hebben op 27 januari 2017 een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij zij een echtscheidingsconvenant hebben ondertekend. In dit convenant zijn afspraken gemaakt over de verdeling van hun vermogen, waaronder beleggingen en onroerend goed.

Eiseres vordert onder andere de overdracht van bepaalde beleggingen en appartementen, en stelt dat gedaagde opzettelijk belangrijke informatie heeft achtergehouden over de waarde van deze vermogensbestanddelen. Gedaagde voert verweer en beroept zich op het verval van recht, stellende dat er geen sprake is van opzettelijk verzwijgen van informatie. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat de vorderingen van eiseres daarom worden afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/281874 / HA ZA 20-433
Vonnis van 24 november 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.H.M. [eiseres] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.F. Cohen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 17,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7,
  • de rolbeschikking waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de nagekomen producties 8 tot en met 10 van [gedaagde] ,
  • de door [eiseres] ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde producties 18 en 19,
  • de door [gedaagde] ten behoeve van de mondelinge behandeling ingebrachte productie 11,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 juni 2021,
  • de spreekaantekeningen van [eiseres] ten behoeve van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 12 mei 2001 met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden (productie 2 dagvaarding).
2.2.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 27 januari 2017 een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding ingediend. Zij hebben op diezelfde datum een echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) ondertekend (productie 2 dagvaarding).
In dat convenant is, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende opgenomen.
“(..)
ZIJ NEMEN IN AANMERKING:
(..)
7. (..) Met dit convenant achten partijen de door hen gesloten huwelijkse voorwaarden afgewikkeld. Ieder der partijen verklaart naar beste weten, dat er naar zijn of haar mening geen andere goederen tot de (beperkte) gemeenschap behoren (..).
(..)
ARTIKEL 4 VERDELING VAN DE OVERIGE VERMOGENSBESTANDDELEN
(..)
4.9.
Beleggingen
(..) De man heeft de beleggingen gekocht met eigen gelden. Partijen komen derhalve op grond van de huwelijkse voorwaarden overeen, dat de beleggingen buiten de verdeling blijven. (..)
- Holland Immo Group XVII/German Retail Fund NV (..)
- Perrée & Partners (Census V) (..)
- Perrée & Partners Prolongatiefonds III (..)
- Exploitatie Sittard B.V. (..)
(..)
4.15
Appartement [adres 1] (..)
4.15.1
De man heeft, met gelden die hij van zijn ouders heeft verkregen, het appartement aan de [adres 1] (..) in eigendom verkregen.
4.15.2
Tussen partijen bestaat geen discussie (..) appartement (..) nu (..) verkregen met gelden die de man van zijn ouders heeft gekregen, buiten de verdeling (..).
(..)
4.16
Appartement [adres 2] (..)
4.16.1
De man heeft, met gelden die hij van zijn ouders heeft verkregen, het appartement aan de [adres 2] (..) in eigendom verkregen.
4.16.2
Tussen partijen bestaat geen discussie (..) appartement (..) nu (..) verkregen met gelden die de man van zijn ouders heeft gekregen, buiten de verdeling (..).
(..)
4.17
Mini
Partijen hebben een MINI in bezit (..)
Partijen bepalen de waarde van de MINI op € 20.000,-. (..)
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto is gekocht met gelden die de man van zijn moeder heeft gekregen.
De MINI wordt toebedeeld aan de vrouw.
(..)
4.18
Aandelen in MCA Beheer B.V.
4.18.1
De man is enig aandeelhouder (..)
De aandelen (..) zullen worden toebedeeld aan de man. (..) komen partijen overeen de waarde van de onderneming te delen.
4.18.3
Partijen bepalen de waarde van de aandelen (..), mede in overleg met de accountant van partijen, op € 340.000,00 (..) Dit is een vaststellingsovereenkomst.
ARTIKEL 5 PENSIOENRECHTEN
(..)
5.2
De man heeft tevens pensioen opgebouwd in MCA Beheer B.V. (pensioen in eigen beheer) (..) De waardestijging van de aandelen van de vennootschap die optreedt als gevolg van de afstempeling van de pensioenverplichting naar fiscale waarde komt haar immers (..) voor 50% toe en zit derhalve verdisconteerd in de waarde van de aandelen (..) De pensioenrechten opgebouwd in eigen beheer zullen niet worden verevend of op enige wijze worden verrekend. (..)
(..)
ARTIKEL 9 KWIJTING EN VRIJWARING
9.1
Partijen verklaren hierbij de tussen hen bestaande huwelijkse voorwaarden met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben verdeeld (..) niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar finale kwijting en décharge te verlenen.
9.2
Alle eventueel bestaande risico’s met betrekking tot de waardering (..) toegedeelde goederen, komen voor rekening van de partij aan wie de desbetreffende goederen zijn toegedeeld. (..)”
2.3.
De echtscheiding is bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 15 februari 2017 uitgesproken (productie 3 dagvaarding). De beschikking is op 22 februari 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand (productie 4 dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] , bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
1. aan [eiseres] de beleggingen over te dragen, genoemd onder 4.9 van het convenant,
althans aan [eiseres] te betalen € 81.619,-,vermeerderd met de wettelijke rente,
althans aan [eiseres] de helft van de beleggingen over te dragen, genoemd onder 4.9 van het convenant,
althans aan de [eiseres] te betalen € 40.809,50, vermeerderd met de wettelijke rente,
2. aan [eiseres] over te dragen het appartement, in het convenant genoemd onder
4.15.1
en 4.15.2, aan de [adres 1] ,
althans aan [eiseres] te betalen € 97.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
althans aan de vrouw de helft van het appartement aan de [adres 1] over te dragen,
althans een taxateur te benoemen om het appartement aan de [adres 1] te taxeren en aan [eiseres] na vaststelling van de taxatiewaarde de helft van dit bedrag te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente,
althans aan [eiseres] te betalen € 48.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
3. aan [eiseres] over te dragen het appartement, in het convenant genoemd onder
4.16.1
en 4.16.2, aan de [adres 2] ,
althans aan [eiseres] te betalen € 97.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
althans aan [eiseres] de helft van het appartement aan de [adres 2] over te dragen,
althans een taxateur te benoemen om het appartement aan de [adres 2] , te taxeren en aan [eiseres] na vaststelling van de taxatiewaarde de helft van dit bedrag te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente,
althans aan [eiseres] te betalen € 48.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
4. aan [eiseres] te voldoen € 20.000,-, genoemd onder 4.17 van het convenant, althans
€ 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
5. aan [eiseres] 43,33% van de aandelen M.C.A. Beheer B.V., genoemd in het
convenant onder 4.18.2 en 4.18.3, over te dragen,
althans aan [eiseres] te betalen € 260.000,-, althans € 130.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
6. de hoogte van de pensioenopbouw in eigen beheer binnen M.C.A. Beheer B.V. per 31 december 2016 tussen [eiseres] en [gedaagde] vast te stellen, welk bedrag [gedaagde] aan [eiseres] dient te betalen,
althans de helft van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente,
7. onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, alsmede tot betaling van de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het navolgende ten grondslag. [eiseres] is gebleken dat [gedaagde] opzettelijk belangrijke vermogensbestanddelen heeft verzwegen, dan wel de waardes van vermogensbestanddelen bewust onjuist heeft weergegeven, dan wel ten onrechte heeft aangegeven dat bepaalde goederen met “eigen gelden” dan wel “gelden ouders” zijn bekostigd en als zodanig buiten de verdeling zijn gehouden. [eiseres] heeft als gevolg daarvan gedwaald en is benadeeld bij de verrekening en verdeling van het vermogen. [gedaagde] dient daarom op grond van art. 1:135 lid 3 BW primair de betreffende vermogensbestanddelen geheel af te staan aan [eiseres] en subsidiair dienen de vermogensbestanddelen, onder verwijzing naar art. 3:178 BW en 3:179 lid 2 BW, alsnog anders verdeeld te worden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij beroept zich primair op art. 3:200 BW (verval van recht). Hij voert subsidiair als verweer dat er geen sprake is van het opzettelijk verzwijgen van vermogensbestanddelen in de zin van art. 1:135 lid 3 BW. Het convenant is, na raadpleging van een accountant en fiscalist, tot stand gekomen na uitvoerige bespreking met partijen van de inhoud daarvan door de advocaat.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen waren onder huwelijkse voorwaarden getrouwd. Partijen hebben in een echtscheidingsconvenant van 27 januari 2017 (onder meer) afspraken gemaakt over de wijze waarop het door hen in het verrekentijdvak verkregen inkomen en vermogen dient te worden verrekend en op welke wijze de verdeling tussen hen dient plaats te vinden.
Art. 1:135 lid 3 BW / art. 3:178 juncto art. 3:179 lid 2 BW
4.2.
[eiseres] doet primair een beroep op art. 1:135 lid 3 BW. [gedaagde] heeft volgens [eiseres] opzettelijk tot het vermogen behorende goederen verzwegen. De betreffende goederen zijn daardoor ten onrechte niet bij de verrekening/verdeling betrokken, dan wel tegen een onjuiste, te lage, waarde daarbij betrokken. Dit dient, aldus [eiseres] , erin te resulteren dat [gedaagde] zijn aandeel in de betreffende vermogensbestanddelen heeft verbeurd. [eiseres] doet subsidiair een beroep op art. 3:178 juncto art. 3:179 lid 2 BW. Uit deze artikelen volgt volgens [eiseres] , naar de rechtbank begrijpt, dat haar (alsnog) de helft van (de waarde van) bepaalde vermogensbestanddelen toekomt.
Recht vervallen?
4.3.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat het recht om op te komen tegen de verdeling op grond van art. 3:200 BW is komen te vervallen. [eiseres] betwist dat art. 3:200 BW in dit geval van toepassing is. Dit artikel is volgens haar slechts van toepassing indien de mogelijke vernietiging van de verdeling onderwerp van geschil is. Wat er ook zij van het door [gedaagde] gedane beroep op art. 3:200 BW, nu [eiseres] , mede in het licht van verweer van [gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd dat door [gedaagde] opzettelijk vermogensbestanddelen zijn verzwegen, kan dit in het midden blijven. Evenmin voldoende onderbouwd is, gelet op het hierna volgende, dat art. 3:178 BW juncto artikel 3:179 lid 2 BW, subsidiair, als grondslag kan dienen voor de gevorderde nadere verdeling bij helfte (dan wel dat er anderszins een grondslag bestaat voor een nadere verdeling). De vorderingen van [eiseres] kunnen reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Opzettelijk verzwegen?
4.4.
De rechtbank stelt ter zake van het beroep van [eiseres] op art. 1:135 lid 3 BW het navolgende voorop. De stelplicht en bewijslast rusten ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiseres] , die zich op de rechtsgevolgen van art. 1:135 lid 3 BW – het verbeuren van diens aandeel door [gedaagde] – beroept. Voor een dergelijke zware sanctie is eerst aanleiding indien de betreffende deelgenoot, opzettelijk, door zijn daad of zijn verzwijging enig deel van het gemeenschappelijk actief voor de andere deelgenoot verborgen heeft getracht te houden. Aan het bewijs van de in art. 1:135 lid 3 BW bedoelde opzet moeten hoge eisen worden gesteld (vgl. HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:565 en HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3262).
4.5.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van haar beroep op art. 1:135 lid 3 BW dat bij haar op enig moment na het ondertekenen van het convenant twijfel ontstond over de juistheid van de door [gedaagde] verstrekte gegevens.
4.5.1.
De beleggingen, de Mini en de appartementen aan de [adres 2] en
[adres 1] zijn volgens [eiseres] helemaal niet met “eigen gelden” dan wel “gelden ouders” aangeschaft, zoals in het convenant staat vermeld. Hier heeft [gedaagde] , aldus [eiseres] , opzettelijk over gelogen. Deze goederen zijn daarom, achteraf bezien, aan de verdeling onttrokken.
Wat betreft de Mini, de beleggingen en de appartementen overweegt de rechtbank het volgende. De enkele betwisting (achteraf) bij gebrek aan wetenschap/verifieerbaarheid dat het “eigen gelden” betreft, is (in elk geval) onvoldoende voor een succesvol beroep op art. 1:135 lid 3 BW, zeker in het licht van de (deels met stukken onderbouwde) gemotiveerde betwisting door [gedaagde] (in het bijzonder productie 5 bij conclusie van antwoord). De algemene (blote) stellingen van [eiseres] dat zij niets wist van de door [gedaagde] gestelde jaarlijkse belastingvrije schenkingen en papieren schenkingen van de moeder van [gedaagde] , dan wel dat de schenkingen “nooit de bedragen kunnen hebben opgeleverd die zij op grond van de stellingen van [gedaagde] zouden moeten hebben opgebracht”, zijn gelet op het voorgaande, onvoldoende voor een succesvol beroep op art. 1:135 lid 3 BW. Ook de algemene stelling dat – naar de rechtbank begrijpt – de bij Kreissparkasse afgesloten hypotheek (voor een substantieel deel) “moet zijn” afgelost uit gezamenlijk inkomen, zodat hetgeen daaruit volgens [gedaagde] voldaan is, wel degelijk onder de te verdelen goederen valt, is onvoldoende onderbouwd. Nog daargelaten het feit dat [gedaagde] – onweersproken – heeft gesteld dat op de hypotheek van € 120.000,- slechts € 9.000,- is afgelost (productie 6 conclusie van antwoord), is op geen enkele wijze concreet door [eiseres] onderbouwd waarom het “niet anders kan” dan dat de hypotheek met gezamenlijk inkomen is afgelost en daarom geen sprake is van voldoening met “eigen gelden” dan wel “gelden ouders” daar waar het het daarmee bekostigde betreft.
4.5.2.
[eiseres] stelt zich verder op het standpunt dat [gedaagde] bij het sluiten van het convenant in januari 2017 opzettelijk gegevens heeft achtergehouden over de waarde van de aandelen MCA Beheer. De waarde van de aandelen per 31 december 2016 blijkt achteraf niet € 340.000,-, maar € 599.403,-, te zijn (productie 14 dagvaarding). De kolommenbalans had volgens [eiseres] bij het sluiten van het convenant voor [gedaagde] bekend moeten zijn geweest.
Daartoe het volgende. Om van opzet te kunnen spreken moet bij de deelgenoot die dit verweten wordt, sprake zijn van kennis die hij bewust achterhoudt, over in dit geval de werkelijke, hogere waarde van de aandelen. De enkele stelling dat [gedaagde] reeds in januari 2017 met de hogere waarde per 31 december 2016 “bekend moet zijn geweest”, is onvoldoende ter onderbouwing van het beroep op art. 1:135 lid 3 BW. Gesteld noch gebleken is dat er concrete aanwijzingen zijn dat de hogere waarde reeds bij [gedaagde] bekend was ten tijde van het sluiten van het convenant en dat hij deze informatie bewust heeft verzwegen. Niet valt dan ook in te zien, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op welke wijze (concreet) sprake zou zijn geweest van het opzettelijk verzwijgen van een hogere waarde. Bij gebreke van concrete aanwijzingen – en daarmee een begin van bewijs – komt de rechtbank niet toe aan enige bewijslevering, zodat het door [eiseres] gedane bewijsaanbod zal worden gepasseerd. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat het onderdeel van het convenant, waarin de waarde van de aandelen MCA Beheer wordt bepaald, blijkens de redactie van artikel 4.18.3, een vaststellingsovereenkomst is, en de accountant van partijen betrokken was bij die waardebepaling.
4.5.3.
Ook ten aanzien van de pensioenrechten die door [gedaagde] zijn opgebouwd in MCA Beheer is volgens [eiseres] sprake van opzettelijke misleiding door [gedaagde] , met als gevolg dat zij haar aandeel in de pensioenopbouw per 31 december 2016 misloopt. Zonder nadere feitelijke onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de, volgens [eiseres] foutieve, uitleg van de (destijds) gezamenlijke advocaat van partijen met zich zou brengen dat [gedaagde] [eiseres] opzettelijk heeft misleid met betrekking tot de pensioenrechten in MCA Beheer, dan wel dat sprake is van het opzettelijk verzwijgen van vermogen door [gedaagde] . Dit klemt temeer, nu onweersproken vast staat dat (al) de pensioenaanspraken destijds onderdeel hebben uitgemaakt van de besprekingen voorafgaand aan het sluiten van het convenant.
Art. 3:178 BW juncto art. 3:179 lid 2 BW
4.6.
Het subsidiaire beroep van [eiseres] op verdeling bij helfte is evenmin voldoende onderbouwd. Niet valt in te zien op welke wijze een beroep op art. 3:178 juncto art. 3:179 lid 2 BW zou moeten leiden tot het alsnog verdelen van goederen waarmee reeds in het convenant – onweersproken een allesomvattende overeenkomst – rekening is gehouden. Voor zover in dit verband een beroep wordt gedaan op enig wilsgebrek is dit eveneens onvoldoende gemotiveerd. Ook in dit verband heeft te gelden dat onvoldoende is onderbouwd dat van de zijde van [gedaagde] sprake was van bedrog en/of misleiding dan wel het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen bij het verrekenen en verdelen. Veronderstellingen dan wel klachten over het gebrek aan verifieerbaarheid (achteraf) zijn, daartoe in ieder geval onvoldoende.
4.7.
De vorderingen van [eiseres] zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen (ex-echtgenoten) zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB