ECLI:NL:RBLIM:2021:8608

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
03.037913.21, 02.183220.18 (vtvv) en 03.192113.20 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, medeplegen

Op 9 februari 2021 heeft de verdachte samen met anderen een woningoverval gepleegd in Kerkrade. De overval vond plaats omstreeks 01:00 uur, waarbij de verdachte en haar medeverdachten de woning binnendrongen en de bewoners, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met geweld en bedreiging onder druk zetten. De verdachte heeft verklaard dat zij was gevraagd om mee te gaan en dat het de bedoeling was om spullen te stelen. Tijdens de overval werd [slachtoffer 1] mishandeld en zijn vriendin, [slachtoffer 2], werd bedreigd met een nepwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt om de diefstal te plegen, waarbij geweld en bedreiging zijn gebruikt. De rechtbank achtte de verdachte gedeeltelijk schuldig aan de tenlastelegging, waarbij feit 1 volledig en feit 2 gedeeltelijk bewezen werd verklaard. De verdachte is veroordeeld tot 450 dagen jeugddetentie, waarvan 213 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gehonoreerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers 03.037913.21, 02.183220.18 (vtvv) en 03.192113.20 (vtvv)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
16 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Cinar, advocaat kantoorhoudende te Beek.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd (feit 1) en nepwapens voorhanden heeft gehad die niet van echte vuurwapens te onderscheiden waren (feit 2).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met drie anderen op 9 februari 2021 in Kerkrade om één uur ’s nachts is binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1] . In die woning was ook de vriendin van [slachtoffer 1] aanwezig. [slachtoffer 1] is mishandeld en zijn vriendin bedreigd. De verdachten hebben vervolgens uit de woning kleding en een telefoon weggenomen. Bij de overval is er door de verdachten nauw en bewust samengewerkt, zodat ieder van hen zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, ook als hij of zij niet alle gedragingen die opgenomen zijn in de tenlastelegging heeft verricht.
Bij de overval is door een medeverdachte, genaamd [medeverdachte 1] , gebruik gemaakt van een gasdrukwapen dat zodanig lijkt op een echt vuurwapen dat het voorhanden hebben ervan strafbaar is. Ook was er nog een tweede gasdrukwapen meegenomen naar de woning van het slachtoffer. De verdachte heeft één van die wapens na de overval verstopt in de woning van een medeverdachte en zich daarom ook schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet wapens en munitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken. Er is bewijs dat de verdachte spullen van de slachtoffers gestolen heeft, maar van de geweldselementen van de tenlastelegging moet zij worden vrijgesproken. Zij heeft zelf namelijk geen geweld gebruikt of daarmee gedreigd. De geweldshandelingen van de anderen zijn buiten haar aanwezigheid verricht en zij had geen opzet op het toepassen van of dreigen met geweld.
Onder feit 2 kan slechts bewezen worden dat de verdachte één nepwapen in plaats van twee voorhanden heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Inleiding
De rechtbank zal hierna eerst de inhoud van de door haar relevant geachte bewijsmiddelen weergeven. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat feit 1 volledig bewezen kan worden, zoals ten laste is gelegd, en feit 2 gedeeltelijk. Zij zal na het weergeven van het bewijs nader motiveren waarom zij het bewijsverweer van de raadsman ten aanzien van feit 1 niet volgt.
3.3.2
De bewijsmiddelen
3.3.2.1 Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het letsel van [slachtoffer 1]
heeft op 9 februari 2021 om 01:10 uur bij de politie aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangever verklaarde dat hij omstreeks 01:00 uur in zijn woning aan de [adres 1] te Kerkrade was met zijn vriendin [slachtoffer 2] . Ze lagen op de bank te slapen in de woonkamer op de eerste verdieping. Opeens hoorde hij iemand glas inslaan en opeens kwamen er mensen naar boven. Aangever herkende [medeverdachte 1] als één van hen. Hij werd meteen op zijn hoofd geslagen, waarna hij bloedde en niet veel meer meekreeg. Aangever moest mee met de ambulance en kon niet meer verklaren op dat moment. De verbalisant zag dat aangever aan de linkerzijde van zijn hoofd, boven zijn oor een bloedende wond had. [2] Die wond links in de behaarde hoofdhuid is in het ziekenhuis gehecht. [3]
Later op 9 februari 2021, omstreeks 13:20 uur heeft aangever [slachtoffer 1] zijn aangifte aangevuld. Aangever kende verdachte [medeverdachte 1] omdat zij een kortstondige relatie hadden gehad. Hij zag dat zij een zwart pistool vasthad. Zij duwde hem tegen de muur en plotseling zag en voelde hij dat zij hem met de hand waarin ze het pistool vasthield, op zijn linker achterhoofd sloeg. Hij voelde direct erge pijn en voelde dat het bloed uit zijn hoofd stroomde. Hij zag dat [medeverdachte 1] naar zijn vriendin liep en het pistool met de loop tegen het voorhoofd van zijn vriendin duwde en zei dat ze haar kapot zou schieten.
Vervolgens zag hij dat er nog een onbekende jongen binnenkwam en daarbij nog een jongen en een meisje. De eerste jongen bleef voor aangever staan met een moker en zei iets van: “We fucken met je, we zijn serieus met je.” Daardoor voelde aangever zich bedreigd. De andere jongen stond alleen in de keuken, maar het andere meisje pakte de jas van zijn vriendin van de bank op en zei dat die jas nu van haar was.
Zijn telefoon, waarmee zijn vriendin de politie wilde bellen, werd uit haar handen gegrepen door dit meisje of door [medeverdachte 1] . Aangever vond die later terug via “zoek mijn iPhone”.
Plotseling verlieten ze de woning, behalve [medeverdachte 1] . Aangever zag dat zij nog naar boven liep en zag later dat zij kleren in haar handen had en naar beneden liep. [4]
Verder heeft aangever verklaard dat hij glasgerinkel gehoord had om ongeveer 01:00 uur en hij zag toen hij opstond tegelijkertijd de daders naar boven komen, naar de woonkamer, [medeverdachte 1] voorop. Hij zag dat zij een zwart pistool in haar hand vasthield. Zij duwde hem tegen de muur en tegelijkertijd sloeg zij hem met dat pistool tegen zijn hoofd. Toen hij weer bijkwam, zag hij dat [medeverdachte 1] het pistool tegen het hoofd van zijn vriendin hield en hij hoorde dat [medeverdachte 1] haar bedreigde.
Ook zag hij een jongen met een hamer, een moker, in zijn hand. Verder waren er nog een meisje en een jongen bij. Dat meisje heeft de jas van zijn vriendin meegenomen, van het merk Canadian Goose.
Aangever zag dat [medeverdachte 1] naar boven ging, richting de berging waar zijn kleding lag. De daders hebben zijn iPhone X meegenomen en hij zag dat zijn kapstok op de begane grond leeg was; zijn twee jassen van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles hingen daar niet meer en waren ook meegenomen. [5]
De vriendin van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] is op 9 februari 2021 om 01:25 uur gehoord als getuige. Zij verklaarde dat zij glasgerinkel hoorde en gebonk. De daders stonden al vrij snel boven in de woonkamer. Als eerste zag zij [medeverdachte 1] , waarna nog een meisje en een jongen met een hamer volgden. [medeverdachte 1] had een pistool vast. Het andere meisje had haar jas aan en zij hoorde nog mensen beneden. Op dat moment weet [slachtoffer 2] niet wie wat gedaan had. Het ging allemaal snel. [6]
[slachtoffer 2] heeft later, om 13:00 uur, ook aangifte gedaan van de overval en het volgende verklaard. Aangeefster kende [medeverdachte 1] omdat zij bij [medeverdachte 1] in de klas had gezeten. Zij en haar vriend werden ineens wakker van het geluid van glasgerinkel. Haar vriend stond op en deed het licht aan. Aangeefster zag [medeverdachte 1] de woonkamer binnenstormen en zag dat zij haar vriend tegen de muur duwde. Aangeefster was verstijfd van schrik. Toen [medeverdachte 1] ineens op haar afkwam, zag aangeefster dat [medeverdachte 1] een pistool vasthad, waarmee ze op het hoofd en de borst van aangeefster richtte, op een halve meter afstand van aangeefster. Aangeefster probeerde de politie te bellen, maar door de stress wist zij de code van de telefoon van haar vriend niet meer.
Ze hoorde [medeverdachte 1] zeggen: “Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af” of woorden van gelijke aard en strekking. Hierna pakte [medeverdachte 1] de telefoon af. Daarna hield [medeverdachte 1] het pistool weer op haar gericht. [medeverdachte 1] pakte aangeefster ook een keer vast, achter bij haar haren in haar nek. Aangeefster voelde zich erg bedreigd en dacht echt dat ze doodging.
Aangeefster zag dat er opeens meer mensen de woonkamer in kwamen, onder wie een jongen met een grote hamer, die verder weinig tegen haar gezegd of gedaan heeft, maar omdat hij een grote hamer in zijn hand had, heeft aangeefster zich verder rustig gehouden, omdat zij bang was dat hij haar iets aan zou doen.
Deze mensen liepen op haar vriend af en stonden op een afstand van ongeveer drie meter van aangeefster. Er was ook een meisje bij. [medeverdachte 1] duwde haar vriend weer tegen de muur en sloeg haar vriend op zijn hoofd.
Op een gegeven moment zag aangeefster dat het andere meisje haar jas van het merk Canadian Goose aan had. Aangeefster hoorde haar zeggen: “Ik hou jouw jas, kankerhoer.”
Aangeefster zag verder dat de andere jongen de jas van haar vriend aan had, van het merk Canadian Goose. Toen de daders weg waren, zag aangeefster dat boven de kasten waren leeggehaald. [7]
3.3.2.2 Het aantreffen van de iPhone, de aanhouding van de verdachten en het aantreffen van wapens en gestolen goederen
De politie heeft op aanwijzing van aangeefster [slachtoffer 2] de iPhone teruggevonden, niet ver van de woning van [slachtoffer 1] . [8]
Het onderzoek van de politie kwam al snel uit bij de woning van één van de medeverdachten, genaamd [medeverdachte 2] , gelegen aan de [adres 2] in [woonplaats] , op aanwijzing van een getuige over de vluchtauto en aan de hand van sporen van die auto in de sneeuw. In de woning aan de [adres 2] werden de verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangehouden. [9] De verdachte had een jas aan van het merk Canada Goose, die in beslag werd genomen. [10]
In de woning aan de [adres 2] werd in de woonkamer een zwarte revolver aangetroffen en een jas van het merk Canada Goose met in de jaszak een beurs met daarin pasjes op naam van [slachtoffer 1] . Op de eerste verdieping in de kinderkamer in een commode werd een zwart pistool aangetroffen. [11] Ook werd een jas van het merk Moose Knuckles aangetroffen en werden kledingstukken in beslag genomen. Aangever [slachtoffer 1] herkende 18 kledingstukken als zijn eigendom, waaronder broeken, truien en shirts. Verder werden een ID-kaart, OV-kaart en creditcard op naam van [slachtoffer 2] aangetroffen. [12]
De in beslag genomen wapens werden door een deskundige van de politie onderzocht. Het betrof een imitatierevolver die qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen van het merk Smith & Wesson, type M&P R8, kaliber .357 Mag. Het in beslag genomen wapen was een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of Smith & Wesson corp. Dit is een voorwerp dat geschikt is voor be- en afdreiging en niet onder de Europese speelgoedrichtlijn valt en derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Het andere wapen betrof een imitatiepistool, een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, dat qua vorm en afmeting sprekend leek op een vuurwapen, merk Colt, type 1911 Recon Compact, kaliber .45 Acp. Het in beslag genomen wapen was voorzien van de inscriptie: Colt, F press S, 13F61585. Het voorwerp was geschikt voor be- en afdreiging en valt niet onder de Europese speelgoedrichtlijn en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie. [13]
3.3.2.3 De verklaringen van de verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 3]
De verdachte heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd. Bij haar voorgeleiding verklaarde de verdachte dat zij gevraagd werd om mee te gaan, met anderen de woning is ingegaan en dat zij heeft gekeken hoe iemand werd toegetakeld. [14]
Daarna heeft zij op 9 februari 2021 verklaard dat zij met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de woning van aangever [slachtoffer 1] is gegaan. De bedoeling was dat het meisje die jongen zou slaan en dat die andere jongen spullen uit de woning zou meenemen. Anderen hadden een wapen en een hamer bij zich. Zij zag dat één van de drie anderen met een hamer de ruit insloeg en dat die drie de woning in zijn gegaan, waarna zij ook binnen is gegaan. Zij zag dat de bewoner behoorlijk bloed aan zijn hoofd had.
In de woonkamer lag een jas van het merk Canada Goose. De verdachte dacht dat dit de jas van de vriendin van de jongen was. Zij pakte die jas. In die jas zaten twee iPhones, die zij uit het raam van de auto heeft gegooid. De anderen hebben kleren meegenomen die in een kast boven lagen. [15]
Op 10 februari 2021 heeft de verhorende verbalisant aan haar gevraagd van wie het idee kwam dat [medeverdachte 1] het slachtoffer zou slaan en dat de andere jongen spullen zou meenemen. Daarop antwoordt de verdachte: “Ik zeg je heel eerlijk. Dat idee kwam van mij af. Ik wilde hun helpen, omdat die blonde werd gepest.” Op de vraag van wie het initiatief kwam antwoordt de verdachte: “Eigenlijk zijn we gewoon samen gegaan. Het was van nature ontstaan. Het was meer het initiatief van ons alle vier.” Ze heeft ook de wapens gezien die werden meegenomen, door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Het pistool heeft zij in de commode verstopt in de slaapkamer boven van de woning van [medeverdachte 2] . Er waren veel dure truien meegenomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben deze kleren uit de kast gepakt en meegenomen. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de woning is binnengegaan, nadat [medeverdachte 2] de ruit had ingetikt. [medeverdachte 3] pakte meteen twee jassen van de kapstok, die hij vervolgens in de auto heeft gelegd. Weer binnen zag hij dat het gezicht van de ex van [medeverdachte 1] onder het bloed zat. [medeverdachte 2] had mogelijk nog de hamer in zijn hand. [medeverdachte 1] had het pistool meegenomen. Op enig moment zei [medeverdachte 1] dat er boven kleding zou liggen. [medeverdachte 3] is toen met [medeverdachte 1] naar boven gelopen. Eenmaal boven heeft [medeverdachte 3] een graai in de kast gedaan en is hij weggegaan. [17]
3.3.3
Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat zij in hun woning werden beroofd van kleding en een telefoon, maar ook van andere goederen, zoals een beurs, een id-kaart en pasjes, die waarschijnlijk in jaszakken hebben gezeten. Dit wegnemen van goederen werd voorafgegaan door geweld op het hoofd van [slachtoffer 1] , die daardoor machteloos werd. Zijn vriendin was verstijfd van angst, wat niet verwonderlijk is als je ziet dat je vriend belaagd wordt en dat die zelfde belaagster een pistool tegen je richt en zegt dat ze je zal afschieten.
Vrijwel gelijktijdig met, of in elk geval kort na dit geweld en dreigen van de kant van [medeverdachte 1] werden goederen weggenomen, waarbij op basis van de verklaring van de verdachte mag worden aangenomen dat van te voren was bedacht om dit te doen.
[medeverdachte 3] , die de initiële gewelds- en dreigingselementen waarschijnlijk niet meekreeg en later naar boven gaat, heeft zodra hij de woning op de begane grond betrad twee jassen gestolen, en is vervolgens naar boven gegaan, waar hij nog eens kleding bijeen graaide en meenam, op aanwijzen van [medeverdachte 1] , die kennelijk vanwege haar eerdere contacten met [slachtoffer 1] wist waar wat te halen viel en ook zelf kleding meenam. Ook dat lijkt zo te zijn verlopen als van te voren was bedacht. Ondertussen moet [medeverdachte 3] gezien hebben dat er geweld was gebruikt, waardoor diefstal mogelijk en makkelijk was. De verdachte, die zelf verklaard heeft dat zij heeft gezien dat iemand werd toegetakeld en dat het de bedoeling was om geweld te gebruiken en spullen te stelen, is ook vrijwel meteen overgegaan tot het inpikken van de jas van [slachtoffer 2] , die eveneens door angst machteloos bleek.
Dat alles maakt dat er voldoende wettig en ook overtuigend bewijs is dat er door de verdachten nauw en bewust is samengewerkt met het oogmerk om met geweld en dreiging spullen weg te nemen. De beroving heeft al met al niet veel tijd in beslag genomen, zo blijkt uit de verklaringen en elk van de vier verdachten heeft in dat korte tijdsbestek een rol op zich genomen. Die rollen sluiten vrijwel naadloos op elkaar aan. Niemand heeft zich tijdens het gebeuren op enig moment bedacht en zich kenbaar gedistantieerd van het geheel. De buit werd gezamenlijk meegenomen in de auto en naar de woning van [medeverdachte 2] gebracht.
Het is juridisch niet vereist dat alle facetten van het gezamenlijk optreden moeten zijn afgesproken en dat iedere deelnemer zich bewust moet zijn geweest van het handelen van de ander en daarmee ingestemd moet hebben. Het handelen en een rolverdeling kunnen min of meer spontaan en stilzwijgend plaatsvinden of zoals de verdachte zegt: het is dan van nature ontstaan. Kenbaar was dat er geweld werd of was gebruikt en dat gedreigd werd met een wapen en een moker. Met die kennis is vervolgens door de verdachte en [medeverdachte 3] overgegaan tot het wegnemen van goederen. Deze twee daders, die geen geweldshandelingen of bedreigingen hebben begaan, moeten beseft hebben dat daarvan sprake was en dat het gevolg daarvan was dat het makkelijk werd te stelen. Dat is voldoende om het bestanddeel “oogmerk” bewezen te verklaren en alle gedragingen zoals ten laste is gelegd aan alle verdachten strafrechtelijk toe te rekenen.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting waarin zij gedeeltelijk terugkomt van haar verklaringen tegenover de politie, met name waar het haar uitlatingen betreft over het plan om geweld te gaan gebruiken en vervolgens te stelen. Dat dit plan er was, kan uit de uitvoering van het misdrijf worden opgemaakt en de verdachte verklaart het zowel op 9 als op 10 februari 2021 bij de politie. De rechtbank heeft geen argumenten gehoord waarom de verdachte alleen op dit punt tot twee keer toe maar wat gezegd heeft om anderen uit de wind te houden en haar verklaringen voor het overige heeft gehandhaafd.
Tot slot acht de rechtbank bewezen dat de verdachte samen met anderen een nepwapen voorhanden heeft gehad. Zij had daar immers in de woning van de medeverdachte de beschikking over en het in een commode gelegd om het te verbergen. Niet gebleken is dat zij op enig moment beschikt heeft over het andere wapen, zodat zij van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, omstreeks 01.00 uur, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning, gelegen aan de [adres 1] te Kerkrade, een iPhone X, jassen (van het merk Canadian Goose en Moose Knuckles) en een hoeveelheid kleding, toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een ruit van de voordeur te vernielen en
- die woning binnen te dringen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te houden en
- tegen die [slachtoffer 2] te roepen: "Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af" en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- een hamer aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te tonen;
Feit 2
op 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat dit voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk:
- een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, (onder meer) voorzien van de inscripties Colt, F press S,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 2
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog mr. drs. A.M. Sterk heeft de geestvermogens van de verdachte onderzocht en op 4 juni 2021 een rapport uitgebracht. In dit rapport staat onder meer dat bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis, die zich lijkt te ontwikkelen richting een persoonlijkheidsstoornis. Verder is er volgens de gedragsdeskundige sprake van een stoornis in lachgasgebruik in remissie, een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis en een licht verstandelijke beperking.
De verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van de ten laste gelegde feiten in te kunnen zien. Zij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om haar wil overeenkomstig dat inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De gedragsdeskundige adviseert de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en het advies van het rapport en neemt deze over. Er is geen sprake van een omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte (volledig) uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten. Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de conclusie dat zij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de straf het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de rapportages die over de verdachte zijn uitgebracht door voornoemde gedragsdeskundige en de jeugdreclassering.
Verder heeft de verdachte bij de woningoverval zelf geen geweld gebruikt, wat in matigende zin moet worden meegewogen. De officier van justitie vordert de oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 450 dagen, waarvan 213 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht moet worden afgetrokken van het onvoorwaardelijk deel van de straf, zodat de verdachte niet meer terug hoeft naar een penitentiaire inrichting. Aan het voorwaardelijk deel van de straf moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals begeleiding door de jeugdreclassering, begeleid wonen en een alcohol- en drugsverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de conclusies uit de rapporten en het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdere detentie moet worden vermeden, omdat tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een begeleidingstraject is ingezet dat niet zou moeten worden doorkruist met nieuwe detentie, maar juist zou moeten worden voortgezet. De verdachte heeft haar rol eerlijk toegegeven en veel spijt van wat er gebeurd is.
De raadsman verzet zich niet tegen het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, omdat dit nodig is om de verdachte te blijven motiveren, maar vindt de eis van de officier van justitie te hoog, mede gelet op zijn bewijsstandpunt. De raadsman heeft verzocht die voorwaardelijke straf te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een gewelddadige woningoverval. De verdachte had van mededader [medeverdachte 1] begrepen dat zij slecht was behandeld door [slachtoffer 1] en diens vriendin [slachtoffer 2] . De verdachte kende deze mensen niet, maar heeft naar eigen zeggen het plan opgevat om naar de woning te gaan, die woning binnen te dringen en heeft vervolgens kleding gestolen en een telefoon, nadat [medeverdachte 1] geweld had gebruikt en er gedreigd werd door het tonen en richten van een nepwapen en het gebruiken en tonen van een moker.
Voor de slachtoffers heeft dit feit enorme impact gehad. In je woning moet je je veilig kunnen voelen en ongeacht of je de daders kent of niet, ’s nachts met geweld en bedreiging beroofd worden in je eigen woning is verschrikkelijk. De slachtoffers kunnen niet geweten hebben dat er een nepwapen in het spel was en hebben voor hun leven gevreesd.
Voor dit feit wordt doorgaans door de rechtbanken een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Vanwege de ernst kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. Voor het voorhanden hebben van een nepwapen wordt doorgaans een geldboete opgelegd. De rechtbank zal voor dit feit geen extra straf bepalen en neemt dat mee in de straf die zij voor de woningoverval zal opleggen.
De verdachte heeft spijt betuigd en geprobeerd eerlijk te zijn over haar aandeel in het geheel. Dat waardeert de rechtbank. De rechtbank houdt in haar voordeel rekening met de omstandigheid dat zij zelf geen geweld heeft gebruikt of daarmee gedreigd heeft, maar zij is daar wel strafrechtelijk medeverantwoordelijk voor en zal ook daarvoor straf moeten krijgen.
De vraag is wat de beste afdoening is voor deze zaak. Enerzijds moet de verdachte op de blaren zitten en moet recht gedaan worden aan de ernst van de feiten, maar anderzijds moet de rechtbank ook rekening houden met haar persoon. Bezien moet worden hoe te voorkomen dat zij strafbare feiten blijft plegen, nu zij inmiddels al vaker met de strafrechter in aanraking is gekomen en met een forse psychische problematiek kampt. Deze problematiek maakt dat de feiten haar in verminderde mate kunnen worden toegerekend en verder een duidelijk verhoogde kans geeft op herhaling van agressief gedrag volgens de gedragsdeskundige in haar rapport. Ook de jeugdreclassering heeft gerapporteerd dat zij een zorgelijk patroon ziet in het criminele handelen van de verdachte.
Daarnaast adviseren de gedragsdeskundige en de jeugdreclassering het strafrecht van minderjarigen toe te passen, omdat dat een meer passend begeleidingskader biedt, dat deels al gestalte heeft gekregen tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Voor 18- tot 23-jarigen is het uitgangspunt de toepassing van het volwassenenstrafrecht, maar de rechter kan echter, als daarvoor gronden zijn in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de bepalingen die voor jeugdigen gelden (artikel 77c Sr). De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak overeenkomstig de adviezen dit jeugdstrafrecht ook toe te passen en het ingezette begeleidingskader voort te zetten, door een forse voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen conform de adviezen. De voorwaardelijke straf is nodig om de verdachte te blijven motiveren mee te werken aan de behandeling en begeleiding die nodig is. Het dragen van een enkelband zal de rechtbank ook verplicht opleggen, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht ter controle op de sociale contacten van de verdachte en haar activiteiten buitenshuis. Dat levert een forse vrijheidsbeperking op, maar gelet op het belang dat de maatschappij heeft bij het voorkomen van ernstige strafbare feiten, vindt de rechtbank dat niet disproportioneel.
Alles afwegend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie goed passen bij deze zaak en deze verdachte. Zij zal die eis dus volgen en aan de verdachte 450 dagen jeugddetentie opleggen, waarvan de duur van de voorlopige hechtenis moet worden afgetrokken, zodat een voorwaardelijk deel van 213 dagen jeugddetentie overblijft met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden verbinden.
Het is nu aan de verdachte haar leven te beteren. Doet zij dit niet en zal zij wederom in aanraking komen met justitie, dan is de kans zeer groot dat de rechtbank minder coulant dan thans zal zijn.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.358,72 ter zake van feit 1, waarvan € 5.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.290,27 ter zake van feit 1, waarvan € 5.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De officier van justitie acht de vorderingen toewijsbaar en heeft gevorderd dat de verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de schade, waarbij ook de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vorderingen af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vorderingen af te wijzen. Die vorderingen hadden volgens de raadsman bij de curator van de verdachte moeten worden ingediend en kunnen niet in de strafzaak worden behandeld.
De rechtbank deelt die conclusie niet. Een vordering tot schadevergoeding in een strafzaak moet volgens artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering worden ingediend door opgave van de vordering en de onderbouwing daarvan bij de officier van justitie, via een door de minister vastgesteld formulier. Dat hebben de benadeelde partijen ook gedaan in deze zaak. Ter terechtzitting kan zelfs nog mondeling een vordering worden ingediend, volgens lid 3 van deze bepaling.
Er is geen rechtsregel die bepaalt dat de vordering in geval van een onder curatelestelling van een verdachte aan diens curator moet worden gericht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de vordering af te wijzen, om reden dat de verdachte onder curatele is gesteld.
Zij is verder van oordeel dat uit de recente jurisprudentie van de Hoge Raad (gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2021:140) ten aanzien van de bepaling van artikel 51f, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden afgeleid dat een verdachte in een strafzaak niet vertegenwoordigd of bijgestaan hoeft te worden door de curator ter verdediging tegen de vordering. De rechtbank ziet niet in waarom in het kader van de vordering tot schadevergoeding in het strafproces aan de curator een ander positie moet worden toegekend dan die aan een bewindvoerder wordt toegekend, zoals in voornoemd arrest aan de orde was, wiens tegenwoordigheid niet wordt vereist in het strafproces.
De vordering van [slachtoffer 1] is inhoudelijk niet door de verdediging betwist en genoegzaam onderbouwd, zodat de schadevergoeding in beginsel kan worden toegekend. De rechtbank is ook van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte samen met haar mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, opdat de Staat de vordering ten behoeve van de slachtoffers kan innen.
De vordering van [slachtoffer 2] is inhoudelijk niet door de verdediging betwist en genoegzaam onderbouwd, zodat de schadevergoeding in beginsel kan worden toegekend. Daarbij overweegt de rechtbank ambtshalve nog dat, hoewel dit slachtoffer geen letsel heeft opgelopen, de aard en ernst van de normschending in combinatie met de gevolgen die het slachtoffer heeft beschreven in de onderbouwing, meebrengen dat een aantasting van de persoon op andere wijze kan worden aangenomen (overeenkomstig artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek).
De rechtbank is verder van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte samen met haar mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, opdat de Staat de vordering ten behoeve van de slachtoffers kan innen.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De verdachte heeft de onderhavige feiten gepleegd terwijl zij in de proeftijd liep van twee onherroepelijke veroordelingen tot (deels) voorwaardelijke straf. Bij vonnis van de kinderrechter van 21 november 2018 is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren (parketnummer 02.183220.18). Bij vonnis van de politierechter van 19 oktober 2020 is de proeftijd van die voorwaardelijke veroordeling verlengd en is de verdachte opnieuw veroordeeld, tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uur met een proeftijd van 2 jaren (parketnummer 03.192113.20).
Voorwaarde was telkens dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten mag plegen gedurende de proeftijd. De proeftijden waren nog lang niet ten einde gekomen, toen de onderhavige feiten werden gepleegd. De officier van justitie heeft daarom gevorderd dat die straffen alsnog ten uitvoer worden gelegd. De raadsman heeft zich niet verzet tegen het ten uitvoer leggen van de 50 uren taakstraf van het vonnis van 21 november 2018. Ten aanzien van de andere veroordeling zou de proeftijd moeten worden verlengd.
De rechtbank oordeelt als volgt. De vorderingen voldoen aan de wettelijke vereisten. De rechtbank stelt vast dat de verdachte in de proeftijd van voornoemde vonnissen strafbare feiten heeft gepleegd. De consequentie is dan dat een verdachte de voorwaardelijk opgelegde straffen alsnog moet uitvoeren en de rechtbank ziet geen reden in deze zaak van dit uitgangspunt af te wijken. Bovendien is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het uitvoeren van de taakstraffen kan bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte, nu de jeugdreclassering heeft aangegeven dat de verdachte op zoek is naar werk en het uitvoeren van een taakstraf daar goed bij aansluit.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft op 25 februari 2021 de voorlopige hechtenis bevolen en die voorlopige hechtenis is met ingang van 6 oktober 2021 geschorst onder voorwaarden. Nu de rechtbank de verdachte veroordeelt tot een straf die geen verdere detentie met zich mee zal brengen, zal zij het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
de veroordeelde zal zich blijven melden bij De William Schrikker Stichting Jeugdreclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan en werkt samen met de begeleiding vanuit Exodus, Leger des Heils, curator, jobcoach en de jeugdreclassering, dan wel een andere, opvolgende begeleidende instelling die De William Schrikker Stichting Jeugdreclassering aangewezen acht. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van haar begeleiders;
de veroordeelde zal verblijven bij Exodus of op een andere plaats die De William Schrikker Stichting Jeugdreclassering aanwijst, waarbij de jeugdreclassering zolang zij dat nodig acht gebruik mag blijven maken van een elektronisch controlemiddel om zicht te kunnen houden op haar sociale contacten en activiteiten buitenshuis;
e veroordeelde geeft haar begeleiders inzicht in haar sociale contacten;
de veroordeelde levert zolang Exodus en de jeugdreclassering het nodig achten haar telefoon in de avonduren in bij de begeleiding;
de veroordeelde werkt mee aan een behandeltraject gericht op het verwerken van haar verleden en gedragsstoornis;
de veroordeelde komt afspraken met de psychiater na;
de veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding;
de veroordeelde gebruikt geen lachgas, alcohol en/of drugs en werkt mee aan controle daarop door middel van urinecontroles;
  • geeft aan voornoemde jeugdreclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
De vorderingen tot tenuitvoerlegging
  • gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de kinderrechter van 21 november 2018 met parketnummer 02.183220.18, te weten
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen;
  • gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de politierechter van 19 oktober 2020 met parketnummer 03.192113.20, te weten
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
De voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
zij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, omstreeks 01.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning, gelegen aan de [adres 1] te Kerkrade, een smartphone (een iPhone X) en/of drie jassen (van het merk Canadian Goose en/of Moose Nuckle) en/of een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een ruit en/of voordeur van genoemde woning te forceren/vernielen en/of (vervolgens)
- die woning binnen te dringen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te houden en/of (vervolgens))
- tegen die [slachtoffer 2] te roepen/schreeuwen/zeggen: "Vieze hoer, ik knal je overhoop, ik schiet je af" en/of (vervolgens)
- met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- een hamer aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen;
feit 2
zij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten (een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp(en) dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op (een) wapen(s) geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was/waren, namelijk:
- een gasdrukwapen in de vorm van een revolver, (onder meer) voorzien van de inscripties M&P R8, Cal.177 (4.5mm), Licensed trademark of smith of wesson corp., en/of
- een gasdrukwapen in de vorm van een pistool, (onder meer) voorzien van de inscripties Colt, F press S, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, Einddossier Onderzoek Aaldonk, proces-verbaalnummer 31, documentcode LB2R021019, gesloten d.d.19 mei 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 489.
2.Het proces-verbaal aangifte, p. 52.
3.De geneeskundige verklaring, p. 71.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 62 en 63.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 56 en 57.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 104.
7.Het proces-verbaal aangifte, p. 73 en 74.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 145.
10.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 350.
11.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [woonplaats] ), p. 155 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 306.
12.Het verslag van binnentreden in woning, p. 196 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 207 en 208.
13.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de op pagina nr. 1 van dit proces-verbaal vermelde voorwerpen, p. 234 en 235.
14.Het proces-verbaal i.v.m. aanhouding (videoconferentie), p. 471.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 479 en 480
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 483, 484 en 485.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 451.