Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Bespreking van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
2 februari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verleiding van een 16-jarige jongen met een verstandelijke beperking door een 48-jarige verdachte, in strijd met artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, wiens vermogen onder bewind is gesteld en die onder een schuldsaneringsregeling valt, heeft in cassatie aangevoerd dat hij niet zelfstandig kan procederen tegen de vordering van de benadeelde partij, maar dat hij vertegenwoordigd moet worden door zijn bewindvoerder. De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting dat de verdachte niet zelfstandig kan procederen geen steun vindt in het recht. De bepalingen van bijstand of vertegenwoordiging die gelden in burgerlijke zaken zijn niet van toepassing in strafzaken. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel kan worden omgezet in gijzeling van gelijke duur. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof voor zover deze betrekking heeft op de vervangende hechtenis, maar verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de zelfstandigheid van de verdachte in strafprocedures, ook wanneer hij onder bewind staat en een schuldsaneringsregeling heeft.